Hoe vernieuwt Racing Genk zijn ploeg en sportief beleid?Een rondleiding in het kluwen van markt, scouting en noodlot.Hier waakt de sportieve commissie. Paul Theunis gidst.

Bij Waregem had hij weleens een speler die op maandag naar de notaris moest om de aankoop van een huis te ondertekenen. Geen probleem, dan kom je maar trainen op woensdag, als de anderen vrijaf hebben. Die vragen vielen snel weg. In Beveren kregen de spelers in tweede klasse onder zijn leiding hooguit vijftien dagen vrijaf. Zo werden ze wel kampioen.

Maar met een zucht voegt Paul Theunis (56) eraan toe: ‘In vergelijking met toen komt nu niemand meer op de gedachte om te zeggen: ik heb in het weekend een slechte wedstrijd gespeeld, ik ga even extra trainen. Nu moet je spelers na een wedstrijd vooral met rust laten. Ondanks een slechte prestatie hoor ik trainers vandaag zeggen dat ze hun spelers niets te verwijten hebben. Ik ben altijd rechtuit geweest. Vroeger zei een trainer: loop honderd meter. Later moest hij uitleggen: loop de honderd meter in veertien seconden, daarna krijg je een halve minuut recuperatietijd. Nu willen spelers voor alles een uitleg. Daar zou ik het moeilijk mee hebben.’

Het hoeft gelukkig niet meer. De speler en de trainer Paul Theunis hebben zich teruggetrokken. Ander leven, andere kijk. Hij is nu commercieel directeur van bouwbedrijf Cordeel, en maakt deel uit van de sportieve commissie bij Racing Genk. Dat doet je anders ademen. Hij staat het voetbal nu vooral vanuit de hoogte van een tribune te bekijken. Nota bene een tribune die hij ook nog zelf heeft helpen optrekken.

Hoe word je commercieel directeur van een bouwbedrijf, als je nooit enige ervaring in de sector hebt opgedaan?

PAUL THEUNIS: Heel verrassend. Vader Cordeel, die het bedrijf stichtte, heb ik leren kennen toen ik bij Beveren speelde. Jaren later heeft Dirk Cordeel mij gevraagd of ik zin had om commercieel voor hem aan de slag te gaan. ‘Voor zes maanden,’ zei hij, ‘na die tijd zien we of het bevalt’. Had ik iets te verliezen? Ik kon intussen nog uitkijken naar een club voor het seizoen daarna. Ik wist niets van de bouwsector en gevoelsmatig was het een moeilijke periode. Ik ging met klanten beurtelings naar de thuiswedstrijden van St.-Truiden en Genk, met veel schroom, voortdurend liep ik er mensen tegen het lijf die bij mij informeerden wat ik deed. Die zes maanden zijn intussen elf jaar geworden.

Was het ook zekerheid zoeken?

THEUNIS: Zelfs vakmanschap is geen waarborg om als trainer aan de slag te blijven. Hugo Broos zit na een half jaar nog altijd te wachten op een nieuwe vraag. Hij is 57 nu, maar het kon ook op zijn 50e gebeurd zijn. Ik heb gekozen voor zekerheid. En ik heb dadelijk gemerkt dat het de juiste beslissing was. Ik kwam terecht in een familiaal en goed gestructureerd bedrijf, het Anderlecht van de bouwwereld, nee, dat mag ik zo niet zeggen, dat zullen ze in Genk niet graag horen ( lacht), maar de top in België dus. En we zitten ook in het voetbal, we hebben het stadion van Genk en Leuven gebouwd, en we zijn nu bezig in St.-Truiden en Tubeke.

In mei 2003 had voorzitter Jos Vaessen het moeilijk met de aankooppolitiek van zijn club. Hij wilde een andere sportieve commissie. Wat was de vraag precies?

THEUNIS: Leden van de raad van bestuur polsten mij of ik interesse had, Robert Raes was net ontslagen. Ik was vijf jaar niet meer actief in het voetbal geweest, maar ik had het wel gevolgd en het was een mooi aanbod.

Doet een sportieve commissie meer dan de voorstellen van de technisch directeur bevestigen?

THEUNIS: Willy Reynders bereidt de agendapunten voor. Maar zeker niet al zijn voorstellen keuren we zomaar goed.

