De Algerijnse terreurgroep dreigt met aanslagen in België, Frankrijk en andere landen.

De bloedstollende bedreigingen van de Algerijnse “islamistische” terreurgroep GIA ( Groupe Islamique Armé) komen op een eigenaardig en behoorlijk verdacht moment. In Algerije zelf zijn namelijk grote manoeuvres bezig – een heuse amnestie onder de nieuwe president Abdelaziz Bouteflika – om de burgeroorlog stop te zetten en tot een soort pacificatie te komen. Is dit dan een laatste wanhoopsdaad van een terreurgroep op zijn retour of een destabilisatiestrategie van een internationaal half crimineel netwerk? De Belgische diensten zeggen dat zij de zaak serieus genoeg opnemen om de nodige maatregelen te nemen: men kan aannemen dat de belangrijke GIA-lijnen hier en in de omliggende landen wel ongeveer in kaart gebracht zijn.

Zondag 27 juni publiceerde de GIA een communiqué in de Arabische krant Al Hayat, die in Londen verschijnt. Daarin stond dat de afzender België twintig dagen de tijd geeft om “de martelingen stop te zetten van de gevangen moedjahedin en ze vrij te laten, de leden die al uitgeleverd zijn terug te halen, en de huisarresten op te heffen”. Zoniet, belooft de tekst, komt er een bloedbad: “Voor elke dag vertraging zal de prijs bestaan uit dood en vernieling van kerken en gebouwen.” De boodschap, gedateerd op vrijdag en ondertekend door ene Aboe Hamza el Afghani, lijkt na onderzoek wel degelijk uit België afkomstig te zijn.

Die gevangen “moedjahedin” dan (de naam voor vrijheidsstrijders of strijders voor de godsdienst). Er zijn in België sinds 1995 vier grote processen gevoerd tegen lieden die van GIA-lidmaatschap werden verdacht. In het proces tegen Farid Meloek, dat afliep op 14 mei, werden acht personen al dan niet met uitstel tot gevangenisstraffen veroordeeld. Farid Meloek heeft negen jaar gekregen. Maar het proces tegen Meloek zal na de zomer overgedaan worden. Over een ander proces, in Neufchâteau, moet eind van deze maand beslist worden.

DE GIA EEN CONSTRUCTIE

Voor Sami Zemni, Algerije-specialist in het Centrum voor Studie van de Derde Wereld aan de Universiteit Gent, zal het dreigement best ernstig bedoeld zijn, al blijft het de vraag of de GIA momenteel de slagkracht heeft om het uit de voeren.

Sami Zemni: De GIA is eigenlijk een samengaan van grotendeels onafhankelijke groeperingen. Voor de verkiezingen van 1991 was een deel van de radicale elementen in het FIS ( Front Islamique du Salut) al begonnen met geweld. Na de verkiezingen kwamen daar andere stromingen bij, waaronder de “Afghanen”, Algerijnen die meegevochten hadden in de Afghaanse oorlog en die heel snel de radicaalste acties ondernamen. En ook een stroming van de jonge stadsguerrilla. Dat waren meestal jongeren, die weliswaar voor het FIS hadden gestemd maar er niet direct mee verbonden waren. De leiders van die groepen daarentegen waren wel FIS-militanten. Die hebben gewoon wat mensen geronseld in de wijk, hebben de wapens opgenomen en zijn beginnen te vechten. Vanaf dat moment, heel vroeg al, heeft iedereen geprobeerd die gewapende strijd weer onder controle te krijgen. Zeker het FIS, dat mensen op pad stuurde om contacten te leggen met de leiders en het geweld beter te coördineren en er één structuur van te maken.

Het Algerijnse leger was in die periode ook totaal onvoorbereid op de nieuwe situatie, en de gewapende groepen konden bijna vrij bewegen. Maar na een maand of vier bleek dat die coördinatiepogingen niet lukten en kwam het tot een nog grotere versplintering. Overal ontstonden groepjes die hun eigen gang gingen, en in 1993 hoorde je dan voor het eerst van de GIA. Dat was toen één groep, die vrij snel door het leger werd uitgeschakeld. Maar de overblijvers richtten een nieuwe GIA op, enzovoort, tot halfweg 1994, toen het FIS een laatste poging deed om controle te krijgen – maar hun twee gezanten werden vermoord. In de zomer van dat jaar ontstond dan de GIA als “nationale organisatie”, en anderzijds het AIS, Armée Islamique du Salut, de gewapende vleugel van het FIS. Het verschil tussen de twee: het AIS was min of meer een echt “contra-leger”, met officieren en soldaten en discipline, terwijl het van het begin af duidelijk was dat het de GIA om andere dingen te doen was.

