Kardinaal Godfried Danneels vergelijkt het katolieke Vlaanderen van vroegermet het Vlaanderen van nu. “Het gaat om wat er in het hart zit. Bill Clintonverschilt toch ook van Louis Quatorze. ‘

KATOLIEKEN, vooral ouderen, hebben blijkbaar veel nostalgie naar het “rijke roomse leven”, de tijd tussen 1920 en 1950, toen Vlaanderen inderdaad nog het katolieke Vlaanderen was. Hoe anders het sukses verklaren van de kijk- en leesboeken over die periode die met de regelmaat van een klok op de boekenmarkt verschijnen. Het was de tijd van talrijke klooster- en missionarisroepingen, ontelbare processies en katolieke massabijeenkomsten, toen “rooms” nog een triomfantelijke klank had, de tijd toen kontestatie tegen uitspraken van nog indrukwekkend opgetuigde gemijterde hoofden gewoon ondenkbaar was, de kerken nog bomvol zaten, heiligen voor elke ziekte een uitkomst boden en heel het land tussen Schelde en Maas naar wierook en wijwater rook.

Jozef Van Haver, professor-emeritus van het Universitair Centrum Antwerpen en KU Leuven, tevens voorzitter van de Koninklijke Belgische Kommissie voor Volkskunde stelt nu “Voor u, beminde gelovigen. Het Rijke Roomse Leven in Vlaanderen” voor. Een boek dat voor de ouderen een schat aan herinneringen opdelft en de jongeren laat kennis maken met een periode die nauwelijks achter de rug ligt, maar voor hen al verre, onbekende geschiedenis moet lijken. De foto’s alleen al zullen hun wenkbrauwen ongelovig doen fronsen. Met kardinaal Godfried Danneels hebben we onder de kerstboom het werk van professor Van Haver doorbladerd.

– Meneer de kardinaal, op de kaftfoto zien we uw voorganger Van Roey op de binnenkoer van het aartsbisschoppelijk paleis, omringd door knielende vrouwen.

– GODFRIED DANNEELS : Dat is een beeld uit een andere tijd. Ik denk dat de man in dat indrukwekkende pak hetzelfde geloof had als ikzelf heb. De foto bewijst duidelijk dat geloof en kristendom binnengaan in kulturen, er hun stempel op drukken, maar er ook de stempel van krijgen. Hier gaat het om een kultuur met een groter gevoel voor sakraliteit, afstand, de grootheid van godsdienst en geloof en die hadden daar geijkte uitdrukkingsvormen voor. Dat geldt ook voor andere geledingen van de maatschappij. Bill Clinton ziet er anders uit dan Lodewijk XIV. Het is eigenlijk de binnenkant die je moet vergelijken met de binnenkant en niet de buitenkant met de buitenkant. Als je de trouwkledij van nu vergelijkt met die van vijftig jaar geleden, dan merk je ook aardig wat verschil, toch zijn de mensen nog altijd op dezelfde manier verliefd op elkaar. Maar het is goed dat het nu anders is, het is verkeerd de morele kwaliteit van iemand te gaan beoordelen op de kulturele inkleding. Het zit hem in het hart, zowel van de kardinaal die daar recht staat, als in het hart van de mensen die daar geknield zitten. Maar nu kan dat natuurlijk niet meer.

– Waarom niet ?

– DANNEELS : De kultuur is helemaal anders. De sakraliteit wordt meer bekeken als een inwendige aangelegenheid, er is een veel grotere zin voor demokratizering in de kerk en overal elders, veel minder gevoel voor afstandelijkheid. Dat heeft zo zijn voordelen en zijn nadelen. Waar vroeger het onderscheid te sterk werd benadrukt, dreigt alles nu grijs te worden, nivelleert men alles en daarmee valt ook niet te leven. Een kardinaal had toen veel uiterlijke macht en invloed, de kerk beheerste toen nog een stuk van de maatschappij, tot en met de politiek, sociale voorzieningen en kultuur en ga zo maar door.

– U hebt wellicht minder macht, maar wellicht meer gezag dan uw voorgangers.

– DANNEELS : De vraag is niet of ik nu meer gezag heb en minder macht dan mijn voorganger op deze foto. Het lag toen wel gemakkelijker, toen kon men steunen op een autoriteitsargument, nu moet men met overtuigingsargumenten aankomen, maar overtuigingsargumenten kunnen tenslotte ook macht betekenen. God zal me niet oordelen over macht of gezag, maar wel over de liefde die ik gelegd heb in mijn dienstbaarheid.

– Uit heel dit boek komt de pastoorsfiguur naar voor als de spil rond wie alles draaide. En die macht straalde ook een beetje af op de pastoorsmeid.