Hoe werven jullie bijvoorbeeld een nieuwe trainer aan? Soms gaan er vele gesprekken aan vooraf, nu leek het meteen duidelijk dat het Ronny Van Geneugden zou worden. Wat maakte het zo eenvoudig?

THEUNIS: Maar we hebben nu ook meerdere gesprekken gevoerd, over heel uiteenlopende onderwerpen. Van visie tot financiële regeling. De belangrijkste vraag is: in hoeverre past de kandidaat in het sportieve beleid van Racing Genk? Ronny Van Geneugden stond het dichtst bij onze zienswijze. Wij staan voor drie hoofdlijnen. Wij willen zoveel mogelijk jong talent uit onze eigen opleiding laten doorstromen. Als we aankopen, moeten het spelers zijn die we na enkele jaren met een meerwaarde kunnen verkopen. En Genk moet proberen om elk seizoen Europees voetbal te halen.

Is Europees voetbal het moeilijkste van die drie?

THEUNIS: In de vier seizoenen die ik met de sportieve commissie heb meegemaakt, hebben we één keer Intertoto gehaald, één keer de UEFA-beker en één keer de Champions League. Vorig jaar was een rotseizoen. Maar iedereen is vooral op dat laatste gefixeerd. Je moet het totaalbeeld zien. Drie op de vier keer hebben we ons doel bereikt. Dat noem ik goed. Het probleem is dat we in Europa nooit potten breken, we liggen er vrijwel altijd onmiddellijk uit. Dat kan beter.

De andere twee beleidslijnen gaan over het balanceren tussen eigen jeugd en vreemd talent. De klemtoon lijkt nu weer even op dat laatste te vallen, net op het ogenblik dat Van Geneugden, die de voorbije jaren de jeugdwerking coördineerde, hoofdtrainer is geworden. Toeval?

THEUNIS: Het doorstromen van eigen jeugd verloopt niet altijd gelijkmatig. Koen Daerden was lange tijd de enige die we naar de A-kern konden overhevelen. De twee, drie daaropvolgende seizoenen was het windstil. En opeens kwamen er zich meerderen tegelijk aanbieden: Steven Defour, Faris Haroun, Sébastien Pocognoli, Logan Bailly. Kun je dat elk jaar aanhouden? Een gemiddelde van één per seizoen lijkt mij goed te zijn. Ze moeten het dan ook nog waarmaken, want dat is de volgende stap. In het geval van Pocognoli hebben we hemel en aarde moeten bewegen om hem in de A-kern te houden. Velen hebben in die periode gezegd dat hij het niet kon. Ook de trainer.

René Vandereycken?

THEUNIS: ( Onverstoorbaar) We krijgen de kritiek dat we niet altijd de juiste oplossing aanbieden. Na Josip Skoko is er een enorme leegte ontstaan die nog altijd niet ingevuld is. Maar Steven Defour wás die oplossing. Alleen kun je niet elk jaar een talent van dat niveau afleveren. Hij had ook nog een geweldige gedrevenheid, hij behoorde tot wat ik de krijgers noem, onverzettelijke spelers, die soms ook te ver gaan, omdat ze te veel in discussie gaan.

Standard kan zo’n talent blijkbaar wel enkele jaren houden. Wat is het verschil?

THEUNIS: Het contract van iemand als Defour verlengen ligt financieel moeilijk voor ons. Het verschil is ook dat Standard tegen zo’n speler kan zeggen: we kunnen je straks naar een grote club loodsen. Dat kunnen wij niet waarborgen. Standard heeft connecties met Europese topclubs die wij niet hebben.

Luciano d’Onofrio.

THEUNIS: ( Aanhoudend) Connecties die wij niet hebben.

Ook Pocognoli en Haroun zijn niet gebleven. Waarom Haroun eigenlijk niet?

THEUNIS: We hebben met Haroun veel geduld gehad. Mijn vraag is: hoe komt het dat er zo weinig interesse van andere clubs voor hem geweest is? Jong talent, speler van Racing Genk, meerdere keren Rode Duivel geweest. Met alle respect voor GBA, dat hem nu overgenomen heeft, maar ik had een grotere club verwacht. Als Haroun van plan was om een volgende stap in zijn carrière te zetten, heeft hij die nu gemist, vrees ik. Te weinig doorzetter? Nee, Faris Haroun is in de eerste plaats altijd een sportief probleem geweest. Je moet je ploeg altijd min of meer in functie van hem opstellen. Als je maar één spits gebruikt en je kunt terugvallen op opkomende middenvelders, is Haroun een heel nuttige speler.

