De oudste: ‘Ik kon politiek overleven dankzij Goedele.’ De jongste: ‘Ik raakte niet door de selectie voor De Slimste Mens Ter Wereld.’ Een gesprek met de gebroeders Van Rompuy & Van Rompuy.

Herman was vice-premier en de gedoodverfde opvolger van Jean-Luc Dehaene als eerste minister van het koninkrijk. Eric was tot 1999 de machtige Vlaamse minister van Economie en Media en hield daarna als fractieleider het vuur bij de christen-democratische oppositie brandend. Dezer dagen zoeken ze een beetje aarzelend de weg naar hun stoeltje op de achterste rijen van hun parlementaire halfrond. De eerste in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, waar hij met CD&V deel uitmaakt van de oppositie. De tweede in zijn vertrouwde Vlaams parlement, waar hij mee de meerderheid vormt die minister-president Yves Leterme steunt.

Zeker Eric Van Rompuy voelt zich daar nog niet lekker bij. Na vijf jaar van bijna eenzame strijd tegen de paarse regering en enkele weken van moeizaam onderhandelen na 13 juni werd hij door formateur Leterme aan de kant gelaten. Die vond hem te oud, in allerlei betekenissen. De Van Rompuys zullen het niet gauw vergeten, en ze zijn niet van plan hun mond te houden.

Was u onder de indruk van de beleidsverklaring van Verhofstadt?

HERMAN VAN ROMPUY: Wat denkt u? Ik vrees dat de geloofwaardigheid van de politiek nog maar eens geschaad is. Voor slepende kwesties als DHL of Brussel-Halle-Vilvoorde heeft de premier zelfs niet het begin van een oplossing aangedragen. En de grote uitdagingen van de toekomst worden uit de weg gegaan. Herinnert u zich nog die Vrije Tribune van Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke (in De Standaard, nvdr)? Om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen, moest de activiteitsgraad omhoog, 2004 zou een scharnierjaar worden. Ik heb daar tot nu toe weinig van gemerkt. Bij de opmaak van de begroting was de enige vraag kennelijk: hoe overleven we het weer één jaar.

Paars presenteert voor het zesde jaar op rij een begroting in evenwicht. Zou u niet zo sportief kunnen zijn om dat een prestatie te noemen?

HERMAN VAN ROMPUY: Ik ben misschien een beetje tegendraads, maar als ik er de jaarverslagen van de Nationale Bank op nasla, kan ik alleen maar vaststellen dat er nooit een structureel evenwicht is geweest. Als men de weerslag van de economische conjunctuur buiten beschouwing laat en eenmalige maatregelen niet meetelt, is er al sinds 1999 ieder jaar een tekort. In 2003 bedroeg het zelfs bijna één procent van het bruto binnenlands product. De nieuwe begroting heb ik nog niet in detail kunnen bestuderen, maar zelfs met het blote oog zie ik alweer een aantal one-shots. Verkoop van overheidsactiva: 450 miljoen. Wegwerken van de fiscale achterstand: 260 miljoen. Herfinanciering van het gerechtshof in Antwerpen: 200 miljoen. Bij elkaar is dat bijna een miljard euro. We mogen ons niet laten leiden door optisch bedrog.

U woont beiden in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Gelooft u echt dat de splitsing er ‘onverwijld’ komt?

ERIC VAN ROMPUY: Ik denk dat geen enkele Vlaamse partij het zich kan permitteren te wachten tot na Kerstmis. De splitsing móét er komen. Dat hebben we de kiezers beloofd en we kunnen eenvoudigweg niet terugkrabbelen. Er is geen weg terug. De moeilijkheid is dat de onderhandelingsmarge met de Franstaligen nul is, zoals ook Yves Leterme in het Vlaams parlement heeft gezegd. Het minderhedenverdrag gaan we niet ondertekenen. De taalwetgeving in Brussel gaan we niet veranderen. We gaan de omzendbrief-Peeters niet intrekken, we zullen geen financiële compensaties geven, en we willen ook geen uitbreiding van de faciliteiten.

Dan is het antwoord van de Franstaligen toch voorspelbaar? De pot op!

ERIC VAN ROMPUY: Ik verwacht inderdaad een frontale botsing met de Franstaligen, tenzij VLD en SP.A bereid zouden zijn tot een aantal toegevingen. Dat is niet uitgesloten, want voor een meerderheid in Kamer en Senaat hebben ze ons niet nodig. Maar in dat geval komen er moeilijkheden binnen de Vlaamse regering.

