Volgende maand gaat AB-baas Jari Demeulemeester met pensioen. Voor het zover is, kijkt hij nog één keer achterom: naar de tien concerten van zijn leven.

Midden van ons gesprek krijgt hij telefoon. ‘Dag Melinaaa’, roept hij verrukt. ‘Vertel eens? (…) Natuurlijk wil ik een interview! (…) Voorbereiden? Waarom moeten we dat voorbereiden? Allez, Melina, je kent mij toch. Stel gewoon de gebruikelijke vragen. “U gaat met pensioen, meneer Demeulemeester, wat een verrassing! Zult u de Ancienne Belgique niet missen dan? Hebt u een afscheidstherapie bedacht, meneer Demeulemeester?”‘

Exit Melina. Tot ze drie minuten later terugbelt. ‘Dag Melinaaa!’, roept hij net iets luider. ‘Wat een verrassing! (…) Inderdaad, ik ga met pensioen. Nee, de eerste maanden zal ik me hier niet meer vertonen. (…) Een afscheidstherapie heb ik nog niet bedacht, haha, wat een goede vraag, Melina. Maar ik beloof je dat ik niet zal janken. Trouwens, ik heb werk genoeg. Ik presenteer nog een programma op onze geliefde zender FM Brussel, zoals je weet. Dag Melina!’

Hij legt af en zegt: ”t Was Melina van FM Brussel. Ze vroeg of ik met pensioen ging. Euh, waar waren we gebleven?’

Ergens halverwege zijn leven, daar waren we gebleven. We hadden hem gevraagd of hij een lijst kon maken van zijn tien beste concerten ooit. Dat kon hij, zij het niet zonder voorbehoud. Geen enkel concert had de concertorganisator beleefd zoals een doorsnee muziekliefhebber ze beleeft. Puur genieten van de muziek: het was nooit een optie. Elke keer keek hij of het kader ook in orde was. ‘Doen de lichten het? Zijn de toiletten proper? En wat staat die ladder daar godverdomme nog te doen?’ Een beroepsafwijking als een ander. Bij deze dus: tien concerten waarbij niet alleen de muziek fantastisch was, maar ook de catering en de toiletten. En avant!

1. JOE DASSIN (1965)

Frans-Amerikaanse zanger en muzikant (1938-1980).

Jari Demeulemeester: Ik was negentien en ik mocht van mijn moeder voor de eerste keer naar de Ancienne Belgique. Dat was toen nog een echte variétézaal, gerund door de Franstalige bourgeoisie. George Mathonet zwaaide er de plak. Samen met Bruno Coquatrix – die zou niet veel later de Olympia in Parijs onder handen nemen. Artiesten speelden eerst drie weken in Parijs, daarna een week in Brussel. Ik heb Brel hier nog gezien, tijdens een van zijn minstens vijftig concerten, maar Joe Dassin, tja, dat was mijn eerste keer, dat blijft toch nog net iets specialer. Een fantastisch concert, wellicht, maar ik herinner me vooral het publiek. De zaal zat vol madammen-met-een-bontjas die koffie dronken en een pateeke aten. Tijdens het voorprogramma begonnen die allemaal met hun lepel tegen hun kopje te tikken. Tik, tik, tik,… De artiest mocht beschikken, ze waren aan de hoofdact toe.

Wie waren in die tijd uw helden?

Demeulemeester: Charlie Parker en Miles Davis. Terwijl The Beatles in Amerika toen toch hun eerste successen oogstten. Maar dat wisten wij hier allemaal niet. Jacques Brel: die heeft nooit geweten wat rock-’n -roll was! Ik heb het zelf pas ontdekt dankzij radioprogramma’s van Guy Mortier en Julien Put. Ik geloof dat ik mijn eerste plaat van Bob Dylan gekocht heb in 1965. Jawel, the times they have a-changed! Er bestond toen hoogstens een circuit van bluescafés in Vlaanderen. Doodjammer dat dat vandaag bijna verdwenen is door al die regelneverij en die intoleratie tegenover wat lawaai.