– DANNEELS : De sociaal-kulturele zorg voor de gemeenschap werd in feite grotendeels door de kerk gedragen. De staat deed het niet allemaal, verre van. Onderwijs en ziekenverzorging zijn bij ons gegroeid vanuit kerkelijke dienstbaarheid, de eerste universiteiten en ziekenhuizen komen van de kerk. Een halve eeuw geleden was dat nog zo een beetje : het is in die traditie dat de pastoor toen ook nog het maatschappelijke leven in handen had, zeker buiten de grootsteden. Nu is alles meer en meer door de burgerlijke maatschappij overgenomen. Al die takken van de samenleving hebben zich autonoom ontwikkeld, bij de kerk zat dat nog allemaal in één bloemknop en nu zijn al die blaadjes een eigen leven gaan leiden. Aangezien vroeger niemand anders het deed, deed de kerk het, maar ze moet het niet blijven doen.

De pastoorsmeid is een stuk folklore natuurlijk. Niet zelden oefende ze een haast moederlijke zorg uit over de parochie. Ze vormde een beetje het sas tussen de parochie en de pastoor. Ze was de populaire vorm van de sekretaresse van nu, zeg maar de sekretaresse is de gesekularizeerde meid van toen. En als er een sasfiguur bestaat, dan is het toch wel zeker de sekretaresse. Niet alleen bij de pastoors overigens.

– Een aandoenlijke foto, andere zullen zeggen een belachelijke, is de afbeelding van het jongetje dat in mini-outfit priestertje speelt voor zijn broers en zussen. Een vreemd spelletje voor een jongetje ?

– DANNEELS : Het betekent dat priester worden een belangrijke mogelijkheid was bij de keuzes die je kon maken, wanneer je eens groot zou zijn. Zoals soldaatje spelen of kosmonaut of piloot nu. Het is even belachelijk en even waardevol als Samson nabootsen of met dinosaurissen spelen. Ze werden zeker niet allemaal priester, de jongetjes die dat deden. Het helemaal gelijkschakelen met soldaatje spelen of zo, gaat niet op. Het mimetisch of nabootsend handelen gaat verder, namelijk dat er een zekere charme steekt in het symbolisch handelen. De mis opdragen, was daar een duidelijk voorbeeld van. Er steekt ook bewondering in voor de liturgische sfeer, bewondering ook voor de priester.

– Opvallend bij de lezing van “Voor u, beminde gelovigen” is wel de ongelooflijk strenge manier, niet zelden sociaal gesanctioneerd, waarop de zondag gevierd werd. Nu wordt de zondag meer en meer een dag als de andere.

– DANNEELS : In verband met werken op zondag zal men nu bij voorkeur familiale motieven inroepen als bezwaar, ook de glijdende werkweek helpt de familie stuk. Vroeger legde men meer de nadruk op rust en kreatieve aktiviteiten, eens kunnen doen wat men wil. En kultus houden, tot God gaan, nadenken, bezinnen, iets gaan bekijken. Ik ben helemaal niet zo gelukkig met de huidige evolutie van, bijvoorbeeld, winkelopening op zondag. Overigens, een aantal sociale bewegingen verzet zich daar grondig tegen. In je tijdsbeleving moet je toch perioden hebben van inspanning en ontspanning, dat is zoals een hart dat op en neer gaat. Een mens is een sociaal wezen en daarom is het onontbeerlijk samen vrijaf te hebben, op dezelfde dag. Wij zijn geen Robinson Crusoë’s.

– In de vroegere zondagsbeleving, maar als een draad door het hele verhaal van het roomse leven, loopt toch de “scheiding der geslachten. ” Hoe rijmt dat tesamen ?

– DANNEELS : In de sociale omgang tussen man en vrouw is heel veel veranderd over de hele lijn. Liefdesbetuigingen in het openbaar, bijvoorbeeld, waren vroeger totaal onaanvaardbaar. Dat lag toen helemaal anders en het best kon je dat merken in het kerkgebouw, mannen en vrouwen zaten daar letterlijk gescheiden. Dat paste in een tijdsbeeld. De vergissing die men altijd maakt, is dat men zegt : in de kerk was het toen zus en zo. Het was overal zo, maar dat kon je het beste zien in de kerk, omdat die zo prezent was op het publieke forum. Veel van die dingen uit het oude rijke roomse leven stammen eigenlijk uit het oude rijke volksleven, het sociaal-kultureel leven van toen. Het defilé van 21 juli was vroeger ook anders dan tegenwoordig.

– Opvallend is ook dat vroeger in de kerk nogal wat uit het hoofd geleerd werd. Oudere personen kunnen nu nog zonder veel moeite heel citaten uit de katechismus aframmelen.

