In ‘So you think you’re human’, een boeiend en uitdagend essay over ‘de mensheid’, stelt de Spaanse historicus Felipe Fernandez-Armesto meer vragen dan hijzelf kan beantwoorden. Een gesprek over de gevaren van massahysterie, de voordelen van pessimisme en de onterechte vanzelfsprekendheid van onze morele definities. ‘We hebben de Rechten van de Mens, maar het probleem is: we leven ze niet na.’

Felipe Fernandez-Armesto, ‘So you think you’re human?’, Oxford University Press, 190 blz.

Vooruitgang? ‘Welnee’, zegt hij. ‘Soms gaat het op bepaalde plaatsen tijdelijk wat beter, en dan weer wat slechter, daar komt het uiteindelijk toch op neer. De geschiedenis van de mensheid is duidelijk genoeg: vooruitgang is niet iets onvermijdelijks. Technologisch gezien gaan we erop vooruit, maar in moreel opzicht? Het zou erg moeilijk zijn om dat hard te maken.’

Felipe Fernandez-Armesto is hoogleraar global environmental history aan de Londense universiteit. Hij publiceert zowel dikke standaardwerken – zoals Millennium, een geschiedenis van de mensheid in de afgelopen duizend jaar – als minuscule denkoefeningen – zoals Truth, een beknopte geschiedenis van het begrip ‘waarheid’. Zopas verscheen zijn nieuwste kleinood, een bijzonder boeiend en prikkelend essay over de geschiedenis van de mensheid. Niet van de menselijke soort, maar van het idee ‘mensheid’, humanity. De titel is keurig verdeeld over voor- ( So you think you’re human?) en achterplat ( Think again… ).

Onze soort wordt bedreigd, stelt hij, niet door een planetaire catastrofe, maar door een ‘conceptuele crisis’. Want wat is dat eigenlijk, de mens? We weten het niet, aldus Fernandez-Armesto. Oké, we hebben onze morele grenzen al een eind verlegd, we weten inmiddels dat niet alleen blanken, maar ook zwarten, aborigines en indianen mensen zijn. We weten dat er geen enkele wetenschappelijke basis is voor welke vorm van racisme dan ook. We hebben, kortom, wel enige morele vooruitgang geboekt in vergelijking met pakweg honderd, of zestig, jaar geleden. We beschikken zelfs over de Rechten van de Mens.

Maar wat doen we met chimpansees, gorilla’s, bonobo’s? Nemen we die ook op in onze ‘morele gemeenschap’, zoals de initiatiefnemers van The Great Ape Project zouden willen? Wat doen we met de Neanderthalers, een doodgelopen zijweg in ons evolutionaire traject? Nemen we die met terugwerkende kracht op in onze morele stamboom? Hoe meer we leren over onze biologische verbondenheid met andere wezens, hoe moeilijker het wordt om onszelf als een unieke soort te blijven beschouwen. Die morele grens kan nog een tijdje blijven schuiven.

Zelfs binnen onze eigen soort zijn we nog altijd selectief in het toekennen van morele rechten, stelt hij vast. Wat doen we met het ongeboren leven? Met de stervenden? Met de mensen die zijn veroordeeld tot een vegetatieve staat? Hebben we het recht om hen de zo moeizaam bevochten ‘onschendbaarheid’ van het menselijk leven te ontzeggen?

De vraag of een embryo of foetus rechten heeft, is niet alleen de inzet van een debat over abortus. Het is al gebeurd dat zwaar gehandicapte kinderen procedeerden omdat ze vonden dat ze het recht hadden om niet geboren te worden. En een Franse vrouw die door een medische fout haar kind had verloren, stapte een paar jaar geleden naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omdat ze haar gynaecoloog wilde vervolgen voor doodslag.

Vijf weken geleden maakte het Hof bekend dat het zich over deze kwestie niet wil uitspreken. Volgens de rechters bestaat er ‘geen Europese consensus over de wetenschappelijke en wettelijke definitie van het begin van het leven’. Mocht het Hof zich wel hebben uitgesproken, dan had dat serieuze consequenties kunnen hebben voor de abortuswetgeving in heel wat Europese landen: als artikel 2 uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het recht op leven) van toepassing is op ongeboren leven, dan dreigt abortus opnieuw illegaal te worden. De conceptuele crisis waar Fernandez-Armesto het over heeft, is al volop losgebarsten.

Hoe lossen we die crisis op?

