FRANS VERLEYEN

WELLICHT ZONDER HET ZELF TE BESEFFEN, stopte de Vlaamse minister Wivina Demeester (Financiën) een politiek juweel in haar beleidsbrief die pleit voor meer Vlaamse fiskale eigenheid. Haar probleem is inderdaad niet gering. Ervan uitgaande “dat de meest direkte band tussen overheid en burger nog steeds via de belastingen loopt, ” stelt ze vast dat de Vlamingen niet goed weten hoeveel van hun afgestane inkomen naar de “eigen” gemeenschap en regering gaat.

Het is immers het Belgische federale gezag, zeg maar Jean-Luc Dehaene en zijn koalitie, dat niet alleen de zwaarte van de fiskale druk bepaalt maar ook zelf zorgt voor de inning van het geld en pas nadien een greep uit de gevulde schatkist naar de gemeenschappen en gewesten doorschuift. Daarom zou Demeester graag zien gebeuren dat op de aanslagbiljetten die Nederlandstalige onderdanen krijgen toegestuurd, vermeld zou staan hoeveel van de opbrengst naar de Vlaamse regering vloeit. Voor de personenbelasting (op het inkomen) bedraagt dat aandeel nu 42 procent. Andere heffingen zoals die op gokmachines, kansspelen en onroerend bezit schijnen nogal futloos hun beslag te krijgen, de groei is eruit. De centrale staat heeft er immers zelf niets aan, waarom zouden zijn ambtenaren dan moeite doen om het onderste uit de kan te halen ?

Daar moeten we dus werk van maken, vindt de minister. Bij voorbeeld : de huidige, unitaire administratie voor het kadaster (door de volksmond “grondbelasting” genoemd) zou beter geregionalizeerd en de Vlaamse “invorderingscel” versterkt worden. De ophaling van het kijk- en luistergeld wordt straks aan Belgacom toevertrouwd. En misschien kunnen de Vlaamse ambtenaren beginnen met de opbouw van een eigen pensioenfonds, een sociale spaarpot voor de volgende, grijze eeuw. Al die plannen moeten de geheime droom van iedere politicus doen uitkomen : “Ik hef belasting, dus ik besta. “

De ruige eerlijkheid van dat standpunt wordt gedeeld door iemand als André Denys, VLD-fraktieleider in de Vlaamse raad. Ook hij ziet scherp in dat de staatshervorming geen echt zelfstandig Vlaanderen of Wallonië heeft voortgebracht. De ware financiële en sociale macht, gezondheidszorg, werkgelegenheidsbeleid en pensioenen inbegrepen, is unitair gebleven. “De mensen voelen aan dat de federale regering de echt doorslaggevende beslissingen neemt. ” De deelstaatse executieven mogen wel naar eigen believen beheren en besturen, zoals een veredeld schepenkollege. Zonder fiskale staatsbevoegdheid zijn ze echter niet soeverein en kunnen ze de eigen samenleving niet in de gewenste vorm gieten.

Dat laatste is van belang bij het beluisteren van de pogingen tot “vernieuwing en verruiming” die tegelijkertijd bij de CVP en de SP aan de gang zijn. Mensen als Van Hecke, De Batselier en Coppieters besteden veel intellektuele moeite aan het opnieuw bepalen van de politieke scheidingslijnen die door de maatschappij lopen. Ze zijn het er min of meer over eens dat niet langer de strijd tussen arbeid en kapitaal de agenda bepaalt. Veel belangenkonflikten komen nu uit een andere bron : konsument versus producent, autochtoon en vreemdeling, treinreiziger en automobilist, aktieven en werklozen, stad en platteland, voor- en tegenstanders van nieuwe gezinstypes of medische ingrepen met een etisch vraagteken. Noem maar op.

Het zal wel zo zijn dat, in de toekomst, de politieke wereld haar kiezers niet altijd dezelfde oplossingen aanbiedt en het bestaan van verschillende partijen dus zinvol blijft. Toch vormen in de praktijk die ideële tema’s niet de kern van het politieke debat en zijn zij voor de bevolking niet doorslaggevend. Wivina Demeester heeft ongewild gelijk : in de eerste plaats worden de staat, zijn overheden en hun personeel gedreven door fiskale gretigheid, door honger naar een zo groot mogelijk deel van de inkomens en bezittingen die ze bij voorkeur vreedzaam en met zo weinig mogelijk protest van hun burgers kunnen loskrijgen.

Het alfa en omega van ieder politiek optreden is een budget. En omdat de overheid zoals elk groot bedrijf spontaan naar groei van zichzelf streeft, is de drang naar meer inkomsten voor elke bewindsman of -vrouw als het ware een natuurwet. Die drang kan zo groot zijn dat wie erdoor bezeten is, bereid blijkt tot het opbouwen van een onwezenlijk hoge schuldenberg, de vernietiging van een stuk arbeidsmarkt, het doen instorten van de binnenlandse konsumptie en het tot moedeloosheid veroordelen van de jonge generatie die morgen het Belgische “systeem” op haar schouders krijgt.

De openbare dienst in zijn ministeriële, parlementaire of ambtelijke gedaante, is een massaverschijnsel dat de samenleving zwaar onder druk zet. Aan de top van die piramide leeft in alle mogelijke gedaanten en op sterk uiteenlopende niveaus van macht of welstand een groep mensen die ervan overtuigd zijn dat ze gedragen worden door een demokratisch “regime”. De fine fleur ervan bevindt zich dicht in de buurt van partijleiders en hun hoofdkwartieren. Rond hen draait dan het kleine heelal dat we de Wetstraat noemen, het “apparaat”, het kabinetswezen, de administratie, de chefs in de publieke nutsbedrijven, het naamloze personeel. Hun aantal neigt stelselmatig, met kleine ups and downs, naar circa 900.000 man, zodat zestig procent van de staatsinkomsten aan personeelsuitgaven besteed moet worden.

VEEL VAN DIE MENSEN heten nu onzeker te zijn en demonstreren tegen dat akelige gevoel. Wellicht weten ze intuïtief dat de burgerlijke maatschappij hun gewicht niet langer kan of wil dragen en inderdaad haar rug kromt om ballast af te werpen. In wezen doet staatsman Dehaene weinig anders dan het ezeltje zolang mogelijk voortdrijven, om het moment waarop het door zijn poten zakt nog even uit te stellen.

Wantrouw partijvoorzitters die elegante teorieën over nieuwe politieke landschappen of over materiële en immateriële waarden verkopen zonder de heetste maatschappelijke breuklijn van nu te bespreken : het gevecht om de kontrole over het in de ekonomie verdiende geld. Die strijd tussen burger en keizer is zo oud als Rome. Dat is echter geen reden om er parmantig over te zwijgen, in de hoop dat de mensen van niet beter weten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content