‘HOE HEETTE DIE NEGER WEER, MANDEEELA OF MANDELLLLA?’

Nelson Mandela (met vrouw Winnie) bij zijn vrijlating op 11 februari 1990. © IMAGE GLOBE

Dezer dagen treurt zowat de hele wereld om de op sterven liggende Nelson Mandela. Nochtans is lang niet iedereen altijd solidair geweest met diens strijd tegen de apartheid. Integendeel, zonder de jarenlange steun van het Westen was het Zuid-Afrikaanse regime zelfs veel sneller gevallen. En in weinig landen was die steun zo algemeen als in Vlaanderen.

‘De feiten waarop dit boek berust, zijn echt.’ Zo leidde auteur Aster Berkhof in 1971 zijn anti-apartheidsroman Het Huis van Mama Pondo in. Die inleiding, eigenlijk een verantwoording, was nodig, want voor veel Vlaamse lezers zou het rauwe verhaal van Berkhof anders te schokkend zijn geweest. In dit land was de ware aard van de apartheid nauwelijks een issue.

Zeker, apartheid was een relatief recent begrip. Pas vanaf 1948 werd de al lang bestaande rassenscheiding aanzienlijk verscherpt. Dat gebeurde na een gigantische verkiezingsoverwinning van de Nasionale Party. Die wilde, zoals auteur Steven Debroey in zijn monumentale standaardwerk over de apartheid schreef, ‘het baasschap van de blanken tot in de lengte van dagen bestendigen’. Dat deed ze met een stelsel van discriminerende wetten: de ‘wet op het verbod van gemengde huwelijken’ (1949), de ‘Ontuchtwet’ (1950, een verbod op seksuele relaties met een persoon van een ander ras), de ‘Bevolkingsregis-tratiewet’ (1950, iedereen kreeg officieel een ‘ras’ toegewezen: blanke, kleurling, Indiër, Bantoe…), en ten slotte de meest hatelijke wet van allemaal, de ‘wet op aanwysing van aparte geriewe’ (1953). Deze wet regelde de totale scheiding van blanken en niet-blanken in het leven van alledag: in cafés, hotels en restaurants, in bussen en taxi’s, in parken, postkantoren en ziekenhuizen, zelfs in liften. Overal. En overal verschenen de later zo beruchte bordjes: Slegs vir blankes. Alleen voor blanken.

Dat stelsel van discriminerende wetten was nog maar de zogenaamde kleine apartheid. Daarnaast werkte de Nasionale Party nog aan een echt fundamentele vorm van segregatie: de gebieden die aan de zwarten werden toegewezen zouden op termijn onafhankelijk worden. Omdat alle zwarten verplicht inwoner waren van dergelijk land, zouden er ook geen zwarten meer overblijven met de Zuid- Afrikaanse nationaliteit. Dat project heette grote apartheid.

Internationaal kreeg Zuid-Afrika daarbij weinig tegenstand. Zeker niet uit Vlaanderen, waar ze de Afrikaners zagen als een ‘broedervolk’. De Vlaamse studentencodex stond in die jaren ook vol met Zuid-Afrikaanse liedjes als ‘My Sarie Marais’. Als student nam de latere VU-voorzitter Vic Anciaux er ongeremd aan deel, zo legde hij later uit: ‘In de jaren vijftig hoorde solidariteit met Zuid-Afrika nu eenmaal bij onze Vlaamse gezindheid. We zongen Zuid-Afrikaanse liedjes, we dweepten met die mooie taal.’

Hadden veel Vlamingen romantische motieven om van Zuid-Afrika te houden, de westerse grootmachten hadden goede politieke redenen om het land te blijven steunen. Tijdens de Koude Oorlog was Zuid-Afrika een vastberaden tegenstander van het communisme, en dus werd het land een gewaardeerde bondgenoot van Washington en Londen. Al in 1950 had Zuid-Afrika ook een ‘wet op de onderdrukking van het communisme’ aangenomen. Onder communisme werd verstaan ‘elke doctrine die erop gericht is politieke, sociale of economische verandering teweeg te brengen door onlusten of ongeregeldheden’.

