Patrick Martens

In Vlaanderen wordt er veel over gepraat, in Nederland bestaan ze: islamitische scholen. De Nederlandse inspectie van Onderwijs heeft in haar nieuwe rapport ‘Islamitische scholen en sociale cohesie’ een aantal zeer kritische opmerkingen.

Wie een idee wil lanceren om een pittige discussie uit te lokken, moet dat vooral doen in het onderwijs. De kans dat ‘wordt geraakt’ aan verworven rechten, geïnstitutionaliseerde belangen, ingewikkelde wetgeving en andere ongeschreven onderwijsregels is bijzonder groot. Bovendien zijn er telkens weer genoeg woordvoerders – van inrichtende machten, overkoepelende instanties, vakbonden, schooldirecties, ouderverenigingen, studentenorganisaties, universiteiten en politieke partijen – die hun mening willen ventileren. Maar op de dagelijkse praktijk in de scholen heeft al die opwinding meestal weinig of geen invloed. Het is strovuur. De debatten laaien snel en fel op, maar ze doven even vlug weer uit.

VRIJHEID VAN ONDERWIJS

Goed drie weken geleden was het andermaal zo ver. Tijdens een bezoek aan de Erasmushogeschool in Brussel, waar hij samen met enkele collega’s wilde nagaan hoe 14 allochtone studenten van de lerarenopleiding dit academiejaar het vak islamitische godsdienst onder de knie proberen te krijgen, opperde onderwijsdeskundige en fractievoorzitter van Agalev in het Vlaams parlement Ludo Sannen dat katholieke scholen die allochtone leerlingen inschrijven ook islamonderricht moeten aanbieden. Een maand eerder had hij daarover in het debat over de Septemberverklaring van de Vlaamse regering ook een uitspraak gedaan, weliswaar in vragende vorm. ‘Waarom zouden vrije scholen niet mee hun verantwoordelijkheid opnemen in de strijd tegen het islamisme en islamonderricht toelaten opdat allochtone kinderen niet naar koranscholen hoeven te gaan?’

Sannen kreeg toen geen antwoord. De reacties op zijn nieuwe voorzet lieten evenwel niet lang op zich wachten. Vlaams minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) schaarde zich achter het idee, maar herinnerde er ook aan dat ze vrije scholen ter zake nergens toe kan verplichten. De CD&V riep hetzelfde grondwettelijke argument (vrijheid van onderwijs) in om tegengas te geven, hoewel haar onderwijsspecialist in het Vlaams parlement, Luc Martens, enige ruimte liet. ‘Als een school wil kiezen voor islamonderricht, dan moet ze dat kunnen doen. Als ze die keuze niet wil maken, dan moet dat ook mogelijk zijn’, zei Martens.

Voor kardinaal Godfried Danneels was ook dat een brug te ver. Hij verwoordde de beleidslijn die de Erkende Instantie Rooms-katholieke Godsdienst al meer dan vijf jaar volgt: in katholieke scholen is er geen plaats voor islamitisch godsdienstonderwijs, maar wordt in het vak godsdienst wel de nadruk gelegd op communicatie met anders-gelovigen en op religieuze verscheidenheid. Die stelling werd herhaald door kanunnik André De Wolf, de directeur-generaal van het Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs. ‘Wie bij ons komt, weet wat hij kan verwachten. Dat geldt ook voor allochtone ouders’, aldus De Wolf.

Deze afwijzing lokte reactie uit aan de andere zijde van het spectrum, waar gepleit wordt voor aparte islamitische scholen. Abou Jahjah en zijn Arabisch-Europese Liga lieten luid van zich horen, maar bijvoorbeeld ook voorzitter M’hamd El Massoudi van de Unie van Moskeeën en Islamitische Verenigingen van Antwerpen beschouwde een islamitisch onderwijsnet in dit blad (Knack 23/10/02) als een mogelijke optie. Dat deed ook Vlaams parlementslid Chokri Mahassine (SP.A). Voor eigen rekening zei hij te begrijpen dat het katholiek onderwijs geen islamonderricht wil aanbieden. ‘De islam is tenslotte een andere godsdienst. Het is als het ware concurrentie’, aldus Mahassine in Het Belang van Limburg. Islamitische scholen zouden volgens hem wel de Vlaamse onderwijsregels moeten volgen en de lessen zouden in het Nederlands moeten worden gegeven door hier opgeleide leerkrachten.

DEMOCRATISCHE RECHTSORDE

Het Vlaamse departement van Onderwijs kreeg nog nooit een verzoek om erkenning en subsidiëring van een islamitische school. En misschien is dat goed, want dan kan er eerst nog iets worden geleerd van de situatie in Nederland.

Daar werden in 1998 de eerste islamitische scholen opgericht en erkend. Een hoge vlucht nam dat initiatief niet. Bijna 15 jaar later zijn er 35 islamitische basisscholen en twee islamitische scholen voor voortgezet of secundair onderwijs. Samen bereiken ze ongeveer 9000 leerlingen (op een totaal van 1,6 miljoen kinderen en jongeren, verspreid over 7019 basisscholen en 574 middelbare scholen). Dat er nog eens zes nieuwe basisscholen zullen starten, verandert niet veel aan het aandeel van het islamitisch onderwijs in Nederland.