2. JOHN MARTYN (1972)

Invloedrijke Britse singer-songwriter en gitarist (1948-2009).

Demeulemeester: Ik ben begonnen als journalist bij Het Laatste Nieuws. Ik schreef vooral over gebroken armen en benen, maar af en toe mocht ik ook een plaatje bespreken. Mijn vrije uren sleet ik in jeugdclub De Rivieren in Ganshoren. Gaandeweg zorgde ik voor de programmatie: van films, maar ook van concerten. Met John Martyn beleefde ik mijn vuurdoop. Heel vreemde man, maar het publiek was laaiend en ik voelde voor het eerst de kick van een staande ovatie. Daar geniet je als organisator evenveel van als een artiest. Sinds die dag ben ik verkocht: ik wou niets anders meer doen. Onder andere de Mallemunt, het eerste Vlaams getinte openluchtfestival op het Brusselse Muntplein, heb ik vanuit die ambitie opgestart. In 1972 was dat.

Niet veel later, in 1974, werd u artistiek directeur van de Beursschouwburg. Dat was niet vanzelfsprekend voor een Vlaming.

Demeulemeester: Absoluut niet. Brussel na de oorlog: dat was een eentalig Franse stad. Het was net niet verboden om Nederlands te spreken, want dat was de taal van de collaborateurs. Ik maakte deel uit van een groepje actieve, jonge Vlamingen die Brussel wilden promoten als de hoofdstad van Vlaanderen. Dat was ook het opzet van wijlen minister Renaat Van Elslande (CVP), toen hij de Beurs opkocht. Hij wou er een vrijplaats van maken voor Nederlandstalig cabaret en toneel. Louis Neefs was zijn eerste artistiek directeur. Na ja, het was niet écht zijn ding. Zijn enige wapenfeit was een schlageravond met Marva. Op een dag vroeg ik hem of hij Johan Verminnen kende, toen nog een debutant. ‘Ja, ja,’ mompelde hij, ‘ik ken hem, maar hij zal het nooit ver schoppen.’ (lacht) Enfin, Louis was daar al snel weg. Niemand wist hoe het verder moest met de Beurs. Ik ben toen in het gat gesprongen.

Werd dat een succes?

Demeulemeester: Ik programmeerde rock en troubadoursavonden. Die verliepen niet altijd in de beste omstandigheden. Ik weet nog dat Johan Verminnen ooit om een volgspot vroeg. Impossible, zeiden de Franstalige technici: hij kon alleen wit licht krijgen, point final. Een piano op het podium was al helemaal uitgesloten. Maar de artiesten bleven komen, en met hen het publiek: het zakte af vanuit de jeugdclubs in de Brusselse Rand, maar ook uit de rest van Vlaanderen. Iedereen voelde: hier is iets aan het gebeuren. Het was de aanzet tot de heropleving van de Dansaertwijk. Er zat een duidelijke filosofie achter de werking van de Beurs. We wilden de Vlaamse pendelaars ervan overtuigen dat Brussel meer was dan een werkstad. Gaandeweg groeide ook in het Vlaamse politieke milieu het besef dat een eigen polyvalente zaal in Brussel geen slecht idee was. De keuze viel uiteindelijk op de Ancienne Belgique. Om evidente, strategische redenen: Vlaanderen annexeerde een Franstalig bastion in het hart van Brussel, een thuis van Brel, Brassens en Ferré.

3. SIOUXSIE AND THE BANSHEES (1980)

Een van de meest compromisloze bands uit het post-punktijdperk, die mee aan de basis lag van de gothic.