Antar Zouabri, die in 1995 de leiding van de GIA in handen nam door Djamal Zitouni en zijn luitenanten uit te moorden, nam de wapens op toen hij 22 jaar oud was – hij is nu 29. Hij komt uit een dorpje ten zuiden van Algiers waar de clans al sinds de onafhankelijkheidsoorlog in vete liggen. Zijn familie riep in 1991 op om voor het FIS te stemmen – omdat het FIS tegen het FLN was, en ze zo verloren prestige en rijkdom konden terugwinnen. In 1992 begonnen de clans elkaar uit te moorden. Antar Zouabri was een van de weinige overlevenden, vluchtte weg en nam zich voor wraak te nemen. Dat heeft hij dan ook in de praktijk gebracht. Maar wat is die Zouabri voor een islamist? Hij heeft nooit een religieuze opleiding gehad, kon nauwelijks lezen en schrijven toen hij begon. Dat is een man zonder programma, zonder ideologie, en de meeste anderen zijn niet beter. Zijn geschiedenis illustreert mooi het verband tussen oude vetes en de huidige gebeurtenissen, en de criminalisering van de economie.

Dat wil zeggen?

Zemni: In 1994 begon de Algerijnse staat te liberaliseren, onder impuls van het IMF. In zo’n overgangsperiode is er een enorme schemerzone waar de grens tussen legaal en illegaal in de veranderende economie onduidelijk is. Veel van die GIA-groepen hebben te maken met wapentrafiek en drugshandel inderdaad – maar nog veel meer doen aan illegale handel in legale goederen: smokkel over de grens met Marokko en Tunesië, met Europa via internationale netwerken, import/exportbedrijfjes, enzovoort. Een deel van het geweld is dan ook verklaarbaar door de manipuleerbaarheid van sommige gewapende groepen. Alle bussen van het staatsbedrijf tussen de Mitidjavallei en Algiers zijn vernield en uitgebrand, terwijl de privé-onderneming die er nu rijdt geen problemen heeft. Bijvoorbeeld. Economische criminaliteit dus, groot banditisme.

Het is vermomd in een religieuze context, maar je ziet dat het om krijgsheren gaat, gewelddadige opportunisten – terwijl een van de redenen waarom het Algerijnse systeem in elkaar gestort is, de sociaal-economische uitzichtloosheid voor de jeugd was. Die heeft geen enkel toekomstperspectief. Vandaar dat zoveel jongeren meededen.

Is er nu een nieuwe situatie?

Zemni: De druk op de GIA-groepen is de laatste maanden zo groot geworden dat elke groep afzonderlijk zich nu over zijn toekomst aan het beraden is. De GIA-groep van Zouabri zou aan een krant hebben gemeld dat hij bereid is de wapens neer te leggen. Want het leger heeft een paar klinkende militaire overwinningen behaald, wat samenhangt met het AIS dat al twee jaar een mondeling staakt-het-vuren in acht nam, wat nu officieel geworden is. Er zijn tal van groepen die in de afgelopen maanden onvoorwaardelijk de wapens hebben neergelegd. Enkele weken geleden waren er al geruchten dat het AIS het leger helpt met informatie over de andere groepen. En op politiek gebied heeft president Bouteflika, die toch in zeer eigenaardige omstandigheden verkozen werd, heel snel een dynamiek van nationale verzoening op gang gebracht. Daardoor worden de GIA-groepen helemaal geïsoleerd, en is het nog maar een kwestie van tijd.

Dus het was te verwachten dat ze op een of andere manier gingen reageren. Het feit dat er nu zoveel communiqués de wereld worden ingestuurd, bevestigt ook wel de versplintering van de beweging. Moet je dat ernstig opnemen? Wellicht, want een gewapende groep die alleen komt te staan, heeft nog maar één uitweg, dat is opbod. Maar het is natuurlijk veel gemakkelijker een communiqué te sturen, dan met de rug tegen de muur tot actie over te gaan. Hebben ze de militaire capaciteiten om nog kwaad te berokkenen? In Algerije wel, al is hun slagkracht fel verminderd in vergelijking met twee, drie jaar geleden. Hebben ze die macht ook in Europa? Dat is moeilijker om zeggen. De GIA in Europa is niet zomaar een verlengstuk van de GIA in Algerije. Die mensen opereren veel internationaler, hebben hulp nodig van Marokkanen, Tunesiërs, Egyptenaren, en de vraag is na een tijd voor wie ze eigenlijk werken. Men heeft hier heel veel wapens gevonden bij de GIA, modern technologisch wapentuig dat niet te vergelijken valt met de primitieve middelen die in Algerije gebruikt worden. Dus heeft dit wel met Algerije te maken? Zijn zij niet voor eigen rekening beginnen werken, in de Balkan bijvoorbeeld?

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content