‘Ik vind niets zo boeiend als hard tegen een bal kloppen’

'Op mijn tiende zei ik al dat ik later profgolfer zou worden. Geen evidente keuze toen, maar ik was zeker van mijn stuk.' © JELLE VERMEERSCH

In het golf, de nobelste der balsporten, spelen de Belgen stilaan mee met de voorname heren. Thomas Pieters versierde een startbewijs voor de majors, en mikt op termijn hoog. ‘Er zit een toptienspeler in mij, geen haar op mijn hoofd dat daaraan twijfelt.’

Van 28 tot 31 juli vindt in Springfield, New Jersey, het PGA Championship plaats, de vierde en laatste major van het seizoen in het golf. Eén Belg staat in de Baltusrol Golf Club op de tee: Thomas Pieters, een 24-jarige krachtpatser uit de Antwerpse Kempen. Mógen deelnemen aan een major betekent dat je tot de golfelite behoort. Voor Pieters is Springfield de laatste afspraak voor de Olympische Spelen, waar golf voor het eerst sinds 1904 weer op het programma staat. In Rio hebben hij en Nicolas Colsaerts een realistische kans op een medaille. Er doen maar 60 golfers mee, én een heel aantal toppers zegde af voor de Spelen.

Maar hoe wordt een knaap uit Nijlen professioneel golfer? Dat bleek er al heel jong in te zitten. ‘De vroegste herinnering die ik heb, is dat ik voetbal op de driving range van Club Witbos in Noorderwijk’, zegt Pieters – uitgerekend de plek waar we elkaar ontmoeten. ‘Ik moet een jaar of vijf geweest zijn. Het échte begin was nog vroeger. Mijn papa had vrienden in Zuid-Afrika die bij een golfbaan woonden. Hij sloeg daar zijn eerste balletjes, en in een mum van tijd was de hele familie aangestoken. Dus zaten mijn broer, mijn zus en ik hele dagen op Club Witbos, waar we in het gras ravotten en ballen uit de vijver visten – die we achteraf doorverkochten aan andere leden. Golf was voor mij liefde op het eerste gezicht. Ik vind niets zo boeiend als hard tegen een bal kloppen. (lacht) Het hielp dat Witbos een open, relaxte club is. Geen elitair gedoe hier. Jammer genoeg hangt die sfeer her en der wel nog rond het golf.’

Was u er meteen goed in? Golf is niet de makkelijkste sport om onder de knie te krijgen.

THOMAS PIETERS: In het begin was het natuurlijk meer spel dan sport. Af en toe sloeg ik een shot waar de volwassenen voor klapten. Dan begin je te trainen om dat vaker te kunnen. Mijn ultieme doel was mijn zus en mijn broer verslaan, die ouder waren en meer controle hadden over hun lichaam. Dat doel heeft me op de sporen gezet. Op mijn tiende zei ik al dat ik later profgolfer zou worden. Geen evidente keuze toen, maar ik was zeker van mijn stuk.

Over het golf in België hoor je weleens: veel mooie terreinen, almaar meer beoefenaars, maar geen topsportcultuur.

PIETERS: Dat lijkt mij een faire samenvatting. Ik heb zelf mijn weg moeten zoeken, een rolmodel waar ik mij aan kon spiegelen, was er niet. Gelukkig kom ik uit een heel gedreven gezin. Als je niet hard werkt, kom je nergens, weten de Pietersen. Golf is sowieso een van de sporten waar je de meeste uren in moet stoppen voordat je goed wordt. Met twee namiddagen per week een balletje slaan, red je het niet. Ik was als jonge gast al supergemotiveerd: elk moment dat er gespeeld kon worden, moest en zou ik op het terrein staan. Die vele trainingsuren maken nu een wereld van verschil.

Op mijn veertiende ging ik golf studeren aan de topsportschool van Hasselt. We zaten er met tien golfers: vijf meisjes, vijf jongens. Tegenwoordig is de studierichting een stuk populairder, hoorde ik.

Zij hebben wél een rolmodel.

PIETERS: Ik? (lacht) Dat zal dan wel, zeker? Ik keek op naar Nicolas Colsaerts, de enige Belg die meestreed aan de top. Maar in de Belgische pers hoorde je nooit veel over hem, pas sinds een paar jaar is dat wat verbeterd.

