Van keizermoordenaar tot veile vrouw: Marc Gevaert ging op zoek naar het fraaie en minder fraaie beeld van de Vlaming(e) in de Europese literatuur tot 1914.

Marc Gevaert, ‘De Vlaamse poort naar Utopia. Vlaanderen en Vlamingen in de Europese literatuur’, Rou-larta Books, Roeselare, 319 blz., euro 21,90.

‘Haar borsten lijken als kussens voor haar wangen te dienen.’ Denis Diderot is de eerste Franse auteur die bepaald vrouwonvriendelijk over de Vlaamse dames schreef. Charles Baudelaire zou er later qua seksisme nog een schepje bovenop doen: ‘Hier wegen de borsten van de minste vrouwen ettelijke kilo’s.’

En toch zijn er veel schrijvers, ook Franse, die in de loop der tijden heel wat minder chagrijnig over Vlaanderen hebben geschreven. Marc Ge- vaert ging op zoek naar alles wat er in de afgelopen tweeduizend jaar in de Europese literatuur over Vlamingen geschreven is. De Vlaamse poort naar Utopia is een becommentarieerde bloemlezing waarin talloze ontdekkingen te doen zijn. Zo blijkt de Vlaamse leeuwenvlag terug te gaan tot een islamitisch vaandel uit de twaalfde eeuw dat de kruisvaarders toen buit hadden gemaakt. Ibn Khaldoen, de voornaamste Arabische historicus van de Middeleeuwen, noemde Vlaanderen in de veertiende eeuw met een treffende klanknabootsing Aflandsj. Maar aftands was het imago van Vlaanderen en zijn inwoners allesbehalve, althans tot 1648 toen Vlaanderen definitief zijn autonomie verloor. Vlaamse vrouwen zijn in buitenlandse ogen erg vaak warmbloedig, om niet te zeggen supersexy en dragen bij voorkeur de naam Petronella.

Gevaert duikt in de meest verschillende bronnen, op zoek naar harde feiten en treffende uitspraken over de Vlaming. Hij begint zijn overzicht met Caesars veldtocht in onze gewesten maar echt interessant wordt het pas wanneer Gevaert een Vlaamse keizermoordenaar uit de archieven opduikelt: in het jaar 193 van onze tijdrekening zou Tausius van Tongeren keizer Pertinax, de opvolger van de gehate keizer Commodus, een kopje kleiner hebben gemaakt.

In de Middeleeuwen krijgen de Vlamingen in de regel een goede pers. Talloze passages uit het Roelandslied tot en met diverse hoofse romans in de veertiende en vijftiende eeuw tonen Vlaanderen op zijn best. François-René de Chateaubriand zou later zelfs zo ver gaan om te suggereren dat de Franse koningslelie ( le lis) haar naamgeving te danken heeft aan de Vlaamse Leie (La Lys).

Sensueler en grover

Vooral Frans-Vlaanderen neemt in de Franse literatuur tot en met Honoré de Balzac een prominente plaats in. In diens roman Jésus-Christ en Flandre waarschuwt de verteller al voor de moderne tijden die van alle landen en gewesten dezelfde eenheidsworst maken: ‘Nog enkele tientallen jaren en er blijft niets meer over van wat Vlaanderen nu zo aantrekkelijk maakt voor een romanschrijver.’

Wie grasduint in de Franse visie op ons gewest, vindt de meest klinkende uitspraken in het werk van de romantische historicus Jules Michelet. Hij legt de nadruk op de Vlaamse ondernemingsgeest in de Middeleeuwen: ‘Niemand had meer verstand van de handel, de nijverheid en de landbouw dan de Vlamingen.’ Maar hij laat zich niet verblinden door zijn bewondering voor dit middeleeuwse realisme: ‘De zeden zijn er minder hoogstand, sensueler en grover. En hoe meer men naar het noorden gaat in het vette Vlaanderen, onder die zachte en vochtige atmosfeer, hoe meer de sensualiteit gaat domineren.’

Gevaert vindt het frappant hoe – met uitzondering van Michelet, Balzac en Victor Hugo – de Franse intelligentsia vanaf Voltaire en Diderot de neus optrok voor het boerse Vlaanderen. In de Engelse literatuur van de achttiende en negentiende eeuw zijn nochtans heel andere geluiden te horen. Auteurs als William Wordsworth, Anthony Trollope en Charlotte Brontë hebben in hun gedichten en romans oog voor het gewone leven van de Vlaming met zijn aangename kanten. William Thackeray laat zijn romanpersonage oreren over de onovertroffen Vlaamse eetcultuur: ‘Het verhaal doet de ronde van een Engelsman die voor een week naar België kwam, maar die spijs en drank op de trekschuiten zo voortreffelijk vond, dat hij bleef heen en weer varen tussen Gent en Brugge tot de spoorwegen waren uitgevonden, toen de schuit voor de laatste keer uitvoer verdronk hij zichzelf.’

Gevaert besluit zijn verhaal over Vlaanderen en Vlamingen in de Europese literatuur van de Romeinse tijd tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog met een greep uit de symbolistische poëzie van auteurs als Stéphane Mallarmé, Arthur Rimbaud, Paul Verlaine en de jonge Rainer Maria Rilke. Hij citeert uitvoerig uit de fijnmazige beschouwingen van Rilke over Veurne: ‘Vlaanderen: bij het uitspreken van die naam alleen al duiken contrasten op.’ Contrasten tussen vet en vroom, tussen uitgelaten en sensueel versus teruggetrokken en schuw lopen als een rode draad door dit boek. Alleen jammer dat Gevaert zijn bloemlezing niet heeft doorgetrokken tot vandaag, inclusief het beeld dat hedendaagse Vlaamse schrijvers van hun biotoop schetsen. Maar dan volstaat één enkel boek waarschijnlijk niet meer.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content