‘Het zou helpen als de Franstaligen zelf eens het initiatief zouden nemen’, zegt scheidend MR-voorzitter Didier Reynders in verband met de communautaire patstelling. De hoogste tijd voor ‘andere partners en een andere werkwijze’.

Didier Reynders is bijna MR-voorzitter af. Eind deze week worden de stemmen van de voorzittersverkiezingen geteld, en weten we of Charles Michel, behorend tot de anti-Reyndersstrekking in de partij, dan wel Daniel Bacquelaine, een vertrouweling van de scheidende voorzitter, het partijvoorzitterschap van de Luikenaar overneemt. De interne opstand tegen zijn persoon had de ongenaakbare Reynders even zichtbaar uit balans gebracht, maar niet voor lang. Het lijkt erop dat Reynders die bladzijde sinds enige tijd heeft omgeslagen. Intussen kijkt de vicepremier en minister van Financiën in de ontslagnemende federale regering van een veilige afstand en met groeiend zelfvertrouwen naar het pijnlijke schouwspel van de communautaire onderhandelingen. In het volle besef dat elke nieuwe dag van uitzichtloos geploeter de kansen van de MR om toch weer een rol van betekenis te spelen doet toenemen.

U zegt nu al maanden aan iedereen die het horen wil dat de door de onderhandelaars gebruikte methode niet deugt.

Didier Reynders: Het grootste struikelblok is natuurlijk de partijpolitieke samenstelling van de onderhandelaars. Na zeven maanden van vruchteloos onderhandelen mag men dat ook wel eens toegeven. De MR van zijn kant heeft bij herhaling gezegd beschikbaar te zijn, maar het is natuurlijk de vraag waarvoor precies. Om te beginnen, vinden wij dat de sociaaleconomische agenda en de communautaire agenda tegelijk aan bod moeten komen. Dat zou helpen om vertrouwen tussen de partners te wekken, iets wat tot nu toe helemaal zoek is.

Hoe wilt u dan precies te werk gaan?

Reynders: Wij stellen voor om met de Vlamingen te onderhandelen over wat we op federaal vlak nog samen willen doen. Maar het gaat ons niet alleen om de bevoegdheden. Stel dat we besluiten dat de pensioenen een grotendeels federale bevoegdheid blijven. Dan moeten we het vervolgens eens zien te worden over een hervorming van het pensioenstelsel. Hetzelfde voor het migratiebeleid. Als je over zulke delicate onderwerpen inhoudelijke akkoorden kunt bereiken, kan er vertrouwen groeien. Het probleem vandaag is dat minstens vijf van de zeven onderhandelende partijen als linkse partijen gelden, terwijl de N-VA en een stuk van de CD&V zich rechts van het centrum bevinden.

U begon uw carrière als grondwetspecialist op het kabinet van wijlen Jean Gol. U kent dus de bezwaren van voornamelijk Franstalige grondwetspecialisten tegen de door u bepleite methode, die inhoudt dat de Franstaligen zouden moeten vechten voor elke bevoegdheid die ze nog federaal willen houden.

Reynders: Misschien, maar het zou al veel helpen als de Franstaligen zelf eens het initiatief zouden nemen. Tot dusver hebben de communautaire onderhandelingen altijd de vragen van de Vlaamse partijen als vertrekpunt gehad. Dat is mijn kritiek op de Franstalige onderhandelaars: voor een echte dialoog moet je ook met eigen voorstellen voor de dag komen.

U zegt steeds weer dat de MR bereid is erg ver te gaan in de staatshervorming. Waarom hebt u dat in 2007, toen u er de kans toe had, dan niet gedaan?