Na de topsportschool kreeg ik een beurs voor de University of Illinois. Ik zat in Urbana-Champain, ten zuiden van Chicago. Het was college, zoals je het in de films ziet. Feesten, genieten van je jeugd, maar tegelijk keihard werken. Ik trainde bij Mike Small, een van de beste coaches ter wereld. Hij is daar gewoon leraar. Naar Amerika trekken was de beste beslissing uit mijn carrière. Technisch heb ik er niet zo veel bijgeleerd, Amerikanen vinden dat niet belangrijk. Small heeft mij vooral de scoring mind aangebracht. Vergeet de conventies, analyseer niet te veel, zorg ervoor dat je in zo min mogelijk slagen in de hole zit. Ik heb er mijn plezier in golf teruggevonden en ik wist niet eens dat ik het kwijt was.

Amerikanen zijn sportgek. Wie op universitair niveau sport, is de held van de campus.

PIETERS: Zeker als je American football of basketbal speelt: de meisjes werpen zich aan je voeten. Voor golfers gold dat iets minder. (grijnst) Maar ook ik werd herkend door studenten met wie ik nog nooit had gepraat. Mindblowing. En het werd nog erger toen ik het NCAA Championship won, een heel belangrijk toernooi in de States. Plots kende iedereen mij. Wildvreemden klampten me aan op straat.

Die winst in de NCAA kreeg in België weinig aandacht, maar in Amerika is dat Iets Groots.

PIETERS: Ik klopte er de beste amateurspelers ter wereld, gasten waarvan je wist dat ze vroeg of laat de dienst zouden uitmaken bij de profs: Jordan Spieth, Justin Thomas, Daniel Berger, Patrick Cantlay… We zijn vier jaar verder, maar de NCAA blijft mijn beste prestatie tot nu toe.

Dat bewijst dat u de wereldtop aankunt.

PIETERS: Ja, maar daar mag ik ook niet te veel bij stilstaan. Er gaapt een kloof tussen amateur en prof, vooral mentaal. Jordan Spieth, die op nummer één stond en al twee majors won, heeft sneller de klik gemaakt dan ik. Spieth is lang niet de beste golfspeler ter wereld, maar in zijn kop is hij supersterk. Hij krijgt de bal het snelst in de hole, en daar draait het om. Spieth is zo koel dat hij betere golfers verslaat. Ooit zet ik die stap ook. Er zit een toptienspeler in mij, geen haar op mijn hoofd dat daaraan twijfelt.

Uw doorbraak kwam vorig jaar, met winst in de Czech Masters en de KLM Open. Daardoor mag u nu deelnemen aan de majors.

PIETERS: Sport draait om winnen, dan pas tel je echt mee. Maar in het golf is dat zo moeilijk. Je moet 155 golfers verslaan, en als de slechtste van de 156 toevallig een superweek heeft, dan doet ook hij mee voor de zege. Dat is in geen enkele andere sport zo. Een tennisser die 120e op de wereldranglijst staat, moet echt niet hopen dat hij Wimbledon wint.

Zijn de niveauverschillen tussen top en subtop zo klein, of speelt geluk een rol?

PIETERS: Geluk hoort er zeker bij. Sommige dagen lukt alles, de dag erna sla je de simpelste ballen verkeerd. De techniek moet goed zitten, anders is de kans veel te groot dat je spel instort, maar zelfs wanneer het technisch klopt, komt het er uiteindelijk toch nog op aan hoe je je voelt op de baan. Heel bizar.

Voelt u dat u een topdag hebt nog voor u het eerste balletje slaat?

PIETERS: Soms wel, maar dan is het nog zaak om dat goede gevoel vijf uur lang vast te houden. Mijn meest magische ervaring was vorig jaar op de Czech Masters. Ik begon als leider aan de laatste dag. Normaal is dat het moment waarop de slechte gedachten opduiken. Kan ik het waarmaken? Zal ik blokkeren? Wel, toen lag het op een of andere manier voor de hand dat alles zou lukken. Het leek wel alsof ik op cruisecontrol golfte.

Wordt golf tussen de oren gewonnen?

PIETERS: Voor negentig procent. Je moet altijd positief blijven, en dat is niet zo gemakkelijk als het klinkt want het kan behoorlijk tegenzitten op een golfterrein. Met een sportpsycholoog werk ik niet. Ik ben een paar keer in contact gekomen met zo iemand, en ik vond het altijd te veel gedoe. Als ik vragen heb, stel ik die wel aan mijn omgeving. Ik kan terecht bij mijn familie, bij mijn omkadering of bij de twee teamgenoten die overal mee naartoe reizen: mijn kinesist en mijn caddy.

