“De vallende ster is een hymne aan de traagheid waarmee mensen in zichzelf wegzinken. ” Alan Hollinghurst over het betoverende Brugge, het Belgisch symbolisme en homoseksualiteit.
HAMPSTEAD, Noord-Londen. Het meest notoire Engelse schrijversdorp kon alleen een kuuroord zijn. Keats, Galsworthy, D.H. Lawrence en Orwell vonden hier iets wat hen op gemoedsrust leek ; Shelley speelde met zijn papieren bootjes op de Hampstead Ponds. Het gehucht is al lang een nijvere buitenwijk geworden, maar het laat nog altijd zijn zorgeloze chic spreken.
“Alles loopt hier een tel langzamer dan in de City, ” vertelt Alan Hollinghurst (1954) bij het raam van zijn schrijfkamer. “Dit uitzicht op de Heath heeft me naar deze buurt gebracht, zo ver je kunt kijken alleen maar heide, vennen en bos. Een soort arcadië in de metropool. Toen ik na mijn werk bij het Times Literary Supplement (TLS) aan “De vallende ster” werkte, zocht ik voortdurend ekskuses om niet te hoeven schrijven. De Heath was mijn favoriete afleiding. “
Hollinghurst debuteerde in 1988 met de inmiddels roemruchte cultroman “De zwembadbibliotheek”, een merkwaardig on-Engelse celebratie van de hedonistische herenliefde. Het “schuldvrije” avonturenepos van de jonge homosexuele klaploper William Beckwith werd voor een rekordbedrag verkocht aan Penguin. Het bracht Hollinghurst als één van de weinige vaste waarden op Granta’s shortlist van schrijvers jonger dan veertig.
“Een merkantiele geest had wellicht snel een opvolger bezorgd, maar mij was dit toch nooit gelukt. Ik schreef “De zwembadbibliotheek” een beetje in het geheim, na mijn werk bij het TLS. Toen het boek af was, werd me snel duidelijk dat ik er absoluut niets uit geleerd had. Dat heeft alles te maken met mijn associatieve schrijfstijl : het is telkens weer opnieuw beginnen, maar ik hou ook van die traagheid. “
OBSESSIES.
Traagheid is ook het sleutelwoord in “De vallende ster”, een drieluik met vele vouwen en naden dat zich moeilijk laat navertellen. Centraal staat de 33-jarige Brit Edward Manners, die in een mistig Vlaams kanaalstadje belandt dat al eeuwen onder een stolp staat. Het schijndode decor waarin de tijd zich opheft, verwijst naar het imaginaire “Bruges-la-Morte” van Georges Rodenbach.
Manners stort er zich na valavond in de plaatselijke homoscène en houdt zich overdag onledig met het geven van Engelse konversatielessen aan twee adolescenten. Een van de leerlingen de 17-jarige, ongrijpbare adonis Luc Altidore wordt Manners’ allesverterende passie. Tegen deze donkere achtergrond van sexuele obsessies deemstert de figuur van schilder Edgard Orst, een Belgische symbolist wiens leven brede raakvlakken heeft met dat van Fernand Khnoppf én Manners.
In het middenluik gaat Manners naar Engeland om er de begrafenis van zijn verongelukte jeugdliefde bij te wonen. Die episode draait uit op een vruchteloze la recherche du temps perdu, waarna hij terug in Vlaanderen ook zichzelf en de liefde verliest. “De vallende ster” blijft nasuizen als een inktzwart sfeerstuk. Een zeldzaam ontredderend boek vooral.
“Zo is het ook bedoeld, ” zegt Hollinghurst. “Sinds ik geen gedichten meer schrijf, vertrek ik liefst van onbestemde beelden en sferen ; een uitgesproken poëtisch procédé waar je overigens beter omzichtig mee omspringt. Dat ik dan naar de schaduwkant neig, zegt ongetwijfeld iets over mezelf. In filozofische zin is er ook alle reden om deze tijd als biezonder somber in te schatten. De feiten bevestigen eigenlijk voortdurend het cliché dat we in een tragisch, goddeloos universum leven. Het wordt almaar moeilijker om aan wat dan ook nog enige betekenis of zin toe te kennen. Ik stel het alleen maar vast : zelf ben ik van nature helemaal niet zo een hypochonder. “
– In de nieuwjaarspolls van de Britse bladen is België de klassieke lijstaanvoerder in de kategorie “most boring country”. Alvast één goede reden om er een roman te situeren.