Reynders: In 2007 was er een partij, het CDH, die per se de PS aan boord wilde halen en die van geen staatshervorming wilde weten. Ik heb de bijnaam ‘madame non’ destijds niet verzonnen, hoor. Ik vraag me ook af hoe Joëlle Milquet (CDH) zou hebben gereageerd als haar in 2007 de nota van Johan Vande Lanotte (SP.A) was voorgelegd. Zo stelt Vande Lanotte voor om de organisatie van justitie haast volledig naar de gewesten over te hevelen. Toen de Vlamingen in 2007 vroegen om de gewestelijke milieuministers enige inspraak te geven in de vervolging van milieumisdrijven, was zelfs dat een brug te ver. En vandaag zou Milquet instemmen met een bijna totale overdracht? Kom nou.

Ook bij de Open VLD luidde het consigne in 2007: Yves Leterme (CD&V), de man met 800.000 stemmen, mag niet slagen.

Reynders: Maar de Open VLD heeft de gang van zaken in 2007 nauwelijks beïnvloed. De Open VLD hoefde niemand te dwarsbomen, het CDH knapte het vuile werk al op.

U hebt vorige week een nieuw denkspoor aangekaart om de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde te regelen, namelijk de creatie van een groot Brussels gewest, waarin Vlaams-Brabant en Waals-Brabant zouden worden opgenomen.

Reynders: Het is haast onmogelijk om een voor iedereen aanvaardbare oplossing voor Brussel-Halle-Vilvoorde uit te tekenen. De Vlamingen vragen een zuivere splitsing van de kieskring, de Franstaligen plaatsen daar de uitbreiding van Brussel tegenover. Ook de nota van Vande Lanotte komt neer op een groot verlies van rechten voor de Franstaligen, niet het minst op gerechtelijk vlak. Vandaar mijn idee voor een nieuw België met drie sterke gewesten. De CD&V en de N-VA vinden de negentien Brusselse gemeenten een te kleine sociaaleconomische entiteit om als volwaardig gewest te kunnen bestaan. Aan de andere kant zijn wel steeds meer Vlaamse politici te vinden voor versterkte samenwerking tussen Brussel en zijn hinterland. Laten we dan van Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant één groot Brussels gewest maken, gezamenlijk bestuurd door Vlamingen en Franstaligen.

Niet alleen de Vlaamse partijen zullen dit nooit aanvaarden. Uw partijgenoot Serge Kubla stond al te steigeren toen nog maar bekend raakte dat Joëlle Milquet tijdens de onderhandelingen had geopperd om Waterloo, waar Kubla burgemeester is, bij Brussel te voegen.

Reynders: Maar dat was dan ook een zotte inval van Milquet. Brussel uitbreiden met een aantal faciliteitengemeenten, en in ruil daarvoor zouden de Franstaligen afzien van faciliteiten in Wemmel en zou een lukraak gekozen gemeente uit Waals-Brabant bij Brussel worden gevoegd. Welke visie spreekt daaruit?

Ik wil weg van de platgetreden paden. In een groter Brussels gewest zouden Vlamingen en Franstaligen elkaar ook beter in evenwicht houden. Brussel zou niet langer een Franstalig of multicultureel maar een echt Belgisch gewest zijn, waarin de twee taalgroepen de taken onder elkaar kunnen verdelen.

Met dit soort onhaalbare ideeën maakt u het voor de anderen wel heel gemakkelijk om u buiten de deur te houden.

Reynders: Maar sinds begin september hebben de zeven partijen die nu een regering willen vormen ook niet meer samen vergaderd. (lacht) Ik heb trouwens nog wel meer ideeën. Zo zou ik voor de Kamer een federale kieskring willen invoeren, met 30 volksvertegenwoordigers die in het hele land worden verkozen. Ook voor de Europese verkiezingen ben ik voorstander van één landelijke kieskring, en in de Senaat zouden alleen nog vertegenwoordigers van de gewesten zitting mogen hebben. In dat geval heb je geen splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde meer nodig.

De communautaire onderhandelingen met de huidige zeven partijen lijken helemaal in de soep te draaien en toch wordt u vooralsnog niet uitgenodigd. Wat leidt u daaruit af?

