Het is nooit zo erg geweest met het aantal geblesseerden in de MX1-klasse van het motorcrossen. Het bekendste slachtoffer is vicewereldkampioen Steve Ramon. Eind april liep hij in Valkenswaard een nekwervelbreuk op. ‘Opeens viel alles stil.’

Steve Ramon had zich nochtans naar eigen zeggen lang niet meer zo fit gevoeld: ‘Heel hard getraind. Goede winter, goede voorbereiding gehad. Ik voelde me klaar om weer voor de wereldtitel te gaan.’ De eerste resultaten waren niet zo sterk, maar zijn vertrouwen bleef gaaf. Vanaf de derde Grote Prijs leek hij de oude vaart herwonnen te hebben. ‘En in Valkenswaard was ik opnieuw goed bezig. Alle mogelijkheden lagen toen nog open.’ Ongelukkig genoeg voor hem openbaarde een van die mogelijkheden zich als een ongebreidelde val in het zand. C7 gebroken.

Steve Ramon vormt geen uitzondering. Woedt de oorlog in het veld? Voor de Grote Prijs van Portugal midden mei kwamen er nog maar 27 rijders aan het starthek. In principe kunnen ze met 40 deelnemen. ‘Maar het is toeval’, zegt Ramon en kijkt onbeweeglijk voor zich uit. Zijn hoofd zit klem in een hoge kraag. Een mens heeft 7 nekwervels. C7 wordt vanwege zijn grote doornuitsteeksel ook wel de vertebra prominens genoemd. Het is de eerste wervel die je van buitenaf kunt zien. Je hebt hem onder andere nodig om nee te schudden. Als interviewer voel je je bij die wetenschap opeens verzekerd van een positief gesprek.

Had je je dit seizoen anders voorbereid?

steve ramon: Toch wel. Oefeningen gedaan om de benen te versterken, bijvoorbeeld. Natuurlijk zijn de benen belangrijk, heel je lijf is belangrijk. Alles wordt belast, maar de benen in het bijzonder. Zeker op een zandparcours. Als je benen het begeven, ga je neerzitten en raak je niet meer soepel rond. Conditioneel kun je in de laatste tien minuten van de wedstrijd echt wel het verschil maken.

Zie je nu een andere wedstrijd? Want als motorcrosser ben je toch vooral met jezelf bezig?

ramon: Ik volg de wedstrijden noodgedwongen op de televisie en eerlijk gezegd, ik vind het een beetje saai. Vier, vijf rijders en daarna een enorme gaping. Antonio Cairoli rijdt heel sterk. Als hij niet met pech af te rekenen krijgt, wordt hij de nieuwe wereldkampioen. Dat zeg ik nu. Maar het seizoen is nog lang. Ook voor hem zal het zaak zijn om keer op keer het podium te halen. Regelmaat is heel belangrijk.

Voor Cairoli (23) is het nog maar zijn tweede seizoen in de MX1. Twee jaar geleden was hij nog wereldkampioen in de MX2 en vorig seizoen heeft hij door een knieblessure nauwelijks gereden. De nieuwe held?

ramon: Niet iedereen die wereldkampioen in de MX2 wordt, maakt het waar in de hogere klasse. Cairoli heeft de stap meteen gezet en blijkbaar heeft hij weinig moeite om zich aan te passen. Dat wil zeggen dat hij enorm getalenteerd is. Kijk naar zijn manier van rijden, zijn techniek bij het springen. Hij bespeelt zijn machine. Bij elke sprong wint hij tijd op de concurrentie.

Kun je leren zo magistraal te springen?

ramon: Je hebt het. Je kunt er op trainen, enig verschil maken, maar een enorme vooruitgang boek je niet. Cairoli springt al met een hogere snelheid tegen de berg aan en landt dan nog eens lager. Dat kun je kunst noemen.

Jij hebt er langer dan hij over gedaan om van de 125 cc naar de top van de MX1 door te stoten. Er lagen vier jaar tussen je twee wereldtitels.

ramon: Na mijn wereldtitel in 2003 ben ik nochtans vlot overgegaan naar de MX1. De eerste reeks van de eerste Grand Prix won ik meteen. Dat was in Zolder. Maar blijven hangen, inderdaad, ik kon de lijn niet doortrekken. Ik had in die periode ook niet de minste tegenstanders: Stefan Everts, Mickael Pichon. Daar stap je niet zomaar overheen.

