‘Jan Hoet brak de museummuren open’

PHILLIP VAN DEN BOSSCHE MET JAN HOET 'Jan dacht altijd in tentoonstellingen.' © Mu.ZEE Oostende
Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Dezer dagen verschijnt het boek De Luchtkunstenaar Jan Hoet van Jan Haerynck, gebaseerd op twaalf spraakmakende tentoonstellingen. Op het moment van zijn dood werkte Hoet aan de expo De Zee in het Oostendse Mu.ZEE. Directeur Phillip Van den Bossche blikt terug op de samenwerking.

Wat had Jan Hoet over de zee te vertellen, en hoe stelde hij zich de expo De Zee voor?

PHILLIP VAN DEN BOSSCHE: Jan maakte daar geen verschil tussen: hij dacht in tentoonstellingen. Hij had op voorhand geen kant-en-klaar beeld voor ogen van hoe de expo er moest uitzien – hij werkte graag in dialoog – maar hij had wel een vertrekpunt: de golven, de vagues van Gustave Courbet. Dat was voor hem een nieuw beginpunt in de kunstgeschiedenis: niet zozeer de zee maar de golf, als een soort protagonist, een enthousiasmerende persoonlijkheid.

In de zeven maanden dat we konden samenwerken kreeg ik het gevoel dat hij de tentoonstelling in Oostende zag als het sluitstuk van een triptiek over het geestelijke. Na Sint-Jan in de Gentse kathedraal en na Middle Gate over kunst en psychiatrie, in Geel.

Waaruit leidde u dat af?

VAN DEN BOSSCHE: Ik heb het niet met hem kunnen bespreken, het kwam bij me op door zijn correspondentie met de Amerikaanse kunstenaar James Lee Byars. Die gebruikt de beweging van eb en vloed als een metafoor van leven en dood en de eeuwige terugkeer in de natuur.

Was het moeilijk om uw visie over De Zee af te stemmen op die van Hoet?

VAN DEN BOSSCHE: Om te beginnen deelden we een fascinatie voor Joseph Beuys – in Mu.ZEE bereiden we trouwens een project voor rond Beuys en zijn relatie met Oostende. Zo hebben Jan en ik elkaar gevonden. We gingen op zoek naar tegenstellingen. Ik liet merken dat ik graag een link wou leggen tussen de zee en de stedelijkheid, wat het unieke parfum van Oostende is. Dat heeft de keuze van de werken meebepaald: Ed Ruscha, John Baldessari, Belgian Blues van Thomas Schütte…

Wat hebt u als tentoonstellingsmaker van Jan Hoet geleerd?

VAN DEN BOSSCHE: De bevoorrechte positie om met hem te kunnen samenwerken, heeft me zeker dingen bijgebracht. Jan dacht niet alleen in tentoonstellingen, hij dacht ook in topstukken. Dat viel me op wanneer hij bij het wandelen door de zalen er telkens één werk uitpikte en uitriep: ‘Dat is het!’ Het was ook moeilijk om niet onder de indruk te komen van zijn speelsheid en zijn avontuurlijkheid, en van zijn zin voor risico in het selecteren van heel jonge kunstenaars.

Welke van zijn tentoonstellingen hebben de meeste indruk op u gemaakt?

VAN DEN BOSSCHE: Hij heeft veel mijlpalen gemaakt, maar voor mij sprong Documenta in 1992 in Kassel er toch uit. Het was in de zomer voor mijn laatste jaar kunstgeschiedenis, en Jans keuze van kunstenaars heeft mij mee gevormd. Het rare was dat hij heel lang niet overtuigd was dat de Documenta zijn beste tentoonstelling was – hij vond ze veel te complex om te maken. Maar na al die jaren ben ik nog altijd getroffen door zijn enorme vrijgevigheid tegenover de kunst van de jaren tachtig, begin negentig: het potentieel van wat kunst kan zijn, het openbreken van de museummuren, altijd opnieuw.

Expo ‘De Zee’, vanaf 25/10 in Mu.ZEE, Oostende

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content