Megaseller Michael Crichton over zijn thrillers waarin feiten en fictie listig door elkaar lopen. “Ik voel het als mijn plicht aan om mijn lezers wakker en geïnteresseerd te houden.”

De boeken van Michael Crichton zijn duidelijk geschreven met een filmversie in het achterhoofd. Zijn page-turners liggen aan de basis van enkele van de meest spraakmakende Hollywoodfilms van de laatste jaren: “Jurassic Park”, “The Lost World”, “Rising Sun”, “Disclosure”.

De man die me begroet in een hotelsuite in het olympisch dorp in Barcelona, is zelf al even imponerend als zijn c.v. (zie profiel). Met zijn reusachtige gestalte (twee meter en zes) is hij groot genoeg om een basketbalkampioen te zijn; hij oogt ook aanmerkelijk jonger dan zijn 56 levensjaren.

Waarom Barcelona? Crichton brengt een blitzbezoekje aan de stad om “The 13th Warrior” te promoten, de door reshoots en vertraging geplaagde filmversie van zijn fantasy-roman “Eaters of theDead” uit 1976, waarin Antonio Banderas de hoofdrol speelt. De Spaanse acteur, inmiddels een superster in Hollywood, laat plotseling wegens ziekte verstek gaan op de Europese persbijeenkomst. Zodat Crichton, ook een van de producers van de prent, op zijn eentje het resultaat mag aanprijzen. Omdat regisseur John McTiernan al vastzat aan een volgend project, heeft Crichton zelf de film moeten afwerken (in een vroeger leven regisseerde Crichton zelf zeven films, onder meer “Westworld”, een voorloper van “Jurassic Park”, waarin pretparkrobotten ontregeld raken en in opstand komen tegen de verstrooiing zoekende bezoekers).

“Eaters of the Dead” is geschreven als een manuscript van een zekere Ibn Fadlan. Deze Arabier, afgezant van de kalief van Bagdad, brengt verslag uit van zijn avonturen aan de zijde van een bende Noormannen anno 922. Crichton laat met veel respect de cultuur en gebruiken herleven van dit ten onrechte als barbaars afgeschilderde volk. Zijn vikingkrijgers moeten het opnemen tegen raadselachtige Neanderthalerachtige mistmonsters en menseneters.

De met vele voetnoten gelardeerde tekst moet de historische authenticiteit van het basismateriaal versterken – pas na een drietal hoofdstukken laat Crichton zijn eigen fantasie de vrije loop.

De historische bronvermeldingen doen voor “Eaters of the Dead” wat het ingenieus technojargon doet voor de wetenschappelijke thrillers van Michael Crichton: ze zorgen ervoor dat de lezer zijn stoutste verzinsels voor zoete koek slikt.

In zijn aantekeningen op het eind van het boek, doorprikt Crichton zelf alle mogelijke illusies omtrent de historische waarachtigheid van zijn als een academische verhandeling vermomde roman.

In het nawoord van “Eaters of theDead” (“De Mistmonsters”) wijst u op de gevaren van het vervagen van de grenzen tussen feiten en fictie. Iets waar u toch zelf in ruime mate hebt toe bijgedragen?

Michael Crichton: Toen ik “Eaters of the Dead” schreef, liep het allemaal nog niet zo’n grote vaart. Op televisie werden echte gebeurtenissen nog niet nagespeeld. Het is juist dat ik mijn duit in het zakje heb gedaan. Toen “The Andromeda Strain” verscheen, vroeg iedereen zich af of het een waar gebeurd verhaal was. Toen hadden ze me geen groter compliment kunnen maken. Terwijl op de kaft toch te lezen stond dat het om een roman ging. Naargelang het mengen van feiten en fictie meer gebruikelijk werd, begon ik er zelf mijn twijfels over te hebben. Het is zo al moeilijk genoeg om het echte en het kunstmatige uit elkaar te halen, zonder dat wij de verwarring nog wat aanwakkeren. Onlangs ging een vriend van mij met zijn kinderen naar de dierentuin. Toen ze bij het aquarium kwamen, vroegen de kinderen of dit nu echt was of virtuelerealiteit. Ik denk niet dat zo’n verwarring gezond is.

