De boosaardigheid van het politieke geweld in het Midden-Oosten blijft duren. Een oud boekje laat vermoeden : allemaal zinloos. Ooit was het in die streek daar goed leven.
In de Israëlisch-Palestijnse kwestie, honderd jaar geleden ontstaan en nadien gegroeid uit zowel antisemitisme als kolonialisme, speelden nogal wat journalisten een rol. Zo was het Emile Zola ( ?J’accuse”) die de tegen het jodendom gerichte Dreyfus-affaire (1894-1906) ontrafelde. En het krijgsproces in Parijs, waar de Franse legerkapitein terechtstond, werd bijgewoond door een correspondent uit Wenen : Theodor Herzl van de Neue Freie Presse. Die kwam tot het persoonlijke besluit dat joden in Europa altijd risico’s zouden blijven lopen. Daarop begon hij te werken aan een politieke beweging die de oprichting van een Joodse lekenstaat voor ogen had : de Zionistische Wereldorganisatie. De naam komt van de beroemde heuvel Sion in Jeruzalem, die nog altijd prachtig boven de stad oprijst.
Na het eerste zionistische wereldcongres (Zwitserland 1897 eeuwfeest volgend jaar) noteerde Herzl in zijn dagboek : in Bazel heb ik de Joodse Staat gesticht, binnen vijftig jaar zal iedereen dat inzien. Hij had profetisch en tot in het detail gelijk. De staat Israël (bijbelse benaming waartegen het Vaticaan prompt protesteerde) zou geboren worden in de namiddag van 14 mei 1948, met op dat ogenblik een gemengde bevolking van 500.000 Joden en 1,2 miljoen Arabieren.
Aan die historische dag waren nochtans veel, ook interne, twijfels vooraf gegaan. Moest het antisemitisme niet ter plaatse, in Europa zelf, bestreden worden ? Was het cultureel beladen zionisme geen obstakel op de weg naar het socialisme ? Was het jodendom wel een volk of louter een godsdienst ? Dat probleem speelt overigens nog altijd mee in de spelling van de Nederlandse taal. Een Jood of iets Joods met hoofdletter verwijst naar de politiek, het volk, de staatkunde. Met een kleine letter hanteren we het begrip in zijn meer religieuze betekenis.
Die vragen kregen moeizaam een antwoord, want in 1907 (de nog jonge hartlijder Herzl was toen al drie jaar gestorven) besloot het achtste congres tot een algemene ?terugkeer naar Palestina”, het Heilig Land waartoe het huidige Isräel en Jordanië gerekend werd en waar zich overigens zeker in Jeruzalem door alle eeuwen heen kleine joodse gemeenschappen hadden gehandhaafd. Een programma tot actieve stichting van ?nederzettingen” werd uitgebouwd, ook zonder formele erkenning of diplomatieke steun in de rest van de wereld.
Veel Europese intellectuelen of kunstenaars van joodse afkomst ( Kafka, Proust, Freud, Mahler, Schönberg, Einstein, Rathenau, Rosa Luxemburg, Trotsky en talloze anderen) moesten in dat politiek rusteloze tijdperk van rond de eeuwisseling positie kiezen tegenover hun identiteit. Wat later, tegen 1930 aan, leefden in Europa nog altijd bijna tien miljoen joden die meestal Jiddisch spraken, een dialectisch en wat weemoedig klinkend mengsel van Duits, Pools, Hebreeuws en Aramees.
ONDERTUSSEN WAS HET zionistische programma in Palestina (al was die landsnaam staatsrechterlijk nog niet geldig) reeds goed opgeschoten. Met de financiële steun van onder meer bankier Edmond de Rothschild kocht de ?Jisjoev” (zo noemde de joodse gemeenschap in Palestina zich) van Arabische grootgrondbezitters stukken land waaruit de daar al levende kleine pachters ( ?fellahin”) helaas moesten worden weggejaagd en waarop vooral Oost-Europese joden kwamen leren hoe ze opnieuw zuiver Hebreeuws sprekende landbouwers konden worden. In 1909 ontstond aan de zuidkant van het Tiberiasmeer de eerste collectivistische kibboets Deganya (Korenbloem) en vlak boven de havenplaats Jaffa de zionistische stad Tel Aviv (Lenteheuvel).
