De wederopbouw van Bosnië kost meer geld dan de internationale gemeenschap voorlopig wenst te geven. Een overzicht.

EEN BERICHT UIT SARAJEVO

NU DE OORLOG ten einde is, nu er niet meer moet gerend worden om scherpschutters en granaten te ontwijken, nu pas hebben de mensen de tijd om na te denken over de afgelopen vier jaar. Vaak staan de mensen hier, in de straten van Sarajevo, letterlijk stil en kijken om zich heen. Hun blikveld is nu niet meer belemmerd door containers en opgehangen dekens die de snipers het zicht moesten ontnemen. Sarajevo is nu naakt, en erg beschadigd. Er is geen straat zonder gaten, er zijn geen huizen waar alle vensters nog in de sponningen zitten, de nutsvoorzieningen bestaan uit een geïmproviseerd zooitje buizen en kabels die in slordig gegraven sleuven liggen.

Sinds Sarajevo niet langer meer een omsingelde stad is en de aanvoer van levensmiddelen en andere items niet langer een onoverkomelijk probleem vormt, hebben de internationale hulporganisaties zich geheroriënteerd. ?Reconstructie? is nu het wachtwoord. Maar om te vermijden dat individuele initiatieven mekaar gaan overlappen of dat het geld op de verkeerde plaatsen terechtkomt, coördineert de Wereldbank de geldstromen.

Rory O’Sullivan, de Bosnië-coördinator van de Wereldbank, kan moeilijk een onmiddellijk overzicht geven van de oorlogsschade, maar plaatst de menselijke tol bovenaan het lijstje : ?Een kwartmiljoen doden, 200.000 gewonden, waarvan 13.000 permanent mindervalide blijven, dat weegt op een bevolking, zeker omdat vooral de jeugd getroffen is.? Ook de hele demografie van het land veranderde. Hele delen van het land liepen leeg, omwille van het oorlogsgeweld of omwille van de etnische zuiveringen. Andere steden, zoals Tuzla, zagen hun bevolking met 50 procent groeien.

Zo’n land aan flarden reconstrueren, lijkt een bijna onbegonnen werk. Maar O’Sullivan en zijn staf hebben hun plannen klaar, er wordt geld vrijgemaakt via zogenaamde ?soft-loans? langlopende leningen met een minimale intrest , en er worden donors aangetrokken. In een eerste fase, voor de meest dringende zaken, is 1,8 miljard dollar nodig. De Europese Unie heeft al 600 miljoen dollar uitgetrokken, de rest hoopt men van individuele landen te krijgen. De Wereldbank zocht een aantal sectoren uit waar de noden het hoogst zijn. Een overzicht.

LANDBOUW.

In de eerste plaats moeten boerderijen weer opgebouwd worden, moeten het nodige zaaigoed en meststoffen verdeeld worden. In die distributie kan zowel de lokale als de internationale private sector een belangrijke rol spelen. Door de rurale gebieden weer te herwaarderen en op te bouwen, kan ook een groot deel van de bevolking weer aan het werk, kan op lokaal niveau de basiseconomie, die nu nog grotendeels op humanitaire hulp steunt, weer op gang komen. Bijna alle productiemiddelen, zoals tractors en vee, zijn vernield of verbruikt. Grote bevolkingsverschuivingen scheidden de productiekrachten van de productiemiddelen. Voedselvoorziening naar bevolkingscentra op het platteland brengen, bijvoorbeeld, is moeilijk door een gebrek aan transportmogelijkheden. Op langere termijn moet aan herbebossing worden gedacht, aan irrigatie en de reorganisatie van de (her)financiering van kleine en middelgrote landbouwbedrijven.

Precieze informatie over het aantal landmijnen in Bosnië ontbreekt, maar de Navo schat dat er tussen de 1,5 en de 4 miljoen stuks moeten liggen. Landmijnen en andere rondslingerende explosieven eisten een hoge tol : uit een recente studie in 41 Bosnische gemeenten blijkt dat slechts in vijf dorpen geen ongelukken met mijnen gebeurden. Behalve het persoonlijk drama dat dit soort ongelukken veroorzaakt, brengen ze grote kosten teweeg, zoals de rehabilitatie van slachtoffers, het productieverlies van ondermijnd landbouwgebied en de verminderde mobiliteit.