Waarom wordt “The 13th Warrior” zo laat uitgebracht. Naar verluidt werd de film al twee jaar geleden gedraaid?

Crichton: Tijdens previews bleek dat het publiek in de war was over het verhaal. Voor een Amerikaans publiek is het een heel ongewone film. Ze begrepen niet waarom Antonio Banderas door de vikings werd uitgekozen, hadden problemen met de taalverwarring. Ze verafschuwden ook dat die mensenetende wezens zomaar uit het niets tevoorschijn kwamen en dan weer afdropen, zonder enige uitleg. We hebben er een uitleg moeten aan toevoegen. Daarom hebben we in maart 1998 nog extra scènes moeten draaien. Het sleepte allemaal zo lang aan dat John McTiernan intussen aan een andere film was begonnen en ik de film heb moeten afwerken.

Er waren dus geen creatieve meningsverschillen tussen jullie beiden?

Crichton: Ik weet niet waar ze dat vandaan halen. Er was discussie, maar geen ruzie. Ik heb sommige scènes opnieuw geschreven, John keurde ze goed, heeft ze ook verfilmd, gaf een preview en moest dan weg.

U hebt het over previews waarbij het publiek gaat bepalen wat er in de film blijft en wat eraan toegevoegd moet worden. Is dat de reden waarom u zelf ophield met regisseren?

Crichton: Nee, want ook als schrijver gooi ik er soms zaken uit als iemand me zegt dat iets niet werkt. Op dat vlak ben ik genadeloos. Regisseurs reageren daar allemaal anders op. Spielberg doet zijn ding zonder proefvertoningen te houden. Barry Levinson organiseert wel previews, toont de film aan zijn vrienden, bij hem zijn alle suggesties welkom om in de montage wijzigingen aan te brengen. Ik sluit me aan bij Levinson. Als het publiek iets niet begrijpt, moet je daar iets aan doen en mag je dat niet persoonlijk opvatten. Niet dat ze alles moeten goedkeuren, voor mijn part mogen ze een personage hartgrondig haten, maar als ze iets niet begrijpen, is er iets fout.

Ik schrijf mijn boeken zoals ik wil. Maar zodra ik het voltooide manuscript inlever bij de uitgever, komt er feedback. Soms maakte ik me zelf al zorgen tijdens het schrijven dat iets niet zou werken, maar besloot ik het er toch op te wagen. Als dan blijkt dat het een obstakel vormt in het begrijpen van de roman en dat mijn intuïtie juist was, ga ik dit natuurlijk veranderen. De andere mogelijkheid is dat drie of vier mensen een probleem hebben met een element in de roman. Als verschillende verstandige mensen die samen niets hebben afgesproken, tot dezelfde conclusie komen, dan moet er inderdaad een probleem zijn.

Ik kan je een voorbeeld geven uit “The Great Train Robbery”, een boek dat speelt in de Victoriaanse tijd. De dieven spraken een eigen taaltje, uit research bleek dat ze vaak Jiddisch spraken, wat ik in het boek dan ook gebruikte. Proeflezers waren totaal de kluts kwijt: waarom worden ze plotseling joden? Wat heeft dit ermee te maken? Het mocht dan nog authentiek zijn, ik heb het er allemaal moeten uit halen, omdat het gewoon de aandacht van de lezer afleidde en de spanning van het verhaal brak. Je bent de lezer verantwoording verschuldigd.

Uw romans geven blijk van ambivalente gevoelens omtrent technologische vooruitgang.