Demeulemeester: Toen de AB een paar jaar geleden dertig werd, zei Vic Anciaux, die destijds mijn benoeming mee bekrachtigd had: ”t Is toch niet geworden wat we voor ogen hadden.’ Hij had toen wellicht niet gedacht dat ik er zo veel internationale muziek ging programmeren, rock voorop. Ik vond dat een noodzakelijke aanvulling op de Nederlandstalige muziek. Het bracht niet alleen leven in de keet, maar zorgde er ook voor dat we weerklank kregen in heel het land. Het ongenoegen van de Franstalige buurtbewoners werd er niet minder op. Dat wij Vlamingen hun tempel hadden overgenomen, was al erg. Nog erger werd het toen bleek dat we door onze programmatie steeds vreemdere vogels naar Brussel lokten. Het was de tijd van de punk: van The Sex Pistols, Elvis Costello en Siouxsie and the Banshees. Heel de AB zat vol hanenkammen met misplaatste veiligheidsspelden. Veel van die mensen zijn nu trouwens gerespecteerde burgers. Maar goed, toen, dertig jaar geleden, hebben ze er mee voor gezorgd dat de buurt helemaal zot werd: wij waren niets meer dan een ontaard Vlaams jeugdhuis! (lacht) Dat de Ancienne Belgique toen nog met haken en ogen aaneenhing en helemaal niet voorzien was op geluidshinder, speelde ook niet in ons voordeel. De zaal was berekend op muziek van Brel, niet op punk. Bij nagenoeg elk concert kregen we de politie over de vloer met een klacht over geluidsoverlast. Van die avond met Siouxsie and the Banshees herinner ik me zelfs alléén nog de aanwezigheid van de flikken. Nu goed, het heeft er ons toe aangezet om de infrastructuur van de AB gaandeweg te optimaliseren. Precies daardoor is het vandaag een van de beste drie concertzalen ter wereld – volgens een recent Amerikaans onderzoek dan toch.

4. BRAM VERMEULEN (1979)

Nederlands chansonnier (1946-2004), groots in kleinkunst.

Demeulemeester: Wat Vic Anciaux ook moge beweren, ik heb altijd oog en oor gehad voor goede Nederlandstalige muziek. Bram Vermeulen was een van de eerste Nederlandstalige artiesten die in de AB stonden. Hij had amper de breuk verwerkt van Neerlands Hoop, de succesvolle cabaretgroep samen met Freek de Jonge. Iedereen dacht dat Freek het brein van Neerlands Hoop was, niemand geloofde in Vermeulen. Ik wel. Ik wist dat Bram meer was dan de loopjongen van De Jonge. Bram heeft die avond opgetreden voor amper honderd man, pas later heb ik gelijk gekregen. Het was de aanzet om de bar américain weer uit te baten, een achterafzaaltje van de Ancienne Belgique: kleiner, compacter, en net daardoor ideaal voor beginnende bands. Het was de voorloper van wat nu AB Club is. We hebben er in de begindagen De Nieuwe Snaar gepresenteerd. En – onvergetelijk voor wie erbij was – de jonge Tom Lanoye. In een luipaardvelletje! Nee, literaire avonden doen we niet meer – het is met een concertzaal als met een mens: je moet keuzes maken.

5. NUSRAT FATEH ALI KHAN (1988)

Pakistaans muzikant die de Qawwali bezielt, de devote muziek van de soefi’s. Beïnvloedde onder anderen Peter Gabriel en Jeff Buckley (‘He’s my Elvis’).