– ALAN HOLLINGHURST : Dat vind ik ook. België is typisch zo een land waar Engelsen met zorgvuldig gekultiveerde arrogantie overheen kijken. Een vreemde als buur. Daar gaat het ook over in “De vallende ster”. Hoe akelig onnauwkeurig is de kennis van wat het dichtst bij ons staat ? Maar ik heb België ook gekozen omdat het me altijd opnieuw wist te verleiden. Enkele jaren geleden kwam ik in Brugge zeer onder de indruk van de winterse leegte en verlatenheid. Het was precies die atmosfeer die ik in het boek wou oproepen.
– Het mytische Brugge is meer dan een geschikte lokatie. De stad sluipt in het leven van Manners en gaat het in de beste symbolistische traditie ook domineren.
– HOLLINGHURST : Brugge stond in het Belgisch symbolisme voor allerlei vage noties als rouw, wanhoop, dood en transcendentie. De stad als idee, als een spinsel van de verbeelding. Daarom heb ik Brugge ook niet benoemd, hoewel de architektuur heel herkenbaar is. Edward Manners dacht er een lusthof te vinden, net zoals Londen dat was voor William Beckwith in “De zwembadbibliotheek”. Maar hij belandt in een gesloten labyrint, waar hij ten prooi valt aan erotische dwanggedachten.
Mijn fascinatie voor plekken neigt naar het fetisjisme, ja. Ik ben sterk geïnteresseerd in stedelijke architektuur, en mijn droomstad Venetië is wat dat betreft het summum. Ik vermoed zelfs dat ik er een tijd gelukkig zou kunnen zijn. Brugge is ook betoverend, maar geeft geen lucht. Veel te lieflijk en vriendelijk voor een grootstadsmens.
– U krijgt er claustrofobie ?
– HOLLINGHURST : Absoluut. Ik kan het er hoogstens enkele dagen uithouden voor ik stik. Zelfs terwijl ik over de stad schreef, omknelde ze me. Het middenluik van “De vallende ster” speelt in Engeland. Dat gaf me de gelegenheid een cruciale episode uit Manners’ jeugd te beschrijven, maar evenzeer om even met mijn pen uit Brugge weg te vluchten.
– Net zoals het Vlaamse stadje slechts naar Brugge verwijst, valt ook Edgard Orst niet helemaal samen met Fernand Khnopff.
– HOLLINGHURST : Je zou het boek kunnen omschrijven als een anatomie van obsessies. De vreemde atmosfeer in het werk van Khnopff is daartoe een dankbaar vehikel. Vooral het dwingende, repetitieve karakter van zijn schilderijen fascineert me. Ik heb die elementen in de verhaallijn opgenomen, omdat ze de parallelle homosexuele tematiek konden opentrekken. Toen ik over Khnopff en de Belgische fin-de-siècle-symbolisten ging lezen, heb ik me ook helemaal in hun droomwereld verloren.
– “De zwembadbibliotheek” leest als een kommentaar op de belle époque. “De vallende ster” spiegelt de dekadente jaren. Vindt u dit fin-de-siècle wezenlijk verschillend van het vorige ?
– HOLLINGHURST : Deze tijd draagt de last van nog eens een krankzinnige eeuw, maar dat maakt de gelijkenissen alleen maar scherper. We hebben opnieuw het gevoel dat alles al eens gezegd en gedaan is. Overal zie je tekenen dat we onszelf overleven. Ook de kunst lijdt aan uitputtingsverschijnselen. Dat zorgt voor dezelfde dodelijke vermoeidheid als honderd jaar geleden.