De Britten voerden een onhandige en dubbelhartige diplomatie, want hun cultureel geweten lag weliswaar bij het zionisme maar hun immense oliebelangen in het Arabische kamp. Hierdoor begon na WO I de sfeer tussen de nieuw aangekomen joden en de autochtone moslims ten westen van de Jordaan slechter te worden. Het door de geallieerden geschapen mandaatgebied werd onrustig. In de lente van 1922 gebeurde aan de drukbezochte Jaffapoort in Jeruzalem de bij mijn weten allereerste ?Palestijnse” bomaanslag. Twaalf doden van wie de helft Arabieren, eigen volk. De lijst met slachtoffers aan beide zijden is sedertdien nooit meer afgesloten geraakt.
De joodse kolonie, vlijtig bouwend aan de grondslagen van een volwaardige eigen staat, beschikte over een ordentelijke zionistische structuur : het Joodse Agentschap met toen reeds een eigen vertegenwoordigend lichaam (de Knesset), een soort voorlopige regering, een defensiemacht ( Haganah, Verdediging), een schatkist ( Keren Hajesod) en een sociale bond ( Histadrut). De Arabische Palestijnen moesten het zonder zulke centrale leiding stellen, hun Opperste Moslemraad kwam nooit goed van de grond. Vandaar sloeg hun verbittering vaak om in chaotische raids of terreurdaden, zoals de grootscheepse moordpartij in Hebron (1929) waar tot vandaag het fundamentalisme broeit.
EEN JAAR VOOR die bloedige rebellie vertoeft de Vlaamse journalist en aspirant-reisleider Leo de Raedt dus in het ?Heilig Land” (zie Knack van vorige week). Zijn dagboek ademt rust en vrede uit. Slechts zijdelings vermeldt hij soms iets over de spanning tussen zionisten en moslims alias ?bedoeïenen.” Veel meer is zijn oog of oor gericht op de christelijke mensen, historische restanten en attributen die daar te observeren vallen : archeologische plekken waar Jezus voorbijkwam of een wonder verrichtte, kloosterlingen meestal Franciscanen op heilige plaatsen, ?Zijne Doorluchtigheid” aartsbisschop Haggear van Galilea, basilieken, heilige bronnen en andere erfgoederen van de ?gewijde geschiedenis.”
In Nazaret, vandaag een bruisende stedelijke gemeenschap, noteert De Raedt achtduizend inwoners van wie drieduizend ?katholieken.” Het ?niet bepaald rein te noemen” Tiberias : zevenduizend ingezetenen van wie vijfduizend joden en slechts een honderdtal christenen. Jericho heet ?een stadje waarvan de omgeving zeer vriendelijk aandoet.” De in 1928 bestaande verwevenheid van drie religieuze culturen lijkt voor hem nog vrij vanzelfsprekend en zichtbaar. ?Vooraleer het klooster van den H. Elias te bereiken, dat zich voor het oog opricht als een middeleeuwse vesting, bezoeken we de Maria -waterput, waar de H. Maagd met Jozef even uitrustten op hun tocht naar Betlehem. Een eindje verder ontwaren we het graf van Rachel , de vrouw van Jacob , dat sinds 3.800 jaar het voorwerp is der vereering, zowel vanwege de joden als van de kristenen en de muzelmannen.”
Eigenlijk heeft het weinig gescheeld, of die minzame tolerantie had tot vandaag kunnen blijven duren. Het Palestijns-Israëlisch conflict, wrede en halsstarrige spat op de twintigste eeuw, is wellicht het historische resultaat van vier cruciale vergissingen. Ten eerste : de hartelijke overeenstemming, in brieven en overeenkomsten van 1919, tussen emir Faisal en zionistenleider Chaim Weizman (beiden wilden na een vredesconferentie een pluralistisch statenbondje uitbouwen) bleek korte tijd later een gemiste kans. Ze werd, hetzelfde jaar nog, door het ?Syrisch Congres” in Damascus afgewezen.