Maar in het kielzog van de terreuraanslagen op 11 september vorig jaar in de Verenigde Staten, trokken de 37 bestaande islamitische scholen wel de aandacht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Die binnenlandse veiligheidsdienst in Nederland pakte in februari uit met een rapport over ‘De democratische rechtsorde en islamitisch onderwijs, buitenlandse inmenging en anti-integratieve tendensen’. De AIVD deed geen onthutsende vaststellingen over een bedreigde rechtsorde, maar zag ‘zorgelijke aspecten’, zoals de invloed van radicale figuren in de schoolbesturen en het feit dat een aantal leerkrachten niet hoog wegloopt met het idee van integratie.

De publicatie van het AIVD-rapport viel samen met berichten in de Nederlandse media over een radicalisering in het islamitisch onderwijs. In die sfeer kreeg de Nederlandse inspectie van onderwijs de opdracht om te onderzoeken of de betrokken scholen genoeg op integratie gerichte inspanningen leveren voor hun leerlingen van Marokkaanse (45 procent), Turkse (35 procent), Surinaamse of een andere afkomst.

De inspectie moest onder meer letten op de Nederlandse taalbeheersing, de begeleiding van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen, het godsdienstonderwijs, de verhouding tussen schoolbesturen en -directies, de ouderparticipatie en de contacten met andere scholen en instanties. Eind oktober bezorgde ze haar verslag over ‘Islamitische scholen en sociale cohesie’ aan de nieuwe minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Maria van der Hoeven (van het christen-democratische CDA).

De minister nam in een brief aan de Nederlandse Tweede Kamer de ‘algemene positieve conclusie’ van de inspectie over. En dat is opmerkelijk, want dat besluit staat enigszins haaks op een aantal zeer kritische opmerkingen. Zo scoren de islamitische scholen inzake ‘het pedagogisch klimaat’ onder het Nederlandse gemiddelde. Dezelfde waarneming geldt voor de ouderbetrokkenheid en de professionaliteit van de leerkrachtenteams. Een groot knelpunt is voorts dat de schoolleiding weinig weet over de inhoud van het islamonderricht en van het ‘onderwijs van allochtone levende talen’ (of het ‘oalt’ dat midden 2004 wordt stopgezet en goed is voor maximaal 100 lesuren per schooljaar). Voor het godsdienstonderwijs zijn er ernstige bedenkingen bij de pedagogisch-didactische invulling, terwijl in bijna de helft van de scholen sinds 1 augustus een aantal ‘oalt-leerkrachten’ geen les meer mag geven omdat ze geen Nederlands kennen. Een probleem is ook dat de samenstelling van de schoolbesturen te veel verandert en dat de bestuurders alsmaar op zoek zijn naar nieuwe directeurs. In juli hadden 15 scholen zelfs geen directie.

Het verslag van de onderwijsinspectie plaatste de coalitiepartners CDA en de liberale VVD ondertussen tegenover elkaar. De VVD wil dat de islamitische scholen en hun godsdienstonderwijs strenger worden gecontroleerd. Het CDA is ter zake veel terughoudender en zit op dezelfde golflengte als zijn onderwijsminister die vergoelijkend spreekt over de problemen van de islamitische scholen. ‘Op zichzelf is dat niet verwonderlijk gezien de jonge bestaansgeschiedenis van het islamitisch onderwijs’, meent Van der Hoeven. Zij heeft stappen aangekondigd om ‘een goede godsdienstmethode’ te ontwikkelen en ‘de bestuurscultuur’ van de scholen te verbeteren. Bij de Algemene Onderwijsbond wordt haar houding zo uitgelegd: ‘Als er wordt geknaagd aan de autonomie en de rechten van de islamitische scholen, dan zou dat ook wel eens kunnen gebeuren met bijvoorbeeld de protestants-christelijke scholen. En dat kan een CDA-minister niet maken. De grondwettelijk verankerde godsdienstvrijheid en vrijheid van onderwijs wegen zwaar door in het debat.’

Ook in Vlaanderen is dat laatste niet te vermijden in de afwegingen die worden gemaakt over een uitbreiding van het islamonderricht naar alle scholen van alle onderwijsnetten enerzijds en anderzijds de oprichting van aparte islamitische scholen.

ACTIEF PLURALISME

Totnogtoe spitste de discussie zich vooral toe op de plaats en de integratiefunctie van het islamitisch godsdienstonderwijs. De islam werd in 1974 een erkende godsdienst in ons land en daardoor meteen een levensbeschouwing die, naar het voorbeeld van katholieke of joodse scholen, aan de basis kan liggen van een eigen onderwijsnet. Maar zelfs de aanzet daartoe ontbrak tot nu toe. In België is er slechts één erkende islamitische school, de Ghazali-basisschool in Brussel die wordt gesubsidieerd door de Franstalige Gemeenschap.