– De remedie waarvoor uw personages kiezen, heet sex. De ironie wil dat dit tegengif nu ook letterlijk dodelijk is.
– HOLLINGHURST : Misschien mogen we dat wreedheid noemen. Ook hier is er eigenlijk weinig veranderd : aids is de syfilis van deze tijd. En verveling is wat ze altijd is geweest. Mijn personages verbeuzelen gewoon hun tijd. Ze zitten bij een raam op een stoel, worden dronken en verdwijnen weer. Net als hun liefdes. Elke zin illustreert de idee dat het leven geen plot heeft. Alleen onder de oppervlakte is er wat beweging, daar waar obsessies en fixaties regeren. Tijd is in “De vallende ster” dan ook een heel diffuus begrip. Het boek is een hymne aan de traagheid waarmee mensen uiteindelijk in zichzelf wegzinken.
– Psychologen spreken in dit verband over narcisme. U lijkt het te houden bij een soort vrolijke eenzaamheid ?
– HOLLINGHURST : Zeker in “De zwembadbibliotheek” was dat zo. De hoofdpersonages waren zo in zichzelf opgesloten, dat ze alleen brutaal in de passie konden wegvluchten. Ik hoop dat de lezer daar ook iets grappigs in ontwaart, want het ging eigenlijk om een komedie van de harteloosheid. In “De vallende ster” wou ik een heel ander soort narcisme onderzoeken : de ridikule betrokkenheid van mannen op zichzelf. Men denkt graag dat vooral homo’s om hun zelfbeeld verlegen zitten, maar bij mannelijke hetero’s zie je net zo goed die preokkupatie met het lichaam en hun funktie in het rollenspel. Het boek ontleent zijn spanning voor een stuk aan de onzekerheid tot welke geaardheid de personages behoren. Dit gaf me ook de mogelijkheid om dat ambigue domein eens af te tasten.
Homosexuele liefde is in haar naaktheid altijd narcistisch. Bij Edward, net als bij veel andere homosexuelen, bestaat de angst om de jeugd en de schoonheid te verliezen. Vandaar dat hij zo gefascineerd raakt door Luc Altidore. Hij wordt verliefd op de adolescent die hij zelf ooit geweest is.
– Uw werk heeft een zeer filmische schriftuur. “De zwembadbibliotheek” doet denken aan een baldadige grootstadsfabel van Stephen Frears. “De vallende ster” brengt Visconti’s “Death in Venice” in herinnering.
– HOLLINGHURST : Het heeft die Viscontiaanse traagheid, dat zeker. Ik betwijfel alleen of Visconti’s kostuumontwerper zich zou kunnen uitleven in de weinig flamboyante kleding van mijn personages. Mijn werk is door film beïnvloed, maar klassieke muziek, schilderkunst en literatuur zijn minstens even belangrijke inspiratiebronnen. Elke schrijver heeft wel zo’n intieme schemerzone van artistieke affiniteiten en verwantschappen waarin hij graag de geest oplaadt. Het gaat uiteindelijk om de herkenning van een levensgevoel.
Tijdens het schrijven was Visconti hoe saai ik hem ook vind inderdaad vaak in de buurt. Toch heb ik nooit letterlijke of direkte verwijzingen gebruikt. Je hoort ook echo’s van “Bruges-la-morte” en “Lolita”. Alleen weet ik niet of het me nu moet charmeren of verontrusten dat lezers die verbanden zo makkelijk leggen.
– U bedient zich graag van verscholen pastiches en getallensymboliek. Doet u dat voor het amusement of wilt u gewoon enkele literatuurwetenschappers een broodwinning geven ?
– HOLLINGHURST : Het laatste. Denk maar eens aan al de academici die verlegen zitten om een intertekstuele kluif. Ben ik geen weldoener ? Nu hebben taal en literatuur als spel me altijd nauw aan het hart gelegen. Mijn schrijfdagen zijn heel rigoureus ingedeeld, niemand komt het huis in en ik blijf droog. De enige afleiding die ik mezelf dan toesta, is het oplossen van moeilijke kruiswoordraadsels. Ik geef ook al enige tijd de jaarlijkse Nemo’s Almanac uit een literaire kwis vol brainteasers waarmee weinig geld en wat schamele eer te halen valt. Dat soort werk is een heerlijke verslaving.