FELIPE FERNANDEZ-ARMESTO: Ik heb natuurlijk geen kant-en-klare oplossing. Maar dat we er nog niet uit zijn, is duidelijk. Merkwaardig genoeg kunnen we sinds kort op een heel eenvoudige manier wetenschappelijk onderzoeken, meten zeg maar, wie mens is en wie niet: we hebben het menselijk genoom. Ons concept van de mensheid is dus kwantificeerbaar geworden. Maar met een wetenschappelijke test kom je nog niet ver. Het genoom zegt iets over het bijzondere aan de mens, maar dat geeft je nog niet het recht om daar de morele grens te trekken. Het genoom is een fysieke eigenschap, maar geen benen hebben is ook een fysieke eigenschap. Mag je daarom iemand zonder benen zomaar vermoorden? En als we morgen een Neanderthaler op straat zouden tegenkomen, hebben we dan het recht om hém te vermoorden, omdat zijn genoom een heel klein beetje verschilt van het onze? Een chimpansee? En een ongeboren baby? Is een embryo geen mens? Volgens het genetische criterium duidelijk wel.

Maar nog geen ‘persoon’, vinden de meeste ethici.

FERNANDEZ-ARMESTO: Daar ben ik niet van onder de indruk. We hebben allerlei criteria bedacht waardoor we een embryo als een imperfect menselijk wezen kunnen bestempelen. Die zijn mij evenwel veel te vaag: ik ben er niet van overtuigd dat je een embryo of foetus gewoon kunt weggooien omdat het nog geen persoon zou zijn. Het doet mij te veel denken aan argumenten die vroeger ook werden gebruikt om bepaalde mensen uit te sluiten van bepaalde rechten, omdat ze niet de juiste huidskleur hadden, bijvoorbeeld.

Volgens de Australische moraalfilosoof Peter Singer is hét doorslaggevende argument dat een embryo nog niets voelt, en dus ook nog niet kan lijden.

FERNANDEZ-ARMESTO: Dat komt op hetzelfde neer: Singer sluit sommige wezens uit van onze morele gemeenschap omdat ze bepaalde eigenschappen niet of nog niet hebben – ze zijn nog geen ‘persoon’, ze kunnen geen pijn voelen… En zodra je daarmee begint, staat de deur open om ook andere eigenschappen doorslaggevend te vinden. Wat houdt u tegen om ook mensen die geen benen hebben, of dement zijn, of geen Belg zijn, niet langer een onschendbaar recht op leven toe te kennen?

Singer is toch de filosofische grondlegger van de dierenrechtenbeweging en pleitbezorger van The Great Ape Project? Ook hij wil onze morele gemeenschap zo ruim mogelijk definiëren.

FERNANDEZ-ARMESTO: Precies. (lacht) Ik probeer gewoon de logica door te trekken. Al kan ik niet zoveel met het ethische utilitarisme van Singer: volgens hem moeten we de totale hoeveelheid pijn verminderen en de totale hoeveelheid genot verhogen. Maar pijn en genot kun je niet los van mekaar zien! Soms is lijden een mogelijkheidsvoorwaarde om te kunnen genieten.

Hebben uw twijfels over abortus iets te maken met het feit dat u gelovig bent?

FERNANDEZ-ARMESTO: Helemaal niet, al is dat uiteraard een gedroomd argument voor wie het met mij oneens is. Ik ben katholiek, een risico dat inherent is aan mijn nationaliteit, ik ben geboren in Spanje. Ik beschouw de traditionele rechten en plichten van de katholieke kerk als een heel kostbaar erfgoed. Het is een zegen in mijn leven, en dat wil ik ook graag doorgeven aan mijn kinderen. Ik ga ook naar de kerk, om deel te hebben aan het sacrament van de eucharistieviering. Er zijn nogal wat mensen die er plezier in hebben om katholieken te haten, daarom kom ik er graag voor uit – ik wil hen dat plezier niet ontnemen. (lacht) Maar voor alle duidelijkheid: mijn twijfels over de status van het embryo hebben niets te maken met katholieke vooroordelen of dogma’s. Het is niet omdat ik katholiek ben, maar omdat ik mens ben. Ik wil de ongeborenen het recht op leven niet ontzeggen, omdat ik zelf ooit ongeboren ben geweest. En ik ben blij dat niemand mij het recht op leven heeft ontzegd.

Beschouwt u het leven als een geschenk?