Meteen was elke betoging of staking ‘communistisch’. Antiapartheidsstrijders als Nelson Mandela (°1918) zouden het effect snel ondervinden. Als zwarte advocaat was Mandela lid van het African National Congres (ANC), de belangrijkste belangenorganisatie van de zwarten. In 1960 werd het toen geweldloze ANC buiten de wet gesteld, na het bloedbad in Sharpeville, waarbij de politie met scherp schoot op een zwarte betoging. Dat zette Mandela ertoe aan in 1961 Umkhonto we Sizwe (‘Speer van de natie’) mee op te richten, de gewapende vleugel van het ANC. Mandela werd gearresteerd. Tijdens zijn proces in 1963 verantwoordde hij zich daarvoor: ‘Het was onrealistisch en onverstandig voor Afrikaanse leiders om vrede en geweldloosheid te blijven prediken in een tijd waarin de regering elke vredevolle vraag met geweld beantwoordt.’ De openbare aanklager vorderde de doodstraf. Mandela kreeg levenslang en verdween naar de gevangenis op Robbeneiland.

Na dat proces nam het internationale isolement van Zuid-Afrika toe. De wereld en met name de VS waren aan het kantelen. Presidenten als John F. Kennedy (1961-1963) en Lyndon Johnson (1963-1968) steunden in eigen land de meeste eisen van de Civil Rights Movement. Martin Luther King won in 1964 de Nobelprijs van de Vrede, nadat hij in Washington een kwart miljoen betogers had toegesproken met de beroemde woorden: ‘I have a dream.’ De dromen van King en Mandela waren gelijkaardig, hun lot niet. Al in april 1968 werd King doodgeschoten. De dader besefte niet dat hij eigenlijk de executie van het ‘staatsracisme’ had voltrokken. Systemen als segregatie en apartheid waren hun legitimiteit kwijt. Zuid-Afrika verloor in snel tempo zijn buitenlandse vrienden: het was geen lid meer van het Britse Commonwealth, werd veroordeeld door de Verenigde Naties en verbannen uit de Olympische Beweging.

Zevende handelspartner

Maar er waren ook buitenlandse vrienden die het tij wilden helpen keren. In Vlaanderen was Karel Dillen (1925-2007) de voortrekker. Hij vertaalde in 1966 een boekvan een Zuid-Afrikaanse politicus en diplomaat: Apartheid. Een uitdaging? Een oplossing? Dat leest als één lang goedpraten van apartheid. In zijn inleiding haalt de latere Vlaams Blok-voorzitter uit naar ‘personen, die denken dat zij de blanken kunnen dwingen hun houding te herzien door de invoering van een gedwongen multiracialisme’.

Veel Vlamingen deelden die visie. Er was nog altijd een brede, volkse sympathie voor Zuid-Afrika. Maar Zuid-Afrika lag ook goed in de hoogste economische en financiële kringen. Begin jaren zeventig was België voor Zuid-Afrika de zevende handelspartner. De Antwerpse diamantsector en de Luikse wapenproducenten waren eersteklascontacten, en dat gold eigenlijk ook voor het West-Vlaamse textiel, het maritieme transport, de banksector, de zware industrie… Hoewel de pro-apartheidslobby overwegend Vlaams sprak, investeerden ook francofone ondernemers en financiers – zoals de top van de toen almachtige Société Générale – in hun Zuid-Afrikaanse zakenrelaties.

Ook de roep om een culturele boycot werd niet aangehoord. Integendeel, de bestaande culturele akkoorden worden bezegeld tijdens een ‘culturele studiereis’ door Zuid-Afrika van een aantal Vlaamse prominenten, zoals Adriaan Verhulst (PVV), de voorzitter van de openbare omroep BRT, Paul Vandenbussche (CVP), directeur-generaal van diezelfde BRT en hoogleraar-politicus Mark Galle (BSP). Dat gezelschap oversteeg de levensbeschouwelijke grenzen: Verhulst en Galle zijn bepaald geen exponenten van het katholieke Vlaams-nationalisme. Ook in de donkerste jaren van de apartheid kon Zuid-Afrika op een aantal Vlaamse vrijzinnige vrienden rekenen.