Wanneer je zoals Edward opgegroeid bent in een gezin waar poëzie en klassieke muziek het bindmiddel zijn, dan raak je dat beroezende gevoel nooit meer kwijt. Dit betekent onder meer ook dat kunst kan doordringen in je gevoel voor humor en onderwerp wordt van allerlei Spielereien. Het is moeilijk om dit uit te leggen aan mensen met een andere achtergrond. Hoe dan ook, een “elitaire”, kunstzinnige opvoeding is een bron van rijkdom, maar de tragiek schuilt in het gevaar dat je het leven als een romantische opera gaat beschouwen. Edward is een goed voorbeeld van iemand die om die reden wel eens de aansluiting met de realiteit mist.
– De opbouw van “De vallende ster” lijkt een getrouwe kopie van uw debuut. Enkel aan de binnenkant is er een verschil : dit boek is nog meer dan “De zwembadbibliotheek” een barok spiegelpaleis waarin elke passage eindeloos gereflekteerd wordt.
– HOLLINGHURST : Ik heb het boek symfonisch gekomponeerd : het dramatisch materiaal tolt rond en keert telkens in een andere orkestrale vermomming terug. Toch is er ook veel intuïtie mee gemoeid. Je werkt zomaar een passage uit en achteraf merk je dat ze betrokken is op een aantal andere.
– “The folding star” intrigeert meer als titel dan de Nederlandse vertaling. Er lijkt ook een vage verwijzing in te zitten naar Georges Rodenbachs gedicht “Le règne du silence”.
– HOLLINGHURST : Ik ken het gedicht niet, maar als die link er is, ben ik er heel blij mee. De folding star of avondster (Venus) is een oud symbool, dat voor mij alles te maken heeft met de estetiek van de schemering. Het is de eerste ster die je bij valavond laag aan de hemel ziet. Na twee uur verdwijnt ze om ’s ochtends weer even te verschijnen. Pure romantiek, eigenlijk.
Ik haalde de titel uit de elegische ode “To evening” van William Collins. Eigenlijk heeft de ster een klein spoor door de Engelse literatuur getrokken. Milton schreef erover en Shakespeare heeft het in “Measure for measure” over de unfolding star, waarmee de ochtendster bedoeld wordt. Maar het gaat uiteindelijk over dezelfde. De ster roept ook associaties op aan verlangen en eenzaamheid : precies waar het bij Edward om draait. “
PROMOTEN.
Homosexualiteit is in het Britse literatuurwezen nog altijd een delikaat en hachelijk tema. Vorig jaar werd “De vallende ster” in de doorgaans goed ingelichte boekensupplementen gedoodverfd als certitude voor de Booker Prize. Hét nieuws was dat Hollinghurst hem niet kreeg want, zo klonk het achteraf, “de jury heeft uiteindelijk niet gedurfd. ” Minder spekulatief zijn de anekdoten die de publikatie van “De zwembadbibliotheek” opleverden. Zo schoot Hollinghurst er bijna zijn baan als adjunkt-hoofdredakteur van het TLS bij in, toen mediapaus Rupert Murdoch vernam dat een bediende van News International zich inliet met gay smut. Toen de hoofdredakteur het opnam voor Hollinghurst, bedacht Murdoch ter plekke de wisecrack : “Well, I can’t punish anyone for publishing filth. “
Ook in homokringen is Hollinghurst, naar verluidt, omstreden. Niet in het minst omdat hij weinig ijver zou betonen om sympatie te werven voor de gay cause.
– HOLLINGHURST : Het interesseert me niet om homosexuelen te beschrijven als een kategorie van martelaren en sukkels die een schouderklopje verdienen. Dat wordt me inderdaad wel eens verweten door mensenvrienden die voor dit soort bezigheden meer talent hebben. Too bad ! Toen ik aan “De vallende ster” begon, verwachtte ik wel dat de horror van Thatcherite England duidelijker zou doorklinken. Maar dit bleek niet te rijmen met het introspektieve karakter van het verhaal. Ik wou ook vermijden om een voorspelbaar refreintje aan te heffen over een ramp, die voor elk verstandig mens toch evident is. Rather boring.