Hoe goed slagen jullie erin om jong, vreemd talent te laten rijpen en na enkele jaren met winst door te verkopen? Spelers als Alex Da Silva, die uit de Braziliaanse tweede klasse komt.

THEUNIS: Vroeger is dat beter geweest, ik bedoel dan de periode met Wesley Sonck, Moumouni Dagano en Didier Zokora. Maar ik kan ook goede voorbeelden noemen. Aaron Mokoena, die nu al vier jaar bij de Blackburn Rovers in de A-kern gespeeld heeft. En Orlando Engelaar, hoewel onze supporters hem weggeschreeuwd hebben. Misschien hebben wij zelf die meerwaarde niet geschapen, maar ze is er alleszins uitgekomen, we zaten goed met onze beoordeling.

Toen Hugo Broos trainer bij ons werd, was een van zijn eerste uitspraken: ‘Engelaar is de laatste die weg mag.’ Een jaar later was iedereen blij dat we hem nog kwijt konden. We hebben in dat opzicht ook dikwijls aan iemand anders teruggedacht. Wie weet nog wie ons voorbij Borussia Dortmund gespeeld heeft? Igor De Camargo. Diepe spits. Daarna is hij op die positie niet meer opgesteld. Een half jaar lang kwam hij niet meer aan spelen toe. Moesten we hem nóg een half jaar houden?

Ondanks zijn schutterskwaliteiten was er in het tussenseizoen ook weinig belangstelling voor Elyaniv Barda.

THEUNIS: Waar ligt de volgende stap voor een speler als Barda? Ik weet het niet. Ik denk dat hij veeleer bij een West-Europese dan bij een Russische club wil. Een speler bepaalt ook nog een en ander, vaak wordt hij meer benaderd dan de club zelf.

Het moeilijkste blijft om jonge Belgische spelers binnen te halen.

THEUNIS: Omdat elke club dat wil en de prijs daardoor omhoogschiet. Je gaat mij niet vertellen dat Anderlecht, hoewel Europees uitgeschakeld, zijn oog niet op Tom De Sutter heeft laten vallen. Het enige wat hen misschien tegengehouden heeft, is zijn blessure. Ik denk aan een ander voorbeeld, onlangs las ik dat Jimmy Floyd Hasselbaink gestopt is. Overal in Europa gezeten, maar in de Nederlandse eredivisie nooit doorgebroken. Na zijn debuut bij AZ is hij zelfs in het amateurvoetbal beland. Heeft niemand hem daar dan bezig gezien? Netwerken is belangrijk, maar zelfs als je een talent opmerkt, kan het zijn dat hij net op dat ogenblik niet in je ploeg past.

Jullie hebben de voorbije seizoenen ook aankopen gedaan die niet meteen aan jullie vereisten van jong en verkoopbaar voldeden: Bob Peeters, Sunday Oliseh, Cédric Roussel. Kleine missers of doodzonden?

THEUNIS: Ik geef toe dat we zeker niet altijd krijgen wat we in gedachten hebben. Ondanks langdurige scouting valt de speler die je op het oog hebt, soms op de valreep weg. Hij wordt door een ander gekocht of hij stelt opeens eisen die je niet aankunt. Dan kom je bij andere namen terecht. Bob Peeters was zo iemand. Roussel vind ik niet passen in dat rijtje. Het jaar vóór hij bij ons kwam, was hij topschutter geweest en in het seizoen dat hij voor ons speelde, maakte hij 14 doelpunten. Dan hebben we gedaan wat we moesten, vind ik.

En er speelt vaak nog iets anders. Vorig seizoen haalden we Balasz Toth, Tiago dos Santos, Igor Lolo, Elyaniv Barda en nog enkele anderen binnen. Dat waren spelers die oplossingen voor een bepaalde positie moesten brengen. Misschien zou dat ook dadelijk gebleken zijn, maar net op dat ogenblik laten bepaalde dragers van de ploeg het afweten, hebben we geen rechtsback meer en blijft Wim De Decker met een schouderblessure lange tijd uit.