Over de rol van caddy’s wordt nogal gewichtig gedaan in het golf. Eerlijk, hoe belangrijk is de stokkensjouwer écht?

PIETERS: Een caddy is voor een golfer wat een copiloot is voor een rallyrijder. Hij hakt de knopen door, de golfer voert uit. De caddy kent alle banen vanbuiten en heeft bijvoorbeeld ook de wind bestudeerd. Gewoon goed slaan is al moeilijk genoeg, het helpt enorm dat de caddy die details van je overneemt.

Ik zou verwachten dat u die beslissingen zelf neemt.

PIETERS: Er zijn spelers bij wie de caddy inderdaad alleen de stokken draagt, maar ik heb iemand nodig die op het juiste moment de juiste dingen zegt. Als ik in mijn eentje train, speel ik waardeloos. Er moet een soort chemie ontstaan tussen caddy en golfer. Sinds juli vorig jaar werk ik met Adam Marrow. Dat draait erg goed.

Is een caddy, om het weinig respectvol te verwoorden, een mislukte golfer?

PIETERS: Als je caddy wordt, dan kies je voor een andere benadering van de sport. De caddy bepaalt de perfecte slag, de golfer probeert hem zo goed mogelijk uit te voeren. Het is gewoon een andere rol, zoals je in het voetbal ook spelers hebt die de voorzet trappen en anderen die de bal binnenkoppen.

Om goed te golfen moet je een team rond je opbouwen. Je hebt niet alleen een caddy nodig, maar ook een coach, een kinesist, een conditietrainer, iemand die de boekhouding doet, iemand die de persaanvragen regelt. Bij mij wordt daarvoor zowat de halve familie ingeschakeld. In het begin bezorgde het team me stress: na een paar mindere uitslagen vroeg ik me af hoe ik alles zou betalen. Gelukkig is die onzekerheid verdwenen.

Hoe belangrijk is het om fysiek scherp te staan?

PIETERS: Heel belangrijk, ik wil een lange carrière hebben. Wie fit is, raakt niet geblesseerd. Plus: als je fysiek sterk staat, straal je iets uit. Als je Tiger Woods ziet, word je meteen een beetje bang, niet? Je moet er wel over waken dat je niet te veel spieren kweekt, want dat kan je lenigheid kosten. Leken onderschatten hoe zwaar golfen is. Ik doe vijf keer per week puur fysieke trainingen. Gelukkig vind ik dat leuk. Een dag platte rust is moeilijker, daar moeten ze me echt toe verplichten. (lacht) Op de topsportschool was er een leerkracht die me altijd uitlachte omdat golf volgens hem meer spel dan sport was. Tegenwoordig golft hij zelf en piept hij wel anders.

Voor het eerst sinds meer dan een eeuw wordt er weer gegolft op de Olympische Spelen. Leven de Spelen in het golfwereldje?

PIETERS: Ja en nee. Iedereen was blij dat we erbij zijn, maar de laatste weken hebben een paar topspelers met een bizar excuus afgezegd. Ik vind dat niet kunnen.

Jason Day, Vijay Singh en Rory McIlroy gaan niet ‘omdat ze bang zijn voor het zikavirus’. Maar dat er in Rio geen geld te verdienen valt, zal ook wel meespelen.

PIETERS: Ze zeggen dat het niet in hun planning past, en dat ze zich op de majors concentreren. Maar Rio is na de laatste major van het jaar, dus waarom zou je niet gaan? De Spelen zijn een kans om het golf te promoten, voor mij betekent dat een extra motivatie. Als ik daar schitter, dan zet ik België op de kaart binnen mijn sport, en zet ik mijn sport op de kaart binnen België. Het zal misschien de eerste keer zijn dat de Belgische tv-kijker een heel golftoernooi volgt. Hoop ik toch.

Een beetje gek toch: doorgaans zoekt u de aandacht niet op, integendeel.

PIETERS: Dat is waar, het voelt een beetje dubbel. Liever low profile dan beroemd. Maar alles wat ik doe en laat is om toernooien te winnen. Dan moet ik ook niet bang zijn van de belangstelling die erbij hoort.