In het Britse parlement waren een tijd geleden weer huiveringwekkende tirades tegen homosexuelen te horen. Ik ben bang dat het hier niet gaat om de mening van een stel halvegaren, maar duidt op een fundamenteel vooroordeel dat door de meeste Britten gedeeld wordt. Als ik Antwerpen of Amsterdam bezoek, voel ik gewoon de vrijheid. Om een idee te geven, wij hebben vandaag nog altijd de Clausule 28 die het lokale autoriteiten verbiedt om homoseksualiteit te “promoten”.
– Hoe zouden ze dat dan doen ?
– HOLLINGHURST : Dat is me ook een raadsel. Promoten is een sleutelwoord in de Thatcheriaanse retoriek. Ik kan me voorstellen dat dit in de oren van een buitenlander onwerkelijk moet klinken, maar in haar wereldbeeld is het leven zelf een reklamecampagne. Het is allemaal zo lachwekkend treurig.
– U schrijft over het verlies van onschuld, liefde en de illuzies die kunst probeert op te houden. Toch wordt u in krantenkoppen graag opgevoerd als “Gay writer Hollinghurst. ” Stoort het om te worden herleid tot een soort exotisch curiosum ?
– HOLLINGHURST : Ik lees dat en denk, ze doen maar. Het houdt me allerminst bezig.
– En aids ? De ziekte is zo verdacht marginaal in uw werk dat het lijkt alsof u er literair geen raad mee weet.
– HOLLINGHURST : Dat is zo. Maar ook door het woord niet uit te spreken of er expliciet naar te verwijzen, kun je het als tema tastbaar maken. Ik heb geprobeerd “metaforisch” over afscheid en het verlies van vrienden te schrijven. Het enige personage dat in “De vallende ster” aids heeft, sterft in een banaal verkeersongeval. Mijn manier om duidelijk te maken dat ik weet dat aids bestaat, maar nog niet klaar ben om er over te schrijven. Te kies, te delikaat. Ziekte en fysisch verval zijn trouwens in het algemeen onderwerpen waar ik het moeilijk mee heb. Ik voel me daar heel ongemakkelijk bij.
– Heeft u met vrouwen niet hetzelfde probleem ?
– HOLLINGHURST : In “De zwembadbibliotheek” figureert geen enkele vrouw met een rol van betekenis. Ik kwam daar achter toen het boek bijna voltooid was. Grappig genoeg ging het ook nu weer dezelfde kant op. De jeugdvriendin van Edward draagt wel het vrouwelijke mysterie in zich, maar is ook ondubbelzinnig jongensachtig. Toch hoeft niemand zich zorgen te maken : ik vertrek niet van een duivels opzet waaruit alle vrouwen moeten weggeschreven worden.
Ook het gezinsleven is in mijn werk afwezig, tenzij dan als omstandigheid om uit weg te vluchten. Als homosexueel kijk ik met een zekere geamuzeerdheid naar dat raadselachtige fenomeen. Vooral de drift waarmee koppels zich willen “reproduceren” bevreemdt me. Het gezin beschouw ik ook als een verraad aan de jeugd, als een afscheid van de vriendschappen en vrijheden die je ooit koesterde. Dat ik vooral over solitaire mensen schrijf, heeft daar verder niets mee te maken. Zij liggen gewoon het dichtst bij mezelf.
Pascal Verbeken
Allan Hollinghurst, “De vallende ster”, Atlas, Amsterdam-Antwerpen, 450 blz., 995 fr.
Allan Hollinghurst : “Je kan het boek ook omschrijven als een anatomie van obsessies. “
Brugge : de stad als idee, als spinsel van de verbeelding.
“Homosexuele liefde is in haar naaktheid altijd narcistisch. “