Vrienden maken, leek wel de eerste taak van de Zuid-Afrikaanse ambassade in Brussel. Opiniemakers, politici en ondernemers werden uitgenodigd naar Zuid-Afrika. Terug in België zijn ze de beste ambassadeurs voor het waarlijk indrukwekkende land, en meteen ook voor het politieke regime. BRT-journalist Guido Naets wist na zo’n reis: ‘Nu we in Zuid-Afrika zijn geweest, beseffen we dat we eerlijkheidshalve tegen de stroom op moeten roeien. De anti-apartheidsstroom in onze samenleving is het resultaat van journalistieke valsmunterij en etikettenzwendel.’

In 1976 vielen er bij rellen in Soweto tientallen doden en een jaar later vermoordde de politie de antiapartheidsactivist Steve Biko. De antiapartheidsbeweging won wereldwijd aan momentum. In Vlaanderen leden de vrienden van de apartheid een zware nederlaag als in 1977 het cultureel verdrag met Zuid-Afrika wordt opgeschort. André Vlerick noemde die beslissing ‘intellectueel terrorisme en culturele volkerenmoord’. Vlerick was een legendarische figuur: een Vlaamsgezinde CVP’er, ex-minister van Financiën, voorzitter van de Kredietbank, stichter van het beroemde Vlerickinstituut.

Daarom stichtte hij in 1977 Protea, een vereniging die ‘objectieve’ informatie over Zuid-Afrika wil brengen. Protea maakte meteen indruk met zijn lijst van ruim honderd stichtende leden (zie kader). ‘De hele rechterzijde is bijeengebracht’, schreef wijlen Frank De Moor destijds in Knack, ‘van massaorganisaties als het Davidsfonds met voorzitter Clem De Ridder tot Karel Dillen van de pas opgerichte Vlaams Nationale Partij (een voorloper van het VB). Het scala gaat van verkozenen (46 parlementsleden) tot en met Vic Van Brantegem van Oostpriesterhulp (Van Brantegem is tot vandaag adjunct-woordvoerder in het Vaticaan).’

Protea was niet de enige pro-apartheidsclub. In die jaren wordt ook een ‘Interparlementaire Vereniging Belgisch-Zuid-Afrika’ opgericht, alsook een ‘Studiecentrum Zuid-Afrika’, waarin de nog jonge West-Vlaamse ondernemer Jan De Clerck zit. Maar in de praktijk trok Protea aan de ossewa. Zijn leden bleken de ijverigste en vindingrijkste advocaten van de apartheid.

IJverig, zoals Jef Valkeniers. Officieel was die nooit voor apartheid, maar in het parlement was hij bijzonder actief in de strijd tegen de antiapartheidslobby.

Of zoals Joos Somers. Die legt in 1979 na een reis naar Zuid-Afrika in interviews uit dat hij gewoon geen racisme heeft gezien: ‘Er is duidelijk geen rassenhaat of rassenscheiding, zoals ons die wordt voorgehouden. (…) De blanke is er als de behoeder om rassenhaat- uitbarstingen tussen kleurlingen en de leden van de twaalf zwarte stammen en Aziaten te voorkomen.’

En vindingrijk zoals Wim Jorissen. Die publiceerde in 1980 bij Lannoo het enige echte pro-apartheidsboek in Vlaanderen: Zondebok Zuid-Afrika. Een positieve balans. Jorissen probeerde gematigd over te komen: hij is tegen de ‘kleine apartheid’. Maar dat had in die tijd zelfs de Zuid-Afrikaanse president P.W. Botha begrepen: dat de brutale en openlijk racistische scheiding op publieke plaatsen en op het openbaar vervoer zijn land meer nadelen dan baten opleverde. Maar de grote apartheid moest wel blijven. Jorissens analyse van Zuid-Afrika klinkt niet onbekend. Ze vertrekt namelijk van het referentiekader dat de Vlaamse Beweging ook voor België gebruikt: ‘Men moet niet vergeten dat door het bestaan van twaalf verschillende volkeren Zuid-Afrika geen unitaire staat kan worden. Wanneer er verscheidene volkeren in een staat leven, is federalisme of confederalisme een meer democratische staatsvorm.’ En dus ijverde hij voor het separatisme van echt onafhankelijke thuislanden Ciskei, Transkei, Venda en Bophuthatswana.