– DANNEELS : De mensen van de vorige generaties kenden hun moedertaal, ik bedoel hun kristelijke moedertaal, ze kenden het kristelijk alfabet, wat nu veel minder het geval is. Ook hier hebben we te maken met een kultuursprong. Het fenomeen geheugen bestaat niet meer, de computer heeft het geheugen al lang vervangen. Het verschijnsel van de recente roomse katechismus die zo massaal gekocht is, gaat terug op het gevoelen : ik moet dat in huis hebben, zoals een kookboek of een encyclopedie, ik ga die wel raadplegen wanneer ik iets nodig heb of iets wil te weten komen. Onze voorouders leefden meer in een orale kultuur, er werd veel minder gedrukt en dat was dan nog duur ook. Radio of tv bestonden niet. Er zat ook een element dressuur is, die pedagogische aanpak was trouwens algemeen, het werd er als het ware manueel ingestampt, het kwam in je zenuwbanen terecht. Vroeger kon men het misschien wel gezegd krijgen, maar men had er nauwelijks iets van begrepen, het was een dun laagje vernis eigenlijk. De dressuur heeft men in de pedagogie al lang verlaten en dat is goed. Hoewel, nu is het bewustzijn van jonge mensen dikwijls een chaos, zonder struktuur of enige logika. Men kan niet meer spreken, geen twee zinnen behoorlijk achter mekaar zetten. Dat is de eeuwige pendelbeweging. Weliswaar beschikken we nu over heel wat andere middelen om kennis op te stapelen, dankzij de informatica. Maar de nadelen mag je toch ook niet over het hoofd zien.

– Een merkwaardig fenomeen in het vroegere kerkleven waren de volksmissies, waarbij de bevolking van dorp of stad werd samengebracht om naar de preken van de zogenaamde volkspredikanten te luisteren. Volgens de auteur van het boek ging het meestal over de hel, de dood en de onkuisheid. Tema’s die we nu niet zo dikwijls beluisteren in de kerk.

– DANNEELS : Ten eerste legde men toen meer de nadruk op wat de mens diende te doèn om zalig te worden, dan op de genade die God geeft óm het te doen. Men beklemtoonde vooral, een beetje jansenistisch : je moet je hemel verdienen. Nu zouden we veeleer zeggen : we krijgen de hemel. De overdrijving dreigt in de andere richting. God is een soort Sinterklaas geworden die cadeaus geeft, maar niets meer vraagt van ons. En dat is even eenzijdig.

Een tweede punt is dat deze volksmissies een soort massaretraite waren. Een retraite is klassiek gericht op bekering en heeft dus altijd te maken met berouw over de zonde, biecht, verbetering van het leven. Men preekte toen in de stijl van Johannes de Doper, dat is ook een facet van het kristelijk leven.

– Waar een jeugdige lezer zeker het spoor bijster raakt, is bij het opsommen van de soorten zonden die er moeten bestaan hebben in die tijd.

– DANNEELS : Geen zonde lijkt op een andere. Die hunker om de zonden te katalogeren en er lijsten van op te maken, ze op te delen en in te delen, is een gevolg van een scholastieke benadering van de vorm van de zonde. In mijn ogen is niet het belangrijkste wàt je misdoet, maar met welk hart je het doet. Toen keken ze meer naar de daad zelf dan naar de intentie, de boosheid die erachter zat. Jezus kijkt wat er in het hart omgaat. Nu wordt het misschien dikwijls wat al te vaag, men specifieert helemaal niet meer. Positief aan die vroegere manier was dan weer dat er een hulp in stak om tot introspektie te komen, door al die indelingen van het kwade, maar ook van het goede (de deugden), werd het haast een primaire kursus in psychologie. Je kon leren klaar zien in jezelf, bijvoorbeeld tot de ontdekking komen dat er een verschil bestaat tussen iemand doden en iemand cynisch doden, hem neerschieten of beestachtig afmaken. Het leerde veel mensen hoe ze in elkaar staken, het was primaire antropologie.

– Hoe kijkt u nu terug op dat rijke roomse leven ?

– DANNEELS : Toen werd veel meer dan nu aan de problemen gedacht die zich blijven stellen : de dood, de morele zwakheid waarin men leeft, het willen en niet kunnen, de mislukking, bestaat er nog iets na de dood… De huidige tijd heeft deze problemen niet opgelost, maar toegedekt onder een soort grasmat van komfort, van onnadenkendheid, een mentaliteit van het zal mijn tijd wel meegaan, ik zal er later wel eens aan denken. Dat is wat Jezus de verstikking van het zaad door de roes van het leven noemt, door de rijkdom.