In 1978 werd het islamonderricht ook formeel erkend door een amendering van de schoolpactwetten. Het katholiek onderwijs zocht aanvankelijk een compromis tussen een principiële opstelling (in katholieke scholen wordt alleen katholieke godsdienst gegeven) en een praktisch standpunt (een bisdom kan toelaten dat in een katholieke school met veel allochtone leerlingen de islam wordt onderricht). Maar van 1996 af schroefde de Erkende Instantie Rooms-katholieke Godsdienst die pragmatische houding terug (momenteel kunnen allochtone leerlingen nog in 22 katholieke scholen islamonderricht volgen). Ze werd definitief geruild voor het principe dat ‘in het katholiek onderwijs voortaan enkel rooms-katholieke godsdienst, in een communicatieve versie, wordt aangeboden’. Voor dat vak hebben de katholieke scholen sinds vorig schooljaar een nieuw leerplan.

De recente stellingname van kardinaal Danneels over het islamonderricht was dus alleszins niet nieuw. Ze verklaart mee de huidige spreiding van het islamitisch godsdienstonderwijs over scholen en netten (zie grafiek). Het officieel onderwijs moet dat onderricht aanbieden en schakelt daarvoor momenteel een 250-tal erkende leerkrachten in. Vrije scholen kunnen zich beroepen op de vrijheid van onderwijs om hun ‘eigen opvoedkundig project’ gestalte te geven, zonder islam- onderricht.

Die vrijheid is zowat onbegrensd bij de organisatie van de zes erkende levensbeschouwelijke vakken (rooms-katholiek, islamitisch, joods, protestants, orthodox en niet-confessioneel). Het gaat dan bijvoorbeeld over de aanstelling van de betrokken leerkrachten, de inspectie van hun lessen en de leerplannen die ze moeten volgen. Voor het islamitisch godsdienstonderwijs was daarvoor de voorbije vier jaar de moslimexecutieve verantwoordelijk. In de toekomst wordt dat voor het Vlaams onderwijs een taak van de vzw Islam Vlaanderen. Aysel Bayraktar, lid van en onderwijsverantwoordelijke bij de moslimexecutieve: ‘We hebben van 1998 af werk gemaakt van een beter statuut van de islamleerkrachten en van een nieuw leerplan. In de komende periode moeten we dringend een eigen inspectieteam op de been brengen en meer islamleerkrachten aanstellen. Als we alle vragen van de scholen willen beantwoorden, zijn er zeker 40 extra nodig.’

Bayraktar doet zelf geen uitspraak over de zin van aparte islamitische scholen. In Nederland blijkt de behoefte alvast niet zo groot als sommigen daar 15 jaar geleden voorspelden. Bayraktar merkt wel op dat de vraag naar islamitische scholen groter is bij de Marokkaanse dan bij de Turkse gemeenschap. Mogelijk spelen daarbij twee samenvallende factoren een rol: de stijgende frustratie over een gebrekkige doorstroming in het onderwijs van kinderen en jongeren uit Marokkaanse gezinnen, en een groeiende middenklasse die sociaal-economisch integreert, maar de behoefte heeft om zich ‘cultureel te markeren’.

Van Agalev-parlementslid Ludo Sannen krijgt Bayraktar intussen steun voor de oprichting van een faculteit islamitische godsdienstwetenschappen aan een Vlaamse universiteit. Die zou dan imams en islamleerkrachten voor het secundair onderwijs kunnen opleiden. Sannen gaat daarom een resolutie in het Vlaams parlement indienen. Hij pleit er ook voor om het vak islamitisch godsdienstonderwijs meer op te nemen in de lerarenopleiding (de Erasmushogeschool in Brussel is met haar aanbod uniek). Andere punten van de resolutie slaan op een actief pluralisme in het officieel onderwijs (Sannen vindt het bijvoorbeeld onzinnig dat een allochtone leerkracht wel een hoofddoek mag dragen tijdens het islamonderricht, maar niet tijdens andere lessen) en voorts op stappen om vrije scholen te stimuleren om toch islamonderricht aan te bieden. ‘Katholieke scholen hechten terecht veel belang aan de religieuze dimensie van het leven. Waarom zouden ze dan geen ruimte voor islamonderricht laten? Als vrije én officiële scholen meer openheid tonen, valt de behoefte aan islamscholen weg’, aldus Sannen.

Allicht gaat minister Vanderpoorten mee in die gedachtegang omdat ze vindt dat islamscholen de integratie niet ten goede komen. Ze beloofde trouwens twee jaar geleden al, toen er veel commotie was ontstaan over het schrappen van islamonderricht in een aantal katholieke basisscholen in Limburg, nieuwe maatregelen.

Haar Nederlandse collega Van der Hoeven houdt intussen zelf ook een opvallende slag om de arm. Haar onderwijsinspectie moest nagaan of islamitische scholen de integratie van allochtone leerlingen bevorderen. In haar brief aan het Nederlandse parlement schrijft ze dat ‘van een meerderheid van de islamitische scholen kan worden vastgesteld dat ze de integratie niet belemmeren‘.

Patrick Martens

Voor kardinaal Danneels is er in katholieke scholen geen plaats voor islamitisch godsdienstonderwijs.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content