Die druk had effect op het Belgische buitenlandse beleid, zeker in de jaren 1981-1989 toen de behoedzame Leo Tindemans (CVP) minister van Buitenlandse Zaken was. In 1983 is België in de algemene vergadering van de VN een van de 7 (op 136) lidstaten die voor deelname van Zuid-Afrika aan de debatten stemt.

In de jaren tachtig kwam het einde van de apartheid in zicht. Een barst in de rooms-blauwe regering-Martens VI werd zichtbaar toen minister van Economische Zaken Philippe Maystadt (PSC) in 1986 het initiatief nam voor economische sancties.

Die stem van Suid-Afrika

In Vlaanderen werd er nog één late maar kloeke symbolenstrijd gevoerd, en wel op de IJzerbedevaart. Daar werden traditiegetrouw de drie ‘nationale’ volksliederen gezongen: de Vlaamse Leeuw, het Wilhelmus en ook De Stem van Suid-Afrika, intussen ook de hymne bij uitstek van de apartheid, zelfs van de ranzigste varianten ervan. Had dit lied nog wel een plaats op de IJzerbedevaart? Ja, volgens de radicale vleugel. Nee, volgens een snel groeiende groep. De Vlaamse Beweging vond dan een Belgisch compromis: Die Stem werd wel nog gezongen, maar niet meer samen met de Vlaamse Leeuw, maar ergens halverwege de plechtigheid.

In 1986 leidde dat tot een echte vaudeville op de Diksmuidense weide. Het verslag in De Morgen is hilarisch: ‘Eric Van Rompuy deed het eerder prevelend, weggedoken in zijn programmaboekje. Broer Herman hield de kaken op elkaar geklemd. VU- Kamerleden Frans Baert en Jaak Gabriëls zongen mee, evenals partijvoorzitter Vic Anciaux, deze laatste zelfs met de hand op het hart. Willy Kuijpers zong niet. Hugo Schiltz keek verveeld en zong niet mee, maar protesteerde tegen de fotograaf die het tafereeltje wilde vastleggen. Karel Dillen van het Vlaams Blok kon het zelfs zonder boekje.’

Het is een achterhoedegevecht. Zuid-Afrika kon geen weg meer op. Het apartheidsregime zat economisch aan de grond, was politiek failliet, en de westerse steun brokkelde snel af: in 1989 was de Berlijnse Muur gevallen en de Koude Oorlog bijna afgelopen. Op 11 februari 1990 wordt Nelson Mandela vrijgelaten. Voortaan erkent de wereld hem als een van de grote historische figuren van zijn tijd. En in Vlaanderen leek het opeens alsof er nooit vrienden van de apartheid hadden bestaan.

Het moet gezegd: op Karel Dillen na. Op 14 juni 1990 stak hij in het Europees Parlement een van zijn laatste tirades af: ‘Geen land is door de warhoofden van links en beschaamd rechts, de utopisten, de irrealisten en ideologisten zo aangevallen geworden als Zuid-Afrika. (…) Het is gemakkelijk vanuit de muffe en stinkende secretariaten van wereldverbeteraars die nooit gewerkt hebben en parasiteren dankzij subsidies, op te hitsen en de terroristen en halsbandmoordenaars aan te sporen om nog bloeddorstiger te zijn.’ De parlementsvoorzitter liet hem uitspreken. Drie dagen voordien had hij Dillen het zwijgen opgelegd: Mandela nam toen in het Europees Parlement de Sacharovprijs in ontvangst, voor Dillen aanleiding om heftig te protesteren tegen ‘de ontvangst van iemand die het terrorisme en het terroristisch geweld nooit heeft afgezworen’. Waarop zijn microfoon werd afgesloten.