Reynders: Dat de Franstalige partijen tot elke prijs een linkse coalitie willen. Dat is natuurlijk een democratische keuze. Maar als het na zeven maanden niet wil lukken, moet men er toch ook eens mee ophouden?

Stel dat men u toch komt halen, bent u dan bereid te praten op basis van de nota van Vande Lanotte?

Reynders: Ik ben tot heel veel bereid, maar als de zeven partijen het onderling nergens over eens zijn, kan ik daar weinig tegen beginnen. Wat een mislukking is met zeven, wordt ook geen succes met negen of met tien. Ik pleit dus voor andere partners en een andere werkwijze.

Er rijst ook een ander probleem. De zeven partijen kunnen voor mijn part en als zij dat nuttig achten nog drie jaar in de boosheid volharden, maar gezien de situatie op de financiële markten kan de regering van lopende zaken de gebeurtenissen niet zomaar ondergaan. Tegen eind maart moeten we dus een echte begroting voor 2011 opstellen, als bewijs dat dit land nog in staat is beslissingen te nemen op federaal niveau. Daarnaast moeten we onderzoeken of de regering ook op andere beleidsgebieden, denk aan asiel en migratie, nieuwe initiatieven kan nemen. Zo zullen de bevoegdheden van de regering van lopende zaken langzaam maar zeker uitbreiden – dat lijkt me onvermijdelijk.

Uw veelbesproken etentje met de top van de N-VA in het Brusselse restaurant Bruneau dan. Dat zou het broze vertrouwen tussen de N-VA en de PS finaal hebben geknakt.

Reynders: Ach, ik zat in die periode ook meermaals met Johan Vande Lanotte aan tafel. Het is toch niet vreemd dat wij contact zoeken met de grootste partij van Vlaanderen om na te gaan wat de mogelijkheden zijn? Maar het slaat natuurlijk nergens op om de onbeschrijfelijke lijdensweg van de zeven partijen toe te schrijven aan een enkele lunch.

Tijdens die lunch zou de MR grote inschikkelijkheid in het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde aan de dag hebben gelegd.

Reynders: Ik heb nooit iets anders beweerd dan wat ik nu al maanden zeg: laten we praten over wat we nog samen willen doen. Maar zo’n omvattend onderhandelingsproces kan alleen maar slagen als de meerderheden op regionaal en federaal niveau min of meer identiek zijn. Een staatshervorming waarin alles op tafel komt, zal twee à drie jaar in beslag nemen, en dat is ondoenbaar als de onderhandelende partijen niet op alle beleidsniveaus zijn vertegenwoordigd. Vorige week nog heb ik Johan Vande Lanotte gewaarschuwd. ‘Je loopt met je hoofd tegen de muur’, heb ik hem gezegd. ‘Met deze partijen en deze methode maak je geen schijn van kans.’

Volgens de N-VA hebben de kleine partijen te veel invloed op de onderhandelingen.

Reynders: Precies, en daarom lijkt het me verstandig dat de grootste vier partijen samen aan de slag zouden gaan. PS, MR, CD&V en N-VA hebben 88 zetels in Kamer. Voor een grote staatshervorming moet je kunnen rekenen op 100 zetels. Dat betekent dat we maar één extra partij zouden moeten overtuigen om een akkoord erdoor te drukken. Een staatshervorming waarmee de CD&V en de N-VA kunnen leven, zal ook wel aanvaardbaar zijn voor de SP.A, de Open VLD of Groen!. Omgekeerd kan Ecolo zich moeilijk veeleisender opstellen dan Olivier Maingain. Wat Maingain betreft: al zeven maanden moet ik horen dat onderhandelen met het FDF héél moeilijk zal worden. Maar zonder het FDF bakt men er ook niets van.

Het zijn uw laatste dagen als partijvoorzitter. Hoe blikt u terug op uw mandaat?