Demeulemeester: Een legendarische avond om meer dan één reden. Shahram Nazeri speelde het voorprogramma, een protestzanger van Perzische origine. Protest is er die avond ook gekomen, en hoe! Op het tweede balkon zat blijkbaar een hoop volk dat eropuit was om zijn concert te verstoren. Haalden ze plots hun eigen instrumenten boven, om die van Nazeri te overstemmen. Het Tahrirplein dat we de afgelopen weken hebben leren kennen, bevond zich die avond in de AB! (lacht) De chaos was niet te overzien. We hebben overlegd met die gasten, en uiteindelijk hebben ze hun biezen gepakt. Toen kwam Nusrat Ali Khan, The King of Pakistan. Wereldmuziek was een nieuw begrip, en concerten organiseren van muzikanten in het genre had, zo bleek, zijn bijzonderheden. Al zijn fans gooiden tot onze grote verbijstering massaal bankbriefjes op het podium. En geen kleintjes, hè! Op tijd en stond veegde een van zijn roadies dat geld bijeen met een borstel. Het bleek de gebruikelijke manier te zijn waarop Pakistaanse fans zijn fee betaalden. Enfin, dat vertelde zijn manager ons achteraf. Waarop wij, bij een volgende gelegenheid om hem te programmeren, slim zeiden dat we hem niet op voorhand zouden betalen, aangezien zijn fans dat voor ons zouden doen. ( lacht) Voor veel mensen was dat ook een aangename kennismaking met het Oosten. En geloof me: zo’n concertavond is een pak leerzamer dan de zoveelste preek.

6. YMA SUMAC (1990)

Exotische Peruviaanse sopraan (1922-2008), met een bereik van vier octaven. Haar muziek wordt beschouwd als een voorloper van de lounge.

Demeulemeester: Nog zo’n legende! Zij het eentje in haar nadagen. Groots in eigen contreien in de jaren vijftig, maar wereldwijd pas doorgebroken in de jaren tachtig. New York had haar een forum gegeven, de gayscene daar had haar omarmd en toen besloot ze ook Europa in te palmen.

Het verhaal wil dat mensen haar ervan verdachten Amerikaanse te zijn, en dat haar echte naam Amy Camus was. Welke roddels over u zou u willen ontkrachten?

Demeulemeester: Dat ik een lobbyist ben. Dat ik een flamingant ben. Dat ik alles over muziek weet. En dat ik een alcoholprobleem heb. (lacht)

Allemaal fout?

Demeulemeester: Ja, op één na. Ik ben géén lobbyist. Om Jona Lewie te parafraseren: you won’t find me in the kitchen at parties! Alles wat ik verwezenlijkt heb, is gebeurd op basis van weldoordachte dossiers. Vraag me niet voor een muziekquiz, want ik zak gegarandeerd door de mand. Ik ben geen freak. En wat alcohol betreft: ik ben een gelegenheidsdrinker. Dit gezegd zijnde: willen jullie nog wat witte wijn? (grijnst)

Rest alleen nog de veronderstelling dat u een flamingant bent.

Demeulemeester: Wel ja, ik ben er een! De laatste! Want ik ben niet het type Bart De Wever (N-VA). Kortom: geen ultranationalist, maar een flamingant in een Brusselse context.

U preekt zo stilaan in de woestijn. Vlaanderen wil Brussel steeds meer loslaten.

Demeulemeester: Voor De Wever en co is Brussel ‘een probleem’. Ze moeten maar eens duidelijk zeggen wat ze willen: willen ze Brussel nog als hoofdstad, of zijn ze tevreden met Antwerpen of Oudenaarde? Als Brussel de hoofdstad van Vlaanderen is, dan moet er ook in geïnvesteerd worden.

Het probleem is dat er amper nog Vlamingen wonen in Brussel. En zij die er wonen, zijn niet het kiespubliek van De Wever.

Demeulemeester: Ik vind dat iedereen dat veel te eng bekijkt. Het gaat niet alleen over die honderdduizend Vlamingen die in Brussel wonen, maar ook over de Rand. Van Leuven over Hoegaarden tot Boutersem: Brussel bedient zowat een miljoen Vlamingen. Dat cijfer is statistisch wel waardevol. En dus ook politiek én economisch. Verdomd, hoeveel Vlamingen pendelen niet dagelijks naar Brussel?

7. LOUDON WAINWRIGHT III (1994)

Legendarisch Amerikaans singer-songwriter (°1946), vader van Rufus en Martha Wainwright.