Sindsdien bleef het stil. De apartheid is voorbij, dus waarom zou Vlaanderen herinnerd willen worden aan wie ooit wat deed of zei? Oude vijanden repten zich zelfs om nieuwe vrienden te maken. Toen de VUB in 2004 aan Nelson Mandela een eredoctoraat schonk, liet een breed lachende Jef Valkeniers zich zelfs met hem fotografen. Dat beeld prijkte nadien natuurlijk in zijn verkiezingsfolders. En Leon Rochtus kreeg niet alleen in 1992 de ‘Orde van Kaap die Goeie Hoop’ van het nieuwe Zuid-Afrikaanse bewind. Na zijn overlijden in 1997 wijdde Beelden, het blad van de Zuid-Afrikaanse ambassade, een lovend in memoriam aan de overledene, ‘voor zijn uitmuntende staat van dienst, vooral voor de promotie van de handelsbetrekkingen tussen Zuid-Afrika en België’. Dat viel in eigen land slecht bij oude antiapartheidsstrijders. Pro-apartheid lijkt definitief begraven, zelfs in Vlaanderen.

Oude demonen

Ware het niet dat sinds de wereld toekijkt op de laatste strijd van Mandela, oude demonen weer bovenkomen. Mandela’s opname in het ziekenhuis was nog maar net wereldkundig gemaakt of er was een tweet van Luc Van Balberghe, oud-voorzitter van de Vlaamse Journalistenvereniging (en dus niet van de officiële vereniging VVJ): ‘Hoe heet die neger nu eigenlijk: Mandeeeela of Mandélllla?’ Dat was een grapje, verdedigde hij zich, gepikt van Youp van ’t Hek. Klopt die uitleg? In 2006 noemde Van Balberghe in een column allochtonen ‘bloedzuigers’ en ‘ongedierte’ dat maar beter ‘afgefikt’ kan worden.

Helaas staat Van Balberghe niet helemaal alleen. Ene Vincent de Roeck, een bestuurslid van de respectabele denktank Libera! (onder voorzitterschap van Boudewijn Bouckaert kent die jaarlijks de ‘Prijs van de Vrijheid’ toe), heeft een blog vol uitgesproken meningen. Naar aanleiding van Het Huis van Mama Pondo schrijft hij ook over Zuid-Afrika: ‘Apartheid is een communistische leugen. Dit was mijn persoonlijke visie na het lezen van Zondebok Zuid-Afrika van senator Wim Jorissen. Na lectuur van Het huis van Mama Pondo is die opinie enkel nog maar versterkt.’ De tekst is een paar jaar oud, maar staat nog altijd online.

Blijkbaar zijn er nog steeds Vlamingen die de apartheid als een weldaad voor Zuid-Afrika blijven zien: ‘Elke week molesteren gefrustreerde werkloze zwarten een Afrikaner-gebouw. Elke week verdwijnt een herinnering aan de hoogdagen van de Zuid-Afrikaanse economie en beschaving. Hebben wij de apartheid daarvoor afgeschaft? Hebben wij de terrorist Mandela daarvoor vrijgelaten? Ik denk het niet. Dat gevoel van machteloosheid, terwijl de Bantoes elke vorm van beschaving (door ons voor hen opgebouwd, nota bene!) torpederen, maakt mij ziedend van woede. Johannesburg, Kaapstad en Pretoria zullen nooit meer de grandeur van weleer uitstralen. Stank voor dank. Beschaving in Zuid-Afrika? Requiescat in pace’, besluit De Roeck.

Wie had gedacht dat nog voor het afscheid van Mandela in Vlaanderen heimwee naar de tijd van ‘die Ou Transvaal’ zou weerklinken?

DOOR WALTER PAULI

‘In de jaren vijftig hoorde solidariteit met Zuid-Afrika nu eenmaal bij onze Vlaamse gezindheid.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content