FERNANDEZ-ARMESTO: Ik weet niet of het helpt om zulke begrippen te gebruiken. Dan wordt het een religieuze discussie en voor mij heeft het niets te maken met religie. Ik ben perfect in staat om met de kerk van mening te verschillen, ik doe dat zelfs geregeld, ik ben in staat om rationeel en zelfstandig na te denken. Ik beschik over een soeverein intellect en geweten. In dit debat staat voor mij een heel praktische, ethische vraag centraal: wie mag leven en wie moet sterven? Ik wil die vraag zo inclusief mogelijk beantwoorden, door de morele gemeenschap die wij mensheid noemen, zo breed mogelijk te definiëren. We zijn nogal zelfgenoegzaam soms, alsof we aan het einde zijn gekomen van een lange weg naar morele superioriteit. Die vanzelfsprekendheid wil ik ter discussie stellen.

Maakt u zich zorgen over de legalisering van euthanasie in steeds meer landen?

FERNANDEZ-ARMESTO: Absoluut. Ik ben sowieso geen groot voorstander van wetten. Ik denk ook niet dat wetten zoveel invloed hebben op het gedrag van mensen. (lacht) Tenzij de Belgen misschien toevallig erg gezagsgetrouwe mensen zouden zijn? Ik wil ook niet dat wetten worden gebruikt om mensen te vervolgen die naar eer en geweten het lijden van mensen proberen te verzachten door hen te assisteren bij zelfmoord of, als ze daar zelf niet meer toe in staat zijn, uit hun lijden te verlossen op de manier die ze zelf wensen. Ik wil ook geen vrouwen vervolgen die een abortus laten uitvoeren, of dokters die zulke ingrepen op een gewetensvolle manier uitvoeren. Maar als de wetgeving wordt versoepeld, wijst dat op een verandering in onze sociale waarden. Niet in de richting van een bredere, maar van een smallere morele gemeenschap. En dan is de logica helemaal zoek.

Hebben mensen behalve een recht om te leven ook geen recht om te sterven?

FERNANDEZ-ARMESTO: Uw recht om te sterven is niet echt een recht, het is een gevolg van het leven. Dus om dat recht te hebben, moet u eerst in leven zijn. Om mensen het recht om te sterven toe te kennen, moet je hen – paradoxaal genoeg – eerst en vooral het recht om te leven geven. Zodra je een einde maakt aan dat leven, schend je dat recht. (lacht) Ingewikkeld, ik weet het. Het mag duidelijk zijn dat ik hier geen vlotte, simpele antwoorden uit mijn mouw kan schudden. En nogmaals, ik heb alle mogelijke sympathie voor goedmenende mensen die abortus of euthanasie uitvoeren om het lijden van anderen te verlichten.

Hoewel u pleit voor morele vooruitgang, lijkt u de mogelijkheid daarvan te betwijfelen.

FERNANDEZ-ARMESTO: Wij hebben het idee dat we een superieure diersoort zijn, maar in vele opzichten zijn we niet de beste maar de slechtste wezens van de hele creatie. We feliciteren ons met dat unieke morele bewustzijn, maar we doen er niet zo veel mee. (lacht) We hebben de Rechten van de Mens, maar het probleem is: we leven ze niet na.

Dat de Amerikanen gevangenen folteren in Abu Ghraib verbaasde u niet?

FERNANDEZ-ARMESTO: Nee, ik heb het zelfs voorspeld tijdens een conferentie in Oxford. De echte reden waarom oorlog slecht is, heeft niet zozeer te maken met de soldaten die sterven, al is dat natuurlijk vreselijk – de echte reden is het feit dat oorlog altijd het slechtste in de mens naar boven haalt. Oorlog is wellicht de vreselijkste morele omgeving die ooit is ontworpen in de geschiedenis van de mensheid. De meesten van Hitlers gewillige beulen waren aardige Duitsers die van klassieke muziek hielden. De soldaten die tijdens de Vietnam-oorlog slachtingen hebben aangericht, waren aardige Amerikaanse jongens die van hun mama hielden en graag appeltaart aten. Het was de oorlog die monsters van hen maakt. Het waren niet alleen daders, maar evengoed slachtoffers. Als je je afvraagt of we morele vooruitgang geboekt hebben, is dit de ultieme test: gedragen wij ons nu beter tegenover mekaar dan pakweg 50.000 jaar geleden? Ik zie geen enkele reden om dat te geloven. Integendeel, ik zie heel wat redenen om te geloven dat we erop achteruitgaan. We gedragen ons nog altijd even slecht, maar dankzij de nieuwe technologieën kunnen we mekaar meer leed berokkenen dan ooit tevoren. We hebben als globale gemeenschap zelfs een paar belangrijke morele concepten uit het verleden verloren. Er was een tijd dat we konden argumenteren waarom er ook zoiets bestaat als een rechtvaardige oorlog. Vandaag is een oorlog rechtvaardig als mijnheer Bush dat zegt.