Crichton: We leven in een wereld waar we alleen maar het goede horen over technologie, al is het maar door de manier waarop de reclame ons bestaan beheerst. Het is altijd maar kopen, kopen, kopen. Neem nu Internet waar iedereen zo wild van is. Ik ben er niet zo zeker van. Ik ben oud genoeg om de heisa te relativeren: ik was tien jaar oud toen televisie de Amerikaanse huiskamer veroverde en alles wat ik toen hoorde over hoe televisie de samenleving ten goede zou veranderen, wordt nu herhaald over Internet. We weten inmiddels dat al die voorspellingen over de heilzame invloed van het kijkkastje niet kloppen, dat televisie er best mag zijn, maar zeker niet de oplossing biedt voor al onze problemen, zoals ook nu Internet het mensdom niet zal redden. Ik deel dit overdreven enthousiasme niet. Zoals elke uitvinding heeft Internet goede en slechte kanten. Ik ben heel blij dat ik er gebruik van kan maken, maar het zal mijn leven niet veranderen. Het gevaar is dat het onze rechtstreekse, lijfelijke communicatie gaat vervangen. Zoals er ook weinig wordt bij stilgestaan dat e-mail aanzienlijk minder informatie verschaft dan face to face-communicatie of zelfs voice-mail. Ik ken nu bedrijfsleiders die geen e-mail meer willen ontvangen van hun medewerkers, maar hun gezicht willen zien of tenminste hun stem willen horen, omdat dit hen allerlei bijkomende signalen geeft die e-mail niet bevat. Het is belangrijk dat we de beperkingen van die nieuwe communicatiesystemen onder ogen zien. Internet is vooral interessant als je iets wil verkopen, je kunt heel snel in dit netwerksysteem een markt veroveren.

Voelt u zich als schrijver niet bedreigd door Internet? Kranten, romans als een uitstervende soort.

Crichton: Dat wordt nu al zo lang voorspeld. Ik kan alleen uit eigen ervaring spreken. Ik print mijn roman maar uit als hij echt voltooid is. Ik schrijf mijn romans volledig op computer en stuur ze door naar de uitgever zonder dat er een vel papier aan te pas komt. Aangezien het proces nu al volledig elektronisch is, kun je je afvragen waarom ik het ding gewoon niet via Internet verspreid. Een van de hoofdredenen is dat het niet plezierig is om op het beeldscherm een roman te zitten lezen. Tot nader order valt het leesgenot nog altijd samen met het plezier om echt te kunnen bladeren.

Bent u nog altijd zo nauw betrokken bij de tv-serie “ER”?

Crichton: Ik was er alleen de eerste twee jaar nauw bij betrokken. Sindsdien heb ik er wat afstand van genomen. Het is mijn geesteskind, maar nu het kind zich goed uit de slag trekt, hoef ik me er verder ook niet mee te bemoeien. Tegen het eind van het tweede seizoen, werden de verhaallijnen uitgetekend voor het volgende seizoen. Toen ik naar die meeting kwam, vroegen ze me: wie bent u eigenlijk, wat komt u hier doen? Ik was eerst erg in mijn wiek geschoten, maar dan besefte ik dat dit de juiste houding was: het is nu hun show. Het enige wat ik kan doen, is ze geluk toewensen en zeggen dat ze me altijd mogen bellen als ze me nodig hebben. Nu bekijk ik het resultaat op mijn tv.

Wat was uw uitgangspunt voor de nerveuze stijl van “ER”, de rusteloze cameravoering, de verhaallijnen die niet netjes afgerond worden maar brutaal onderbroken worden, de nieuwe personages in elke aflevering?

Crichton: Ik vond dat voor de meeste drama’s het tempo van de actie kunstmatig werd vertraagd voor tv. Met “ER” wilde ik het jachtige ritme vatten van de spoedkamer, waar dokters onder hoge druk beslissingen op leven en dood moeten nemen, waar telkens iemands leven gered wordt, een andere patiënt doodgaat. Een arena in permanente crisis. We hebben er de pauzes uitgekieperd, de momenten waarop acteurs nietszeggend in de camera staren. In de geijkte Amerikaanse doktersserie, stijl “Marcus Welby”, wordt een patiënt geïntroduceerd, krijgen we een keurige uiteenzetting van de ziekte van de week en wordt het zaakje mooi afgerond met een hartverscheurende climax. In “ER” razen we van de ene patiënt naar de andere.