Reynders: Ik begrijp dat sommigen er moeite mee hadden dat ik het partijvoorzitterschap met een ministerambt heb gecombineerd. Zeker in Vlaanderen is het gelijktijdig uitoefenen van die functies niet gebruikelijk. Guy Verhofstadt heeft het exact drie dagen volgehouden. Maar in 2004 zat de MR in slechte papieren en vond mijn partij mij de geschiktste persoon om de MR te leiden. Ik heb ook successen geboekt, eerst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en vervolgens bij de federale verkiezingen van 2007, toen de MR voor het eerst de grootste partij van Wallonië is geworden. Maar in 2009 volgden tegenvallende gewestverkiezingen, en zoals in het voetbal krijgt de trainer dan de schuld.

Is de MR geworden wat uw geestelijke vader Jean Gol bij de oprichting van de PRL-W, zoals de partij toen nog heette, voor ogen had?

Reynders: Ik heb daar toch naar gestreefd. Op sociaaleconomisch vlak hebben we met Jean Gol en anderen gekozen voor een centrumrechts profiel. Ook op maatschappelijk vlak staan we rechts van de andere partijen in Wallonië. Verder is de MR de enige Franstalige partij waar levensbeschouwelijk pluralisme geen loze kreet is. Er zijn natuurlijk verschillende gevoeligheden. Louis Michel is wat linkser, ik ben wat rechtser, maar de moeilijkheden van de laatste jaren in onze partij hebben niets met de inhoud te maken. Ze zijn het gevolg van een onafgebroken personenstrijd.

Een strijd om invloed in de partij?

Reynders: Dat klopt. Er is al bijna twee jaar een heuse oppositiegroep, de zogenaamde Renaissancegroep, actief binnen de partij. Daardoor kon ik onmogelijk als partijvoorzitter blijven functioneren.

Wat wordt dan de voornaamste taak van uw opvolger?

Reynders: De eenheid herstellen, zonder meer. Anders kun je als partij de confrontatie met de publieke opinie niet aan. Zal het lukken? Dat weet ik niet. Ik heb de achterban gezegd dat het niet aan mij is om mijn opvolger aan te wijzen, maar dat ze zich moeten afvragen welke man – er is jammer genoeg geen vrouwelijke kandidaat, want Sabine Laruelle zou een uitstekende keus zijn geweest – over de beste kwaliteiten beschikt om de eenheid in de partij te doen terugkeren en de verschillende componenten van de MR te doen samenwerken.

Het is een lastige keuze die Jean Gol twintig jaar geleden heeft gemaakt: een samenwerkingsverband smeden tussen de Franstalige liberalen en in eerste instantie het Rassemblement wallon, en vervolgens tussen de Franstalige liberalen en het FDF en de MCC van Gérard Deprez. Ga maar eens na hoe barslecht de verhouding in de jaren 1980 was tussen Gérard Deprez, toen nog voorzitter van de PSC, en Louis Michel, voorzitter van de PRL. Dat was dagelijks vuurwerk. En toch is de latere MR succesvol gebleken.

Blijft er in de MR nog wat over van die wallingantische strekking van het Rassemblement wallon?

Reynders: (lacht) Mag ik een voorbeeld geven? François-Xavier de Donnea, gewezen burgemeester van Brussel. Hij komt misschien over als een unitarist, maar hij is wel degelijk een product van het Rassemblement wallon. Voor het overige is het RW helemaal in de liberale partij opgenomen. Brussel is natuurlijk een ander paar mouwen. Daar moet je liberalen en het FDF met elkaar zien te verzoenen of je houdt geen beweging – de Mouvement Réformateur is in strikte zin geen partij – meer over.

Iets anders. Uw paradepaardje, de zogenaamde notionele-interestaftrek, wordt opnieuw zwaar onder vuur genomen.

Reynders: Ja, door één man.