Hoe liggen de kansen voor de Spelen? Er zijn zestig deelnemers: 1 op 60 dus?

PIETERS: Ik hoop die week fysiek en mentaal in orde te zijn. Dat wordt niet evident, want het is een heel drukke zomer. Ik hoef maar 57 man achter me te houden om een medaille te pakken, de kansen zijn dus een stuk groter dan op een normaal toernooi. En lukt het dit keer niet, dan komt er over vier jaar een nieuwe kans.

Het terrein van Rio ziet er lastig uit. Het ligt in het midden van de baai en lijkt een course vol valstrikken, echt iets voor technici. Lange banen waar je hard moet uithalen liggen mij doorgaans beter.

Ooit sloeg u 384 meter ver. Dat zijn bijna vier voetbalvelden met één klap.

PIETERS: Kracht heb ik altijd al gehad, en natuurlijk helpt het mijn spel. Maar uiteindelijk komt golf toch neer op finesse. Je moet die bal in de hole krijgen, en dat is een kwestie van subtiliteit, niet van power. Naarmate je beter speelt, kun je je seizoen beter plannen. Sinds dit jaar kan ik toernooien opzoeken die het beste in mij naar boven halen.

Op uw website houdt u uw reiskilometers bij. In 2016 zit u aan een onvoorstelbare 87.120 kilometer. Dat is meer dan twee keer de wereld rond.

PIETERS: Ik leef uit mijn koffer. Dat is vermoeiend, maar ik troost me met de gedachte dat ik in de toekomst minder toernooien zal hoeven te spelen en dus ook minder zal reizen, op voorwaarde dat ik beter presteer. Ik ben al twintig keer rond de wereld geweest. Bestemmingen die andere mensen een droom vinden, heb ik misschien al vier keer gezien. Mijn vrienden zeggen dan: ‘Waaw, je mag weer naar Thailand.’ Hoezo, mág? (lacht) Het is part of the job, maar als ik mag kiezen, golf ik liever dichter bij huis.

Wat is het volgende doel? Een vaste stek op de PGA Tour, het Amerikaanse circuit waar het grote geld verdiend wordt?

PIETERS: Daar droomde ik vroeger van, maar ik heb het afgeleerd om zo ver vooruit te kijken. Plus, ik heb van mezelf ontdekt dat ik een echte familiemens ben. Een heel jaar in Amerika spelen trekt me niet aan. Liever een paar Amerikaanse toernooien combineren met de European Tour, die stilaan bijna even sterk is als de PGA. De hoofdreden om over te stappen zou het prijzengeld zijn.

Speelt u eind september de Ryder Cup? Daarin nemen de beste golfers van Europa het in team op tegen de beste Amerikanen.

PIETERS: Ik zit in elk geval dicht bij een selectie. Als de zomer goed uitpakt, ben ik erbij.

Waar werkt u momenteel nog aan?

PIETERS: Aan kleine dingen. Het harde werk is al gedaan: ik heb een goeie, stabiele swing die ook onder druk overeind blijft. Soms zie ik andere golfers rare toeren uithalen met hun swing, waarbij ik denk: wat blijft daarvan over als ze op zondagnamiddag aan de leiding staan en het echt begint te tellen? Mijn tekortkomingen liggen in het korte spel: een kwestie van oefenen, oefenen en nog eens oefenen.

De Engelse golfjournalist Peter Dobereiner zei: ‘Half of golf is fun, the other half is putting.’

PIETERS: So very true. (lacht) Dan overbrug je vierhonderd meter in twee shots, en moet je vijf keer slaan op twee meter van de hole… Het overkomt de beste golfers, maar het valt me op dat de veteranen daar makkelijker mee omspringen. Ze missen een makkelijke putt, en nog voor de bal stilligt, hebben ze de knop omgedraaid. Dat lukt mij nog niet, ik kan nog érg kwaad zijn op mezelf.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S JELLE VERMEERSCH

‘Naar Amerika trekken was de beste beslissing uit mijn carrière. Techniek vinden ze niet belangrijk. De wil om te winnen wel.’

‘Een caddy is voor een golfer wat een copiloot is voor een rallyrijder. Hij hakt de knopen door, de golfer voert uit.’

‘Ik zit dicht bij een selectie van de Ryder Cup. Als de zomer goed uitpakt, ben ik erbij.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content