In 1937 gebeurde hetzelfde met het territoriaal en juridisch tamelijk bescheiden Britse voorstel (de Peel-commissie) tot splitsing van Palestina, een plan dat door de Joden met tegenzin aanvaard werd maar alweer niet door de Arabische Palestijnen. In een derde poging (mei 1939) aan de vooravond van WO II wilde mandaathouder Londen van zowat al zijn vroegere beloften (de Balfour-verklaring uit 1917) aan het zionisme af. De Palestijnen konden een eigen staat krijgen met nog maar weinig plichten tot bescherming van het Joodse Nationaal Tehuis en een sterk beperkte zoniet tot nul herleide zionistische immigratie. Omdat de moefti (geestelijke leider) van Jeruzalem iets veelbelovends scheen te zien in de steile opkomst van Hitler, vijand van de koloniale Britten en Fransen in het Midden-Oosten, weigerde hij ook dit voorstel.
Acht jaar later ging het opnieuw verkeerd : het verdelingsbesluit van de Verenigde Naties (1947) voorzag in een zo klein mogelijk Israëlisch grondgebied, opnieuw met de instemming van een door vermoeidheid toegeeflijke Jisjoev en met alle ruimte voor een in de toekomst welvarend moslim-Palestina. Te zelfverzekerd weigerden de leiders van het Arabische nationalisme die voor hen nochtans goedkope, bijna niet meer onrechtvaardig te noemen mini-regeling. Nadien werd het geschil nog slechts uitgevochten in onbesliste militaire oorlogen, wederzijdse terreurgroepen en andere varianten op de intifada of de Hamas-militie. De afgelopen weken verzuchtten heel wat wijze Palestijnse woordvoerders : hadden we destijds die kansen maar gegrepen.
ZEVENTIG JAAR GELEDEN beschreef Leo de Raedt, niet geplaagd door het besef van de voor hem nog toekomstige holocaust of andere nachtmerries, een kalm Palestina in de vorm van een religieus schaakbord. ?Jeruzalem is een groot vierkant dat door de twee voornaamste straten (de eene lopende van de Jaffapoort naar het Oosten, de tweede van de Damaspoort naar het Zuiden) in vier vierkanten wordt verdeeld. In een vak wonen de Muzelmannen, in het tweede de Joden, in het derde de Armeniërs en in het vierde de Roomsch- en de Grieksch-katholieken.
Onmogelijk zich te vergissen. De families huizen dus volgens een wel bepaald plan. De Joden zijn het talrijkst (ongeveer 45.000 op circa 100.000 inwoners), doch bewonen het vuilste kwartier, waar de straten slecht zijn onderhouden en armzalig verlicht. De Armeniërs vormen de minst talrijke groep en huizen beslist in de netste buurt. Daar kan men van den grond eten ! Aangezien de Armeniërs feitelijk een tak van het katholiek geloof belijden zij zijn dissidenten wordt Jeruzalem dus beheerscht door drie godsdiensten ! Zoowel de Kristenen als de Joden en Muzelmannen aanzien de hoofdstad van Palestina als hun heilige stad, weze het dan ook om verschillende redenen. We zouden kunnen zeggen dat Jeruzalem is : de kristelijke Olijfberg, de muzelmaanse moskee Omar en de joodsche klaagmuur.”
Dit soort vreedzaamheid, lokaal overzichtelijk en geschikt voor een braaf reisverslag uit de jaren twintig, sloeg tenslotte om tot de gewelddadige taferelen die het ?Heilig Land” nu al een halve eeuw te zien geeft. Hoe dat zo in zijn werk kon gaan, is het geheim van de politieke wereldgeschiedenis. Daartoe behoort nog altijd het vermogen van giftige religies en hun altijd weer opduikende politieke stuurmannen om de kleine, bijgelovige mens tot in de dood te misleiden. (einde)
Frans Verleyen
Jeruzalem ’s nachts : de heilige stad van iedereen.