In Amerika werd het succes van de serie toegeschreven aan de stijgende angst van de modale Amerikaan over de gezondheidszorg.

Crichton: Dat is larie. Als jij je zorgen maakt over wie de doktersrekeningen gaat betalen, ga je daarom naar een medische serie kijken?

Het succes is nochtans makkelijk te verklaren: we zijn allemaal bang dat we bij een verkeersongeval het bewustzijn verliezen, in allerijl ergens naartoe gebracht worden en dan ontwaken omringd door dokters terwijl we ons afvragen of het levensredders dan wel knoeiers zijn. Onze serie toont dat het goede dokters zijn. Dáarom is de show een hit.

Sommige van uw boeken zorgden voor de nodige controverse. U werd ervan beschuldigd Japan af te kraken in “Rising Sun”, waarin u de handelspraktijken van de Japanners beschrijft bij hun strijd om de controle over vitale Amerikaanse technologie. “Disclosure” werd als een afrekening met het feminisme beschouwd. U zegt dat uw argumenten veel genuanceerder zijn dan uw critici beweren, maar gebruikt u niet een vorm van populaire literatuur waar mensen alleen de slogans onthouden en zeker geen rekening houden met de subtiliteiten?

Crichton: Dat is een totaal academische interpretatie die veel journalisten gebruiken om me neer te sabelen. Ik vind die houding zeer betuttelend. Ik vertrouw mijn lezerspubliek. Ik verwachtte de strenge kritiek op “Rising Sun”, maar was verbaasd dat het allemaal om de zogeheten racistische anti-Japanse stemming draaide, terwijl de essentie van het verhaal draait om het economisch gedrag van volkeren. Ik wees in dit boek op de onwil van de Verenigde Staten om het feit onder ogen te zien dat Japan het leidende industrieland in de wereld is, dat een land zo groot als Montana, met de helft van onze bevolking, spoedig een even grote economie zal hebben als wij. Dat de Japanners daarbij een nieuw soort handel hebben uitgevonden – antagonistische handel, handel als oorlog, handel die bedoeld is om de concurrentie uit te roeien, heeft Amerika niet begrepen. Ik kreeg een massa lezersbrieven die bewezen dat de lezer het wel begrepen had.

In “Disclosure” wilde ik het feminisme helemaal geen hak zetten, maar probeerde ik een aantal problemen aan te kaarten, zowel van ideologische als van praktische aard, die vaak over het hoofd gezien worden in de discussie over sexual harassment. Meestal gaat het dan over extreme situaties van aanranding en ongewenste seksuele intimiteiten waar geen enkel misverstand over kan bestaan. Maar daartussenin krijg je een grijze zone met allerlei gedragingen waarover de meningen verschillen en waar we moeilijk onze weg in vinden. Er werd me kwalijk genomen dat in “Disclosure” een man het slachtoffer wordt van sexual harassment, waarmee ik alleen maar wil illustreren dat machtsmisbruik geen monopolie is van de man.

U bent een gevierd bestsellerauteur, sluit lucratieve filmdeals af, maar als schrijver wordt u niet echt serieus genomen. Steekt dat?

Crichton: Ik heb me daar allang bij neergelegd, al kan ik nog altijd behoorlijk geïrriteerd raken als ik zie hoe de meest obscure geschriften worden opgehemeld. Iedereen kan proza schrijven dat je na tien keer lezen nog niet begrijpt. Ik voel het als mijn plicht aan om mijn lezers wakker en geïnteresseerd te houden. Zelfs in mijn studententijd had ik al een hekel aan Henry James. Veel van Henry James is vreselijk geschreven en lijkt op een ongecorrigeerde ruwe versie. Ik voelde me altijd veel meer aangetrokken door schrijvers met een minder pompeuze reputatie: Edgar Allen Poe, Conan Doyle, Louis Stevenson.