Voor de algemene heropbouw en herbevolking in deze gebieden kan beginnen, moeten alle mijnen opgeruimd worden. Gezien de moeilijkheden en de grootte van deze operatie, raamt O’Sullivan de kosten op verschillende honderden miljoenen dollars. In eerste instantie is het opruimen, volgens het Dayton-akkoord, een taak voor de lokale (militaire) autoriteiten, maar de Bosnische regering is al druk op zoek naar buitenlandse firma’s en kapitaal om een deel van het werk op zich te nemen. Vooral Britse ondernemingen tonen interesse : een bedrijf met connecties binnen de Navo-top probeert via de vredesmacht enkele lucratieve contracten in de wacht te slepen.

EDUCATIE.

Scholen behoren tot de zwaarst beschadigde gebouwen in Bosnië. Meer dan de helft van alle gebouwen werd kapotgeschoten, de rest omgetoverd in kazernes of vluchtelingenkampen. Het laatste loon voor het onderwijzend personeel dateert van november 1994. Een grote groep professoren en hoogleraars is naar het buitenland uitgeweken of opgeslorpt door internationale organisaties die hen, als tolk of expert, een veel beter salaris kunnen geven. Tijdens de oorlog werden de lessen opgeschort omdat er geen electriciteit of verwarming voorhanden was. Het tekort aan handboeken, schriften en ander schoolmateriaal is schrijnend.

De eerste fase van de heropbouw van het schoolsysteem legt de nadruk op personeel en opvoedkundig materiaal, omdat dat de ruggegraat vormt van elk onderwijssysteem. Voorts moet ook de basisinfrastructuur weer uitgebouwd worden, moet er een budget komen om de leraren te betalen en om onderzoeksmateriaal voor de universiteiten te financieren.

Terwijl Bosnië voor de oorlog voor steenkool en elektriciteit volledig onafhankelijk was, is de capaciteit van de elektrische centrales teruggevallen tot slechts 30 procent van hun vooroorlogs niveau. Hoogspanningslijnen zijn zwaar beschadigd, transmissiestations liggen in puin. Geschoolde werkers zijn schaars, velen zijn gevlucht, of gedood of gemobiliseerd.

De steenkoolproductie is er nog slechter aan toe : de twee staatsconglomeraten Tuzla-koolmijnen en de Centraal-Bosnische Mijnen halen slechts 1,5 miljoen ton per jaar naar boven, een peulschil in vergelijking met de 15 miljoen ton in 1991. Slechts een kwart van de mijnwerkers is nog aan het werk.

Omdat alle andere energiebronnen wegvielen, bleef er in Sarajevo alleen nog gas over om te verwarmen en te koken. Aan dat aardgas, dat vanuit Rusland via pijpleidingen wordt aangevoerd, hangt een prijskaartje dat de Bosnische regering alleen niet kan betalen, temeer omdat er geen controle is op wie hoeveel gebruikt. Alle gasinstallaties in Sarajevo zijn namelijk geïmproviseerde verbindingen die vaak tot explosies leiden.

Ook in deze sector moeten eerst de nodige herstellingen doorgevoerd worden, moeten veiligheidssystemen ingevoerd worden. Ook moet met Ruslands Gazpromm een vergelijk gevonden worden over de rekeningen van de afgelopen jaren en over de gasprijs in de toekomst. Buitenlandse investeringen en financiële hulp zijn ook hier onontbeerlijk. Wagentjes van Electricité de France rijden al een tijdje rond in heel Bosnië. De Fransen staan de lokale elektriciteitsmaatschappij bij met raad en daad.

INDUSTRIE.

De Bosnische industrie had onnoemelijk te lijden. Benevens geschoolde arbeiders verdween er ook veel kapitaal naar Klein-Joegoslavië, de productie viel stil, de frontlijnen hinderden het transport. Vaak werd de infrastructuur onherroepelijk vernield, werden net als in de agrarische sector, productiemiddelen van productiekrachten gescheiden.

