Hugo in Brussel: hij was danig onder de indruk van Manneken Pis en van het slagveld van Waterloo.

Namaak, alles in Brussel is namaak. Al in 1837 doet Victor Hugo voor het eerst Brussel aan om er te zien hoe het zit met de plaag van de contrefaçons of piratendrukken. Franse successchrijvers zien hun boeken onder de prijs verkocht worden omdat ze in België worden ‘nagemaakt’. Ze worden hier nagedrukt én uitgegeven ver onder de marktprijs van het in Frankrijk aangemaakte origineel. Hugo loopt in Brussel rond en ziet overal imitaties: het Griekse fronton van de Kamer van Volksvertegenwoordigers lijkt als twee druppels water op dat van de Parijse assemblee, het purperen lintje van de Leopoldorde is hetzelfde als dat van het Franse Legioen van Eer, de torens van de Sint-Goedelekathedraal zijn geïnspireerd op die van de Notre-Dame. Het kan alleen maar ongelukkig toeval zijn, aldus Hugo, dat in deze plagiatenstad de naam van het riviertje dat door het centrum stroomt (‘la Senne’) slechts een lettertje verschilt met de Parijse grote broer (‘la Seine’).

Later zou Hugo geregeld naar Brussel terugkeren. Adèle Foucher, zijn wettige echtgenote, betrok er tot haar dood in 1868 een pand aan het Barricadenplein. De meeste tijd spendeerde Hugo in Brussel bij het begin van zijn ballingschap in het voorjaar van 1852. Hij kon zich blijkbaar herkennen in de aparte zeden van de Vlaamse burgerij die hij in een dagboeknotitie van 8 januari 1852 vereeuwigt als joviaal, obsceen en patriarchaal: ‘De Vlaamse burgerij heeft iets van de ongecompliceerd grove burgerij van vroeger. Rabelais zou moeten lachen om hun spreekwoorden. In plaats van: Het regent dat het giet zeggen ze hier: Het regent dat het zeikt! Het populairste monument van Brussel is een jongetje dat zeikt; een andere beroemde fontein stelt een brakend kereltje voor.’ Kortom, het waterstraaltje van Manneken Pis maakte indruk op l’homme océan. Toen Hugo het te bont maakte in zijn hetze tegen Napoleon III, moest hij Brussel in augustus 1852 verlaten. De Belgische regering zat al te verlegen met de Franse dissident.

In 1861 is hij opnieuw korte tijd in Brussel om het slagveld van Waterloo te inspecteren. In Les Misérables wordt de veldslag vrij nauwkeurig uit de doeken gedaan. Voordat Hugo zijn manuscript van het boek afsluit, komt hij in Waterloo dus aan heuse research doen voor zijn toekomstige bestseller. Allicht is dat de reden waarom een van de kleine tentoonstellingen tijdens deze bicentenaire volgend najaar in het cultureel centrum van Waterloo plaatsheeft. Mille jours en Belgique heet de expositie.

Of Hugo echt 1000 dagen in België is geweest, is zeer de vraag. In 1871 beweerde hij dat studenten in Brussel hem naar het leven stonden wegens zijn linkse sympathieën voor de Communards. Vanaf dan liep hij niet meer hoog op met de Belgische gastvrijheid en meed hij Brussel. Zou Hugo ooit het Brusselse Wiertz-museum hebben bezocht en er conservator Conscience hebben ontmoet? Waarschijnlijk hebben beide volksschrijvers elkaar nooit in levenden lijve gezien.

‘Victor Hugo, Mille jours en Belgique’, tentoonstelling in het Cultureel Centrum van Waterloo in samenwerking met het Museum van het Victor Hugo-Huis in Parijs: van 10 oktober tot 15 december 2002.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content