Soms heb ik het gevoel dat ik als schrijver nergens bij hoor. In meer intellectuele kringen word ik afgeschilderd als een populaire entertainer die geen enkele aandacht verdient. Maar in de amusementswereld word ik dan weer als te intellectueel beschouwd.

Welke discipline legt u zichzelf op tijdens het schrijven?

Crichton: Elk boek neemt ongeveer achttien maanden in beslag. Ik werk niet thuis, maar in mijn kantoor in Santa Monica. Tijdens de eerste fasen van het boek sta ik op om zes uur, maar naarmate het werk vordert, wordt het alsmaar vroeger. Tot ik uiteindelijk om tien uur ’s avonds ga slapen en om twee uur ’s nachts uit de veren ben. Dan begin ik meestal de gevolgen van het gebrek aan slaap te voelen en probeer ik de eerste versie zo snel mogelijk te voltooien. Een computerprogramma legt precies mijn werkuren vast. Ik ben geenszins een geboren schrijver, ik vind schrijven nog altijd een harde karwei en zoek daarom altijd naar manieren om het sneller te doen. Het schrijven gebeurt in korte, intense vlagen van hooguit vijftien minuten. Soms kan ik in één uur een pagina schrijven. Als het echt vlot, schrijf ik in één dag vijf pagina’s. Na veertig dagen is mijn eerste versie klaar. Tijdens die eerste versie leid ik het leven van een kluizenaar. Ik werk zeven dagen op zeven, alleen onderbroken door joggen en wat tijd voor mijn vrouw en dochtertje. Om zo weinig mogelijk afgeleid te worden moet mijn onmiddellijke omgeving er zo clean mogelijk uitzien. Om de routine erin te houden gebruik ik bij elk boek elke dag dezelfde lunch. Voor “The Great Train Robbery” waren het flink gepeperde tonijnbroodjes, voor “Rising Sun” boekweitmeelnoedels, voor “Congo” aardappelpuree, vleessaus en boterham belegd met kalkoen.

Als ik aan een nieuwe roman begin, ben ik al goed voorbereid, vaak lag het idee al vijf jaar te rijpen. De research en het verwerken van de vakliteratuur doe ik lang op voorhand. Een heleboel problemen zijn al van de baan voor het schrijven begint.

Er wordt u verweten dat uw romans louter worden voortgedreven door de plot en dat u geen moer geeft om de motivatie van uw personages.

Crichton: Het enige wat me interesseert, is hoe mijn personages zich gedragen, omdat niemand er enig idee van heeft waarom we de dingen doen. Die theorieën over het superego zijn allemaal verzonnen, het is allemaal negentiende-eeuwse Weense onzin. Aangezien we niet weten waarom een mens zus of zo handelt, is het niet de taak van de schrijver naar onbestaande motieven te gissen. In mijn boeken geloof ik alleen in behavior, al de rest is veronderstelling.

Hebt u iets te maken met de aangekondigde vervolgfilm op “The Lost World”?

Crichton: Nee, ik zal zeker geen derde roman schrijven, alhoewel Steven (Spielberg) me daarom heeft gevraagd. Ik zei dat ik hem een outline zou bezorgen, maar zelfs die belofte kan ik niet nakomen. Voor mij is dit hoofdstuk afgesloten. Toen “Jurassic Park” uitkwam, was het voor mij al oude koek, omdat het project al jarenlang aan het sudderen was. “The Lost World” was mijn eerste vervolgroman. Het was een uitdaging om iets te bedenken dat niet helemaal nieuw voor me was. Ook dat heb ik nu gehad.

Hoe ver staat het met uw nieuwe roman “Timeline”?

Crichton: Ik ben nog altijd niet klaar, alhoewel het boek in november moet verschijnen. Ik kan er echt niets over zeggen omdat ik geloof dat het ongeluk brengt te praten over een boek dat er nog niet is.

“The 13th Warrior” komt op 25 augustus in de bioscoop. Een nieuwe “ER”-serie loopt in het najaar op Kanaal 2.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content