Hij krijgt toch ook tegenwind uit de internationale gemeenschap?

FERNANDEZ-ARMESTO: Ik zou willen dat het waar was. Er zijn toch behoorlijk wat leiders die bereid waren om hem te volgen. Interessant is vooral dat de tegenstanders van Bush het helemaal niet meer eens raken over wat een rechtvaardige oorlog is, zodat ze de inval in Irak tenminste met argumenten zouden kunnen veroordelen. Een paar generaties geleden bestond het concept van a just war nog wél. Nu zijn we in de war: is een oorlog gerechtvaardigd als een volk onderdrukt wordt, uit wraak voor internationale misdaden van een bepaalde dictator, uit preventieve overwegingen, om een dreigend conflict te voorkomen? We weten het gewoon niet meer. En dat is een stap terug inzake onze collectieve moraal.

Is er nog hoop, professor?

FERNANDEZ-ARMESTO: Ik ben natuurlijk fundamenteel en radicaal pessimistisch. Ik kan pessimisme overigens bij iedereen aanbevelen. (lacht) Het voorkomt namelijk teleurstellingen, terwijl je van optimisme meestal alleen maar vreselijk ongelukkig wordt. Ik verkies de toekomst nogal duister in te zien. Ik ben bang dat de triomf van de democratie die we momenteel beleven, straks maar een korte flits zal blijken te zijn geweest in de geschiedenis van de mensheid. Naarmate onze samenlevingsproblemen complexer worden, zullen mensen steeds meer geneigd zijn om leiders te volgen die beweren dat ze een makkelijke oplossing hebben. En zodra zulke mensen macht krijgen, omdat er massahysterie ontstaat en iedereen de propaganda begint te geloven, ben je onderweg naar een totalitair regime. Al zou je ook kunnen hopen dat we inmiddels zo gehecht zijn aan de voordelen van een democratie, dat we de verleiding van het totalitarisme zullen kunnen weerstaan. Maar op die hoop zou ik mijn geld niet verwedden, omdat heel wat mensen de democratie eigenlijk toch ook teleurstellend vinden. Ik zeg niet dat je geen redenen kunt vinden om optimistisch te zijn, maar de balans helt voor mij toch over naar de negatieve kant.

Hoe kunnen we complexe samenlevingsproblemen oplossen zonder in de val van het totalitarisme te trappen? Kan de geschiedenis van de mensheid ons op dat punt iets leren?

FERNANDEZ-ARMESTO: Vooral hoe het niet moet, natuurlijk. (lacht) Het is een kwestie van praktische ethiek, denk ik – de gulden regel: doe aan de anderen zoals gij wilt dat de anderen aan u doen. Als de geschiedenis ons iets leert, dan is het dat het onherroepelijk uit de hand loopt zodra je die gulden regel niet tot in álle logische consequenties probeert toe te passen op je eigen leven. Als je wilt dat andere mensen jouw leven, jouw vrijheid en jouw waardigheid respecteren, dan ben je het aan de anderen verplicht om met hen hetzelfde te doen.

Zijn religies de perfecte vehikels om die gulden regel te verspreiden?

FERNANDEZ-ARMESTO: Met name het christendom en het boeddhisme hebben een significante bijdrage geleverd aan de uitbreiding van ons morele bewustzijn: alle mensen zijn broeders. Het probleem met religies is dat ze de gulden regel wel prediken, maar niet toepassen. Veel mensen gebruiken religie als een excuus om de gulden regel net opzij te schuiven, en op die manier nog meer redenen te vinden om elkaar uit te moorden. Daarvan geef ik geen enkele religie de schuld. Maar het wijst er wel op dat religie niet het antwoord is.

Gelooft u in de stelling van uw Amerikaanse collega Samuel Huntington, dat we momenteel een wereldwijde ‘botsing der beschavingen’ beleven?