Los van de heropbouw van de bestaande infrastructuur, kan de lokale overheid een belangrijke rol spelen in de heropleving van de industrie. In de eerste plaats moeten de bedrijven en banken, die voor de oorlog staatseigendom waren, zo snel mogelijk geprivatiseerd worden en moet er, door financiële en wettelijke hervormingen, een gunstig klimaat gecreëerd worden voor buitenlandse investeerders.

Anderzijds moeten vluchtelingen aangemoedigd worden om terug te keren en als vitale werkkrachten het land en de economie weer op gang sleuren. Belangrijke takken van de vooroorlogse Bosnische industrie, zoals papier- of lederwarenproductie, zijn arbeidsintensief zodat ze na de demobilisatie de werkloosheid kunnen helpen bestrijden.

Het aantal telefoonlijnen, zowel lokaal als internationaal, blijft bedroevend laag. De telecommunicatie is herleid tot een puinhoop. De jongste maanden werd wat vooruitgang geboekt, maar ook hier speelt het gebrek aan personeel parten. Bovendien is de schade aan transmitters, relaisstations en telefooncentrales niet simpel herstelbaar. Kabels, zowel de boven- als ondergrondse, blijken zwaar beschadigd. Hele centrales, zoals die van Sarajevo, brandden uit.

De Wereldbank zoekt in de eerste plaats hulp bij de privésector, die met garanties van zowel donorlanden als van de Bosnische regering, het telefoonnetwerk weer op het vooroorlogse peil kan hijsen. In een verdere fase kan dan ook gedacht worden aan een nieuwe planning en herstructurering van het net, zodat Bosnië als een onafhankelijk land kan telefoneren. Nu hangen sommige delen van het net nog af van de andere deelrepublieken van het voormalige Joegoslavië.

TRANSPORT.

Zowat alle sectoren van het transportsysteem zijn deerlijk verwoest ; door de oorlog, door zwaar militair en humanitair hulptransport en door gebrek aan onderhoud tijdens de 42 maanden oorlog. Tal van routes zijn onderbroken door frontlijnen of lopen door mijnenvelden. In eerste instantie moet het wegennet weer tot op een aanvaardbaar peil gerestaureerd worden ; 2.400 kilometer daarvan zijn dringend een reparatie toe, net zoals 59 bruggen die tijdens de oorlog werden opgeblazen. Ook het spoorverkeer moet weer aangezwengeld worden, met de lijn de havenstad Ploce-Sarajevo als belangrijkste verbinding om reconstructiemateriaal naar het binnenland te versturen. Ook hier dienen bruggen, bovenleidingen en sporen het meest dringend gerepareerd of vervangen te worden. De haven van Ploce zelf moet aangepast en vergroot worden.

Luchthavens bezit Bosnië genoeg, maar bijna allemaal werden ze door de strijdende partijen als doelwitten beschouwd, zodat ze nu in de vernieling liggen.

In de grote woonkernen zoals Sarajevo, Tuzla of Bihac stremde het publieke transport omdat zowel de infrastructuur als het wagenpark kapotgeschoten is, en reserveonderdelen en onderhoud ontbreken.

In deze sector dienen zich mogelijkheden aan voor Belgische firma’s, maar tot nu toe diende slechts één bedrijf voorstellen in bij de Wereldbank. Staalbouw Iemants & C, uit de Kempen, wil in een eerste beweging dingen naar een contract voor veertien bruggen, eventueel in samenwerking met Bosnische bedrijven. Het project zou ook in België aan een dertigtal mensen werkgelegenheid bezorgen. Als later de activiteiten van Iemants worden uitgebreid naar Hallenbouw, zouden dat zelfs meer aanwervingen impliceren.

De reconstructie van Bosnië is big business, maar voorlopig blijft het wachten op de centen. Met de soft-loans van de Wereldbank en de 600 miljoen dollar van de Europese gemeenschap situeert een leefbaar Bosnië zich niet in de nabije toekomst. Vandaar dat volgende week in Brussel de tweede zogenaamde Donorconferentie voor de Reconstructie van Bosnië wordt gehouden. Daar zal de internationale gemeenschap laten zien hoeveel ze geeft om (en geeft aan) het vernielde bijna-buurland.

Johan Verheyden

Een vrouw huilt in haar kapotgeschoten appartement. Een leefbaar Bosnië is nog ver weg.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content