Dit fiscale gunstregime voor bedrijven kostte de Belgische staat in 2009 maar liefst 5,8 miljard euro. Is dat nog te verantwoorden in tijden van budgettaire krapte?

Reynders: (schudt het hoofd) Sinds het jaar 2000 zijn de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting, ondanks de notionele-interestaftrek en met uitzondering van het crisisjaar 2009, aanzienlijk gestegen. De notionele-interestaftrek kost inderdaad geld, maar hij brengt ook op.

Op dit moment bedragen de jaarlijkse inkomsten uit de vennootschapsbelasting ongeveer 10 miljard euro. Volgens Dirk Van der Maelen (SP.A) is de Belgische staat door de notionele-interestaftrek in 2009 een kleine 6 miljard euro misgelopen. Van der Maelen vindt dus dat wij de voorbije jaren – hoe precies weet ik ook niet – de vennootschapsbelasting met meer dan de helft hadden moeten verhogen. Dat gaat mijn petje te boven. De invoering van de notionele-interestaftrek is destijds bovendien mee goedgekeurd door Johan Vande Lanotte, toch een belangrijk man binnen de SP.A.

Maar de maatregel blijkt veel duurder dan vooraf geschat.

Reynders: De notionele-interestaftrek is ingevoerd ter vervanging van de door de Europese Commissie afgekeurde coördinatiecentra. De bedrijven waarover Van der Maelen het heeft, betaalden onder het stelsel van de zogenaamde coördinatiecentra óók nauwelijks belastingen. Eén, maximaal twee procent. En toen zat mijn partij niet in de regering. Ook overheidsbedrijven zoals de GIMV, de gewestelijke investeringsmaatschappij van Vlaanderen, de Nationale Bank, Sabena en vele andere genoten dat belastingvoordeel. Maar anders dan met de coördinatiecentra geldt de notionele-interestaftrek voor iedereen, voor grote en voor kleine bedrijven.

Toch trekken vooral grote bedrijven er profijt van.

Reynders: Goed, maar vraag Dirk Van der Maelen eens welke kmo in het verleden een eigen coördinatiecentrum had? Niet één.

Volgens topmanager en VBO-voorzitter Thomas Leysen heeft België de laagste vennootschapsbelasting ter wereld.

Reynders: Een feitelijk tarief van 25 procent is niet zo laag in vergelijking met onze buurlanden. Maar mede dankzij de notionele-interestaftrek heeft België in 2010 een record aan buitenlandse investeringen aangetrokken.

En de SP.A zit toch in de Vlaamse regering, niet? Ik laat u graag de brochure zien waarmee Export Vlaanderen in alle landen van de wereld de notionele-interestaftrek promoot. De Waalse socialisten doen met Awex, de Waalse tegenhanger van Export Vlaanderen, precies hetzelfde. Maar fraude moet worden bestreden, dat spreekt, en ook de achterpoortjes moeten we sluiten. Mijn administratie is daarmee bezig.

Wat doet u als u straks, na de vorming van een nieuwe regering, geen minister meer zou zijn?

Reynders: Ik blijf in alle omstandigheden mijn politieke project verdedigen, in de meerderheid of in de oppositie. En ik kom terug, reken maar.

Het gerucht gaat dat u een mooie toekomst in het Franse bedrijfsleven wacht.

Reynders: Nogal wat mensen vonden de verkoop van Fortis een slechte zaak en suggereren nu kwaadwillig dat ik daarvoor door BNP Paribas zou worden beloond. Of wordt het, dankzij de notionele-interestaftrek, toch een topbaan bij een grote multinational? Nee dus. Niets van dat alles. Ik blijf in de politiek.

DOOR HAN RENARD / FOTO’S FRANKY VERDICKT

‘Al zeven maanden moet ik horen dat onderhandelen met het FDF héél moeilijk zal worden. Maar zonder het FDF bakt men er ook niets van.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content