FERNANDEZ-ARMESTO: Nee, ik ken Sam vrij goed en in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, is hij een heel aardige en zachte man. Maar ik ben het absoluut niet met hem eens. Mijn lezing van de geschiedenis heeft mij net geleerd dat verschillende beschavingen het doorgaans tamelijk goed met elkaar kunnen vinden. De gemeenschappen die mekaar bestrijden, zijn meestal veel kleiner dan hele beschavingen. De mate van historische vijandschap tussen christendom en islam wordt trouwens sterk overdreven. Het grootste deel van de geschiedenis leefden christenen en moslims samen in perfecte vreedzaamheid, onderbroken door een paar enorm hevige, maar alles bij mekaar kortstondige conflicten. De spanningen tussen christenen en moslims, ook in onze steden, zijn het gevolg van totaal verkeerde voorstellingen. Christenen die de islam demoniseren, hebben ongelijk. En vice versa.

Ondertussen lijken de spanningen alleen maar toe te nemen.

FERNANDEZ-ARMESTO: Er zijn problemen in onze multiculturele samenleving. Maar daar kunnen we niet van weglopen, we moeten ze onder ogen zien en oplossingen zoeken. Elke gemeenschap heeft de neiging om onderling solidair te zijn, niet alleen doordat ze bepaalde waarden delen, maar ook omdat ze zich collectief onderscheiden van de anderen. Als je bedenkt hoeveel mensen zich druk maken om volstrekt irrelevante zaken zoals een hoofddoek, dan word je toch krankzinnig, niet? Als je dat op een afstand bekijkt, met de nodige objectiviteit, dan is die discussie volslagen absurd. Nu goed, zulke problemen hebben zich altijd voorgedaan. In onze moderne grootsteden speelt ook de economische positie van een gemeenschap mee. We moeten er gewoon voor zorgen dat mensen op een eerlijke manier economisch met elkaar kunnen concurreren, en dan iedereen ervan overtuigen dat er meer is dat ons bindt dan verdeelt.

Zo eindigt u toch nog met een optimistische noot.

FERNANDEZ-ARMESTO:(lacht) Ik wil niet garanderen dat het ook zal lukken. De gulden regel is in het eerste millennium voor Christus door verschillende mensen geformuleerd: Confucius, de Boeddha, Jezus Christus… Dus we weten allang hoe we ons zouden moeten gedragen. Maar veel vooruitgang zie ik dus niet. Het is trouwens verbijsterend als je erbij stilstaat, maar bijna alle interessante ideeën die de mens ooit heeft bedacht, werden al bedacht in dat eerste millennium voor Christus. In cultureel opzicht was dat een bijzonder opmerkelijke periode. De wijzen van die zogenaamde axial age, dat spiltijdperk, hebben met hun vingernagels de groeven geëtst waarin onze denkpatronen nog altijd rondjes blijven draaien. Er zijn sinds Plato en Aristoteles maar een heel beperkt aantal echt nieuwe debatten opgestart. Wie Aristoteles leest, is geneigd om te denken dat hij een enorm moderne denker was voor zijn tijd. Al is het natuurlijk omgekeerd: Aristoteles dacht niet zoals wij, wij denken nog altijd zoals Aristoteles. Hij léérde ons denken.

Heeft al die ratio ons niet te hoogmoedig gemaakt? Of zijn we echt een uitverkoren soort?

FERNANDEZ-ARMESTO: Uitverkoren? Nee, dat is inderdaad hoogmoed. Verantwoordelijk voor wat we met deze planeet aanvangen? Ja, dat is voor mij toch de consequentie van onze rationele vermogens. De meeste beschavingen uit het verleden zijn ten onder gegaan doordat ze hun energie- en voedselbronnen volledig hadden geëxploiteerd. Dus ik ga volledig akkoord als mensen de aarde willen bewaren. Het probleem is alleen dat de meeste mensen de aarde willen bewaren voor onszélf, dus het blijft uiteindelijk een puur egoïstische doelstelling. De culturen die het langst meegaan, zijn toch diegene die heel conservatief en respectvol omgaan met hun omgeving. Onze economie is op de lange termijn niet echt vol te houden. Wij doen zeker aan overconsumptie. (lacht) Maar anderzijds: ik geniet inténs van deze overconsumptie, ik hou van dit leven. Als ik moet kiezen tussen langzaam en kleinschalig leven of consumerend ten onder gaan, dan ga ik persoonlijk liever ten onder.

Door Joël De Ceulaer

‘Om mensen het recht om te sterven toe te kennen, moet je hen eerst het recht om te leven geven.’

‘Christenen die de islam demoniseren, hebben ongelijk. En vice versa.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content