Omdat er werkelijk een verschil was? Of uit ontzag?

ramon: Everts was te sterk. Je mocht al blij zijn met een tweede of derde plaats. Dat was ik ook, tevreden dat ik in zijn zog kon eindigen. Heimelijk hoopte je op meer, maar eigenlijk wist je dat het onmogelijk was, dat je al op pech van de ander moest rekenen. Everts kon zich een fout veroorloven, ik niet.

Stefan Everts en Joël Smets zijn nog altijd heel zichtbaar op de grote wedstrijden. Hoe hinderlijk is dat voor de rijders van nu?

ramon: Ik heb er nooit een probleem mee gehad dat de pers de aandacht meer op Everts en Smets richtte. En nog altijd vind ik dat in orde. We hadden misschien op wat meer belangstelling mogen rekenen, maar voor wie tien wereldtitels wint, is die publiciteit op zijn plaats. Dat zal nog wel een tijd boven het peloton blijven hangen. Voor mij kan het. Ik zoek de aandacht niet. Ik doe mijn job, mijn sport. Ik ben wie ik ben, niet gemaakt om in de schijnwerpers te staan. Het is goed voor mij zo. (zucht) Ik cross gewoon graag.

Is er ook een verschil in ambitie tussen de vroegere Everts en jij nu?

ramon: Elke toprijder wil wereldkampioen worden. De één werkt er harder voor dan de ander. Ik heb altijd voor mijn sport geleefd. Het is niet dat ik geregeld denk: had ik dat of dat gedaan, was ik verder geraakt. Mijn ambitie is in orde. Maar al het andere moet ook meezitten. Een blessure zoals nu kan je geweldig afremmen.

De ware kampioen herken je op het ogenblik dat hij verliest, wordt gezegd. Hoe ben jij na een nederlaag?

ramon: Dat hangt af van het verloop van de wedstrijd. Als je per definitie zegt: ‘Het is wat het is’, mis je de juiste houding, daar ben ik het mee eens. Na een verlieswedstrijd denk ik eerst aan de fouten die ik gemaakt hebt. Of aan de punten die ik kan verbeteren. De machine is meestal zo goed dat het daar nauwelijks aan kan liggen. Dus ben ik het zelf.

Volgens een ander gezegde lukt het ook niet als de rijder geen vertrouwen in zijn machine heeft.

ramon:… en in zijn mecaniciens. Je moet inderdaad geloven dat de motor in orde is.

Hebben we nu de belangrijkste technische verbeteringen gehad? Of is ook dat eindig?

ramon: Iedereen wil de beste motor. Ik vind mijn machine in orde, vraag het dus niet aan mij. Ik zou niet weten wat er nog aan te verbeteren valt.

Hoe technisch onderlegd moet je zelf als rijder zijn?

ramon: Je moet geen blok kunnen opensmijten. Ik heb een trainingsmotor thuis en daar sleutel ik weleens aan. Ik heb ook een helper die dat doet. Een filter verversen, een ketting opleggen, een ander wiel steken. Als het over meer gaat, stuur ik de motor naar de fabriek. Natuurlijk moet je problemen kunnen aangeven en zo juist mogelijk omschrijven. Maar op een motor stappen waarin je helemaal geen vertrouwen hebt, is echt verleden tijd. Tenminste voor wie zoals ik altijd in een fabrieksteam heeft gezeten.

Je woont aan de kust, ver van Limburg en de Antwerpse Kempen, waar motorcrossers meestal thuis zijn.

ramon: Vier jaar geleden heb ik een hoeve in Jabbeke gekocht. Maar de verbouwvergunning sleepte aan. Ik ben dus noodgedwongen bij mijn ouders blijven wonen, maar ik wilde ook mijn eigen stek en dus ben ik tijdelijk naar een appartement in De Haan verhuisd. Rustig, klopt. Maar niet zo praktisch. Bijna al mijn spullen staan bij mijn ouders in Zerkegem. Veel heen en weer, het zou praktischer zijn als alles zijn plaats dichtbij zou hebben.