Vroeger lagen de mensen wakker van die grote problemen, het geloof hield hen recht in dat wakker zijn, ze konden die problemen in de ogen kijken. Wij zijn voor een stuk verdoofd, we denken dat de grote levensvragen opgelost zijn, maar dat is niet waar. Wij zijn verdoofd en bij het ontwaken stellen ze zich opnieuw. Het geloof houdt de mensen niet meer wakker, om te slapen heb je geen inspiratiebron nodig, om wakker te blijven wel.

In onze westerse kultuur heerst het sekularisme, dat is meer dan de sekularizatie. Sekularisme is het totaal extreem stellen van de autonome menselijke en aardse waarden en God uitsluiten. Sekularizatie is de gewettigde autonomie geven aan kultuur, taal, politiek, aan wetenschap en techniek, aan de eigen disciplines. Dat betekent geen oordeel over de mensen van deze tijd, het is een oordeel over deze tijd. We duiden de dingen niet meer vanuit ons geloof, waardoor ook de vreugde in onze tijd is afgenomen. Er heerst veel meer angst. Kijk naar de kunst. De kunst van vroeger had referentiepunten, was ook onmiddellijk begrijpelijk voor iedereen, maar nu is ze vaak getormenteerd en weerspiegelt in die zin goed de mens van vandaag de dag. De moderne kunst heeft misschien een kuratief effekt omdat men er zich in herkent, maar echt terapeutisch is ze niet. Moderne kunst toont me hoe ik inderdaad ben, maar laat me op mijn honger. Men zegt dan : het is diep menselijk van tragisch te zijn. Ik heb respekt voor die mening, maar it’s not my cup of tea.

– Was er in het rijke roomse leven dan geen angst, met al die dingen als hel, duivel, zonde ?

– DANNEELS : De angst voor de hel is de angst om mijn uiteindelijk doel te missen, dat ik eigenlijk een mislukte mens ben. Die hel bestaat nu zeker nog. Een serieus mens ervaart de hel wanneer hij van zijn leven niets heeft terechtgebracht, gewoon misschien niet eens zichzelf geweest is. In de kultuur van de tijd van toen werd dat natuurlijk anders, symbolisch, uitgedrukt. De mensen moesten het zien, ze konden zich geen koncepten vormen. Kwaad was geen koncept, dat was een persoon : de satan. Men had toen inderdaad ook angst voor oppervlakkige dingen, de existentiële angst is van alle tijden, nu sterker dan ooit : er zijn veel meer zelfmoorden dan toen.

– Dus, terug naar het rijke roomse leven van toen ?

– DANNEELS : Neen, dat kan ook niet meer. Ik zou zeggen, terug naar een rijk geloofsleven, maar in een andere kultuur. Trouwens, dat zogenaamde roomse leven is een enkele snede uit een tweeduizendjarige geschiedenis. Wanneer men over vijftig jaar een boek zal schrijven over de periode 1980-2000, dan zal men ook zeggen : hoe is het toch mogelijk dat de mensen toen zó waren ? Er is een tijdsgebondenheid voor alles.

Neem nu de kerstvakantie : je moet op sneeuwvakantie gaan, je moet daarvoor zus en zo gekleed zijn, obligate après-ski en alles daarrond, verschilt dat zoveel van de doening van het rijke roomse leven ? Het is toch een even gekke bedoening wanneer je zo iemand met een bonte puntmuts en twee stokken op latten ziet lopen, als je ziet hoe de wereld rond identiek dezelfde hamburgers gegeten worden. Wanneer we die foto’s over vijftig jaar zullen bekijken, zullen we ons ook vragen stellen : wat voor mensen waren dat toch ?

Je moet je lekker voelen in je eigen tijd. Het geloofsleven zal altijd ergens religieus ingekaderd zijn en berusten op ritussen, gewoonten, teksten. De kerk zal altijd afhankelijk zijn van een bepaalde kultuur, er haar stempel op drukken en er door gestempeld worden.

Staf Nimmegeers

Jozef Van Haver, “Voor u, beminde gelovigen. Het rijkeroomse leven in Vlaanderen” ; Lannoo, Tielt ; 1995 ;, 315 blz.

Kardinaal Godfried Danneels : “Een mens moet zich goed voelen in zijn eigen tijd. “

Kardinaal Van Roey op de binnenkoer van het bisschoppelijke paleis, omringd door knielende vrouwen : het binnengaan in kulturen.

Pastoortje spelen : priester was een reële keuzemogelijkheid.

Vergadering van Kajotsters : het dressuurelement.

Volksprediking : God was Sinterklaas niet.

De kerk : een publiek forum.

De veruitwendiging van het sakrale : het autoriteitsargument.

De sociaal-kulturele zorg werd grotendeels door de kerk gedragen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content