Neem Wouter Vrancken. Als er vorig jaar een club was opgedaagd die 2 miljoen euro voor hem op tafel had gelegd, zouden we getwijfeld hebben, gezien zijn waarde voor de ploeg en gezien het feit dat hij een Belgische jongen is. Maar vorig seizoen is het anders met hem gelopen. De nieuwelingen worden dan snel met de vinger gewezen, terwijl het probleem ergens anders ligt. Dat is het moeilijkst: achter je keuze blijven staan, je vertrouwen bevestigen. In het geval van Barda is dat trouwens heel gunstig uitgedraaid.

Zijn winteraankopen wel de moeite waard? Jaja Coelho was zo’n speler.

THEUNIS: Je kunt inderdaad beter het seizoen beginnen met de ploeg die zal spelen. Vier maanden later nog iemand binnenhalen geeft altijd problemen. We proberen zo zo weinig mogelijk te kopen tijdens de winterstop, maar soms kun je niet anders. Coelho was een schitterende speler, maar hij was niet meer het talent dat daarvoor bij Westerlo gespeeld had. Westerlo heeft hem trouwens teruggenomen, in de overtuiging dat zij hem wel tot betere ideeën konden brengen, maar ze zijn er ook niet in geslaagd.

Wat is het aandeel van de trainer en hoe ver reikt het geduld, als het minder goed gaat? Hugo Broos is een vakman, maar op zeker ogenblik begint het volk hem weg te honen. Is het dan moeilijk om te zeggen: ‘Hugo, achtste plaats, dat is ver beneden onze verwachtingen, maar we rekenen erop dat je dat volgend seizoen in orde maakt?’

THEUNIS: Wij hebben nooit tegen een trainer gezegd: doe dit of doe dat. We hebben er altijd voor gezorgd dat we een kern van spelers aanreikten waarmee we goede resultaten konden behalen. Sommige dingen kun je niet voorzien. Bekerwedstrijden bijvoorbeeld. Je kunt er niets aan doen dat je in december al tegen Standard en het seizoen daarvoor tegen Anderlecht in het veld moet. De beker is nochtans ook een belangrijk doel. Er zijn andere voorbeelden.

Wij zorgen dus voor de groep, de trainer is er dan om een aangename werksfeer te scheppen zodat iedereen graag naar de club komt. Vorig jaar was een rotseizoen. Nochtans waren we aan de tweede seizoenshelft begonnen met 31 punten, normaal mikken we op 34. Er was op dat ogenblik dus niets onherstelbaars gebeurd. Alleen was er tijdens en na de winterstop iets in de ploeg geslopen waar je als bestuur geen vat op hebt en dat door de technische staf uitgeklaard moet worden. Dat is gebeurd, maar er was iets gebroken tussen Hugo Broos en enkele spelers. Het zat scheef. Daar moet je dan een einde aan maken. Ook na zijn vertrek is de toestand trouwens niet onmiddellijk omgeslagen.

De druk wordt vandaag sneller bij het bestuur en de trainer dan bij de spelers gelegd. Is dat eerlijk?

THEUNIS: Het sluitstuk van je werking is natuurlijk de speler. Bestuur en trainer moeten voor 75 procent van het succes zorgen, maar er blijft nog altijd een kwart voor de speler zelf over. De betrokkenheid van de speler is hier heel erg gedaald. Ik heb nog gespeeld voor de club van mijn hart. Tussen Liverpool en Steven Gerrard is dat nog zo. Hier niet. Elke speler wil zo lang mogelijk spelen, maar het zal hem een zorg zijn voor welke club. Dat vind ik jammer.

Sef Vergoossen licht op dit ogenblik de club door. Is er dan een probleem?

THEUNIS: Racing Genk heeft een sterke organisatie, dat heb ik zelf ondervonden. Maar met zijn ervaring kan Sef Vergoossen nog voorstellen van verbetering doen.

Jos Vaessen blijft erop hameren dat de vzw-structuur de belangrijkste hinderpaal vormt.

THEUNIS: Het structureren van de club is een grote verdienste van Jos Vaessen geweest. Zijn vraag om er een nv van te maken is nu weer een heet onderwerp en dan weer niet. Het is niet alleen een bedrijfsorganisatorisch, maar ook een maatschappelijk gegeven. Een nv ruikt al snel naar een select groepje. Een vzw is van iedereen. Van ons dus.

DOOR PIET COSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content