In Limburg heb je de circuits voor het uitkiezen, Lommel, Olmen. Zandcircuits, maar ook omlopen met een harde ondergrond zoals Genk. Die circuits heb ik hier niet. Maar ik zit perfect voor andere vormen van training, voor het lopen en het fietsen. Strand en bos genoeg. Voor motortrainingen ga ik meestal naar Noord-Frankrijk, dat is een uur rijden van hier. Maar ik train ook geregeld in Limburg. Na elke Grand Prix hebben we een meeting met het Suzukiteam. Dat zit in Lommel. Eén keer per week ben ik ginder, meestal koppel ik er een training aan vast.

Op het zandcircuit van Valkenswaard stonden dit jaar drie buitenlanders op het po- dium. Het terreinvoordeel lijkt niet meer te bestaan.

ramon: Ik reed vroeger ook het liefst op zand. Nu speelt het geen rol meer. Door training en wedstrijdervaring word je het gewoon om overal even sterk uit de voeten te kunnen. Anders was ik ook geen wereldkampioen geworden.

Er zijn dit seizoen enkele nieuwe Grand Prixs op de kalender gekomen. Het seizoen eindigt bijvoorbeeld in Brazilië. Geeft dat een ander accent?

ramon: Ik ben een keer of drie in Brazilië geweest. De reis zelf is natuurlijk al lang en vermoeiend. Andere sfeer, andere weersomstandigheden ook. En niet interessant voor de Europese rijders die op dat ogenblik nog in strijd voor de wereldtitel zullen zijn. Weinig fans maken de verplaatsing, dat drukt de stemming. Voor mij maakt het niet uit, ik kan toch geen wereldkampioen meer worden.

Vanaf dit jaar zijn de kwalificatieritten op zaterdag ook anders opgevat, geen ronde- tijden meer, maar een echte wedstrijd. Geeft dat vreemde resultaten?

ramon: Niet echt. Maar de kans op verrassingen stijgt wel. De voorbije jaren was het voldoende om een goede tijd neer te zetten. Ook als je een mindere dag had of het parcours niet echt een kolfje naar je hand was, kon je altijd nog wel de tiende tijd halen. Nu het een wedstrijd geworden is, kan pech je terugslaan. Of je kunt vallen zodat voortrijden uitgesloten is. Alleszins stijgt de kans op een slechte startplaats voor zondag. Maar er zijn ook voordelen aan verbonden. Je hebt het ritme voor de échte wedstrijd beter beet. En voor de toeschouwers wordt het interessanter om ook op zaterdag een wedstrijd te zien.

Kunnen jullie als rijders meebeslissen over dergelijke vernieuwingen?

ramon: ( bedachtzaam) Niet echt.

Zijn er nog leiders in het peloton van het slag Stefan Everts of Joël Smets?

ramon: Nee. Maar misschien is er ook niemand die de dingen als een probleem ervaart. Toch niet wat dit punt aangaat.

Het gebrek aan prijzengeld in de Grand Prix is een oude klacht. Dat onderwerp wil maar niet opschieten.

ramon: Voor fabrieksrijders als ik is het minder erg. Maar de privérijders lijden er heel erg onder.

Op termijn zullen alleen de fabrieksteams standhouden.

ramon: Die kans zit erin. Het rijden van een Grand Prix wordt almaar duurder. Je moet nu ook al betalen om te mogen deelnemen, duizend euro per wedstrijd. Vroeger kreeg je zowel kwalificatie- als prijzengeld. Door al die regels is het zelfs heel moeilijk geworden om de startlijn vol te krijgen. En privérijders moeten nu rondkomen met het prijzengeld dat ze in andere internationale wedstrijden binnenhalen.

Je draait nu 12 jaar mee in het internationale circuit. Ben je nog altijd even gretig?

ramon: Er is de voorbije jaren veel veranderd voor mij. Ik ben twee keer wereldkampioen geworden. De voorbije zeven, acht jaar ben ik nooit uit de eerste vier in het wereldkampioenschap geweest. De verwachtingen stijgen, de druk neemt toe, dat is waar. Het wordt er zeker niet makkelijker op. Maar ik doe het zeker nog graag. In het andere geval kan ik beter stoppen.

Kun je om met de druk of was je liever het jonge, opkomende talent gebleven?

ramon: In je beginjaren eist het team niets van je en zet je jezelf ook niet onder stoom. Je hebt nog alle tijd. Dat is intussen veranderd. Maar ik kan het relativeren, ik ben een nogal rustige natuur.

