Het subtiele aroma van de desillusie, Tsjechovs Oom Wanja in de KVS.

Meer dan honderd jaar na datum zit het toneelwerk van Anton Pavlovitsj Tsjechov weer helemaal in de lift. Afgelopen seizoen gingen zowel Theatercollectief STAN als Fact aan de slag met werk van de Russische arts-literator, en Theatergezelschap Malpertuis mixte onlangs een aantal basisgedachten uit de stukken van de oude meester tot een eigentijdse theatercocktail. Nu wagen ook de equipe van de Koninklijke Vlaamse schouwburg en regisseur Albert Lubbers zich aan een enscenering van de klassieker “Djadja Vanja”, het stuk waarvan Maksim Gorki in 1899 schreef dat het hem “deed snotteren als een vrouw”. Het werd een oerdegelijke maar brave en traditionele opvoering waarin samovar, vodka, onweersgeluiden en blaffende honden niet ontbreken.

Drie jaar na de première van het nu overbekende “De Meeuw” in 1896, legde Tsjechov de laatste hand aan “Oom Wanja”. Hij herwerkte het mislukte toneelspel “De Bosgeest” (1887), dat geïnspireerd was op de terug-naar-de-natuurideeën van Lev Tolstoj, tot een stuk zonder al te veel narratieve franjes. Wanja en zijn nicht Sonja hebben zich jarenlang uit de naad gewerkt en weggecijferd om de door hen zo bewonderde professor Serebrjakow, respectievelijk schoonbroer en vader van de betrokkenen, te onderhouden.

Wanneer de hoogbejaarde geleerde, een academische nul, en zijn jonge tweede echtgenote Jelena zich op het landgoed komen vestigen, steken onderdrukte gevoelens de kop op. Jelena, apathisch en lui maar betoverend mooi, brengt de hoofden van Oom Wanja en dokter Astrov, de uitgebluste arts die het hart van Sonja heeft gestolen, op hol. De zaak escaleert wanneer een verbitterde Wanja een poging doet om zijn schoonbroer om te brengen. Na deze uitbarsting vertrekken de professor en zijn gemalin richting stad en gaat alles weer zijn gewone gangetje. Finita la commedia.

Ondanks deze bedrieglijk eenvoudige plot is “Oom Wanja” een tekstuele millefeuille met onnoemelijke betekenislagen, die zich leent tot een groot aantal interpretaties. NTG-directeur Jean Pierre De Decker ensceneerde het stuk in 1984, samen met Jef Demedts en Chris Thys die ook in deze productie meespelen. Hij verklaarde toen dat “het niet nodig was om te vernieuwen omdat het stuk voor zichzelf spreekt”. De regie van Albert Lubbers is op dezelfde leest geschoeid, ook hij opteerde voor een conventionele benadering, waarbij de tekst ei zo na woordelijk wordt gereproduceerd.

TIJDLOOS EN UNIVERSEEL

Het minimalistische decor werd met een oog voor historiciteit opgebouwd en er werd gekozen voor een bijna naturalistische speelstijl. Tempo en ritme van de ruim twee uur durende voorstelling lijken goed te zitten. Emotionele uitbarstingen worden afgewisseld met lange “hoorbare” stiltes. Jammer genoeg zijn Chris Thys, een niet zo bijster jonge Jelena, en Sandrine André, als een uitgesproken meisjesachtige Sonja, vaak weinig subtiel in hun vertolking. Ze sidderen en brullen, reageren soms zo heftig dat het bijna kolderesk wordt.

Van dit soort gebrek aan ingetogenheid is bij Hubert Daemen, die een meer dan geloofwaardige Wanja neerzet, en Wim Danckaert, in de rol van dokter Astrov, weinig te merken. Danckaert is zowat de enige die het tragikomische aspect van het stuk feilloos weet in te schatten en erin slaagt om het juiste evenwicht tussen inleving en afstandelijkheid te vinden. Zijn Astrov is nu eens onderkoeld en cynisch, dan weer grotesk en ongemeen grappig.

Oom Wanja is een stuk dat in bepaalde opzichten heel sterk ingebed is in de 19de-eeuwse Russische context. Zo thematiseert Tsjechov de negatieve invloed van het bruisende stadsleven op het idyllische leven op het land en zinspeelt hij op de degeneratie van de intelligentsia. Het spel met verglijdende stemmingen en de thema’s die onderhuids verweven zitten, zijn echter tijdloos en universeel. Astrovs bekommernis om de verloedering van het milieu is bijna visionair, maar ook het “grote gemis” dat centraal staat in het stuk is nog altijd actueel.

Alle personages vallen ten prooi aan verveling en lamlendigheid. Ze realiseren zich dat het leven hen bedrogen heeft, maar verzuipen tegelijkertijd in onmacht en zelfmedelijden. De angst en weekheid, de frustratie en de manier waarop het gevoel van mislukking wordt weggemoffeld, zijn bijzonder eigentijds. Het zijn herkenbare gevoelens en reacties die in de weinig suggestieve en expliciet realistische enscenering van Lubbers niet echt tot hun recht komen. En dat brengt ons opnieuw naar 1899.

Bij de allereerste opvoering door het Moskouse Kunsttheater van Stanislavski en Dantsjenko, ergerde de auteur zich aan de melodramatische accenten, het strenge realisme en het effectbejag. Het is niet onwaarschijnlijk dat de “Oom Wanja” die nu in de KVS speelt van Tsjechov om soortgelijke redenen een dikke onvoldoende zou krijgen. Dat neemt niet weg dat het stuk het bekijken waard blijft, alleen al om de ronduit schitterende Astrov van Wim Danckaert.

Te zien t.e.m. 14 maart.

Tel.: 02/217.69.37.

Ann Demeester

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content