Demeulemeester: Ik heb doorgaans weinig of geen persoonlijk contact met artiesten. Zeker de laatste jaren niet: dit is écht een business geworden. Met Loudon was het anders: ik ben meer dan eens met hem blijven hangen aan een toog. Fijne mens. Type Bram Vermeulen. Een psycholoog – eentje die je geen factuur voorschotelt. En dan predikten we de revolutie, en bedachten we plannen voor alternatieve concerten, waarop hij ook zou aantreden. En dan ging ik met een bonkend hart huiswaarts. Maar wanneer ik puntje bij paaltje wilde brengen, moest ik toch weer met zijn gehaaide manager en een leger advocaten onderhandelen. Neem het van mij aan: zij die grof geld verdienen aan deze sector, dragen een toga. (lacht)

8. OASIS (1995)

De band rond de broers Liam en Noel Gallagher die mee de Britpop bepaalde. Vorig jaar gesplit.

Demeulemeester: Verbouwingen zijn de rode draad doorheen mijn carrière als directeur van de AB. De laatste was de meest ingrijpende. We zijn toen een tijd uitgeweken naar het Lunatheater. Dat was echt alsof we een onontgonnen gang in een Egyptische piramide ontdekt hadden. Oasis was een van de eerste groepen die er speelden. Toen waren ze al wereldsterren, maar in de Luna speelden ze voor 500 man. Het jaar daarop is de Ancienne Belgique weer opengegaan, definitief deze keer. (denkt na) Weet je wat ik jammer vind? Als ik zeg: ‘ik ben Jari van den AB’, dan knikken de meeste mensen. De Ancienne Belgique wordt in Vlaanderen gezien als een succesverhaal. Welke Vlaamse instelling in Brussel heeft er nog respect afgedwongen in Vlaanderen? Behalve de KVS?

Euh…

Demeulemeester: Voilà, geen enkele.

9. TOWNES VAN ZANDT (1996)

Getormenteerd Amerikaans country-folk singer-songwriter (1944-1997).

Demeulemeester: Van Zandt was een miskend artiest die ik in de jaren zeventig met enige regelmaat draaide bij Omroep Brabant. Ik kreeg toen vaak brieven: ‘Bedankt Jari, dat je ons deze mens hebt leren kennen.’ Er zit veel pijn in zijn muziek: de melancholie van het Zuiden. Dit concert in de Belle-vue club, nog zo een van die plaatsen waar we tijdens de ultieme verbouwingen naar uitweken, zal me altijd bijblijven. Hij was door drank en drugs verteerd – hij zou een paar maanden later in dramatische omstandigheden zijn kaars uitblazen – en hij speelde voor amper een vijftigtal mensen, maar wat een concert! Bij artiesten als Bram Vermeulen kwam de dood onverwachts. Bij Townes niet: iedereen behalve hij wist dat hij stervende was. Ik vond toch dat we hem moesten hebben. Noem het een soort palliatieve zorg.

10. ARNO (1997)

Le plus beau de la Belgique. Gepokt in Oostende, gemazeld in Brussel, groots tot ver daarbuiten.

Demeulemeester: Ik herinner me nog de eerste keer dat ik Arno programmeerde. In de jaren zeventig was dat, met Tjens Couter op Mallemunt. Hij was drie uur te laat. Had de weg naar Sint-Lambrechts Woluwe niet gevonden. (lacht) Arno is zowat kind aan huis. Ik weet niet hoe vaak hij opgetreden heeft in de AB, zeker een stuk of dertig concerten. En iedere keer was het prijs.

Arno zegt al jaren: Jari Demeulemeester verdient een standbeeld.

Demeulemeester: Nee, nee…. Komaan zeg, dan moet ik er maandelijks de duivenstront van gaan afschrobben!

Stel dat het ervan komt: waar moet het staan?

Demeulemeester: Op de Grote Markt, natuurlijk. Op de plaats waar Egmont en Hoorn onthoofd zijn voor de groot-Nederlandse gedachte.

DOOR STIJN TORMANS EN KAREL DEGRAEVE / FOTO SASKIA VANDERSTICHELE.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content