Waarom zijn ze je dan The Bomb gaan noemen?

ramon: Dat heb ik mij ook al afgevraagd. Ik ben zeker geen explosieve rijder. Ik ben ook niet agressief. Ik heb meer een soepele stijl. Op zeker ogenblik hoorde ik zeggen: Ramon de Bom. Later nog eens. Tot het een gewoonte werd. Maar dat is intussen toch ook al een jaar of zeven geleden.

Toprijders noemen de Motorcross der Naties vaak hun favoriete wedstrijd. Jij ook.

ramon: Geselecteerd worden is al top. Het is een heel bijzondere wedstrijd. Zeker als ook de Amerikanen meedoen. Dan kun je zeggen dat de allerbesten van de wereld het tegen elkaar opnemen. Alles aan die wedstrijd is speciaal. De sfeer. Het publiek. Je wint als ploeg, maar je kunt ook individueel schitteren. Het is gewoon een heel ander evenement dan een Grand Prix. Ik heb zeven of acht keer deelgenomen. Altijd op het podium gestaan. Twee keer gewonnen. Dat is een sterke erelijst, daar ben ik echt wel trots op.

Jij rijdt dit jaar ook wedstrijden in de kampioenschappen van Italië en Duitsland. In hoeverre bepaal je dat zelf?

ramon: De internationale wedstrijden in het begin van het seizoen rij je per definitie, dat hoort tot de voorbereiding. Wij hebben een Duitse sponsor Teka, dus ben ik verplicht om ook enkele wedstrijden in Duitsland te rijden. Al het andere wordt op z’n minst in samenspraak met mij vastgelegd. Ik rijd 30 tot 35 wedstrijden per jaar. En aan het einde van het seizoen doe ik ook graag enkele strandraces. Ik rij eigenlijk veel, ja.

Je vader is altijd je belangrijkste begeleider geweest. Komt er nooit een moment waarop je zoveel ervaring hebt dat je zijn raad kunt missen?

ramon: Mijn vader is vroeger zijspanrijder geweest, hij is dus een kenner. Hij volgt mij op alle Grand Prixs, met uitzondering van de keren dat het ver overzee is. Ik ben iemand die snel een goede lijn op het circuit trekt, maar het kan altijd beter natuurlijk. Elke hulp is welkom, ook al is die misschien niet even juist. Je kunt altijd luisteren. Ik vind het zelfs niet erg om dingen uit te proberen waarvan ik vooraf bijna zeker weet dat ze niet zullen werken.

Wat is zo moeilijk aan het kiezen van een goede lijn? Waarom kijk je niet gewoon hoe de beste rijder van dat ogenblik het doet?

ramon: ( lacht) Dat kun je willen, maar dat lukt gewoon niet altijd. Je moet die lijn ook kunnen neerzetten met je machine. In de eerste plaats gaat het over rijkunst. En meestal is de kortste weg de slechtste. Veel bulten en putten. Grotendeels heb je het circuit na de trainingen al in je hoofd zitten. Maar tijdens de wedstrijd verandert het circuit voortdurend. Het is heel wisselvallig. Op sommige circuits heb je meteen de goede lijn te pakken en rij je snelle tijden. Maar in een andere wedstrijd blijft het zoekwerk.

Je bent straks dertig. Is dat het punt waarop je het einde van je carrière begint te zien?

ramon: Ik heb er weleens aan ge-dacht, niet dikwijls en niet lang, maar inderdaad, zoveel jaren kan ik nu niet meer meegaan. Natuurlijk is er niet zoveel tijd meer, als ik nog een reeks van drie titels wil neerzetten, is het nu de hoogste tijd. Maar zolang ik de motivatie heb om te trainen en mijn lichaam mij niet in de steek laat, zie ik geen problemen. Zelfs als het hier stopt, ben ik heel tevreden. Ik heb altijd gezegd: ik wil meer dan één keer wereldkampioen worden. Dat is gebeurd. Opdracht volbracht. En ik ben nooit ernstig geblesseerd geweest, dit is de eerste keer. Maar ik kom zeker terug.

Vóór het seizoen zei je: net als Everts zou ik eens een heel seizoen lang iedereen willen overklassen.

ramon: Ik ben altijd een heel regelmatige rijder geweest. Maar ik heb nooit Grand Prix na Grand Prix gedomineerd. Als ik helemaal in orde ben, zit die kans er wel in. Daar ben ik van overtuigd, anders zou ik het niet gezegd hebben. Zo ben ik niet.

DOOR PIET COSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content