Straks begint het Forum over de staatshervorming. Hoopt u nog altijd op een ‘big bang’?

ERIC VAN ROMPUY: Als de kinderbijslagen en de ziekteverzekering geregionaliseerd worden, praat je over een bedrag van 900 miljard oude Belgische franken dat wordt overgeheveld naar de deelstaten – meer dan de huidige Vlaamse begroting. Dat mag je toch wel een big bang noemen, lijkt mij. Toen ik die uitdrukking gebruikte – in navolging van Fons Verplaetse, die in 1982 al zei, dat België nood had aan een big bang – bedoelde ik dat er nood is aan grote hervormingen op lange termijn. In volle verkiezingscampagne heeft Verhofstadt daarvan gemaakt dat ik het land wou destabiliseren. Dat is niet ernstig.

Waar het om gaat, is dat we de keuze hebben tussen het immobilisme van vandaag en een ruime operatie – welja, een big bang – om de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid te hervormen, de kosten van de vergrijzing op te vangen, enzovoorts. Dat zal nooit lukken als men de deelstaten niet meer bevoegdheden geeft. In Duitsland en Nederland zijn Gerhard Schröder en Jan Peter Balkenende volop bezig de toekomst voor te bereiden, terwijl bij ons Verhofstadt met lege handen voor het parlement verschijnt. Balkenende wordt nu geconfronteerd met grote stakingen, maar hij heeft tenminste de moed gehad om impopulaire maatregelen te nemen.

U zou toch niet in zijn schoenen willen staan?

HERMAN VAN ROMPUY: In het begin van de jaren tachtig en in de jaren negentig hebben wij andere stormen doorstaan!

Beschouwt u Balkenende als een lichtend voorbeeld?

HERMAN VAN ROMPUY: Er zitten een paar asociale trekjes in zijn programma en hij communiceert niet altijd even handig, maar ik praat liever over België dan over Nederland. Het grote probleem in ons land is dat de Vlaamse socialisten volstrekt getraumatiseerd zijn door hun verkiezingsnederlaag. Ik ben ervan overtuigd dat zij van plan waren, zoals Vande Lanotte en Vandenbroucke hadden aangekondigd, echt hun nek uit te steken. Na hun verkiezingsoverwinning van 2003 – Stevaert was God, om het met een lichte literaire overdrijving te zeggen – dachten ze dat ze over een stootkussen beschikten dat hen in staat stelde impopulaire maatregelen te nemen. Maar toen kwam de backlash van 13 juni 2004. Ineens kon er níéts meer. De Vlaamse socialisten – net als de Waalse, die hebben dat al vanouds – worden verlamd door de gedachte dat ze hetzelfde lot zouden kunnen ondergaan als Lionel Jospin in Frankrijk. Ze durven de kiezers niet meer tegen de haren in te strijken. Ook wat de liberalen betreft heb ik de hoop uiteindelijk opgegeven. De enige repliek van Verhofstadt op de kritiek van Pieter De Crem is: ‘Gij zijt verzuurd.’Ik wil nog wel bewondering opbrengen voor zijn retorisch talent, maar niet voor zijn obligate optimisme.

ERIC VAN ROMPUY: Er is nog altijd dat sfeertje van ‘wij zijn goed bezig’, terwijl ik geloof dat het juist dat sfeertje is dat door de kiezer is afgestraft. Ik zal niet zeggen dat CD&V een gigantische verkiezingsoverwinning heeft behaald, maar een van de redenen waarom we het toch niet zo slecht hebben gedaan, is dat we voor een stuk de degelijkheid en het politieke sérieux belichaamden. Vandaar ook het heimwee naar Jean-Luc Dehaene: niet voor niets haalde onze Europese lijst zelfs nog twee procent meer dan onze Vlaamse lijst. Het gratis-verhaal van Stevaert is doorgeprikt en de liberalen vervallen in hun oude litanie: als we de belastingen verlagen, zal de economie vanzelf weer aantrekken. Er is in België een ideologisch vacuüm.

In een opiniestuk in ‘De Standaard’ schreef u: ‘Alleen extreem-rechts heeft nog een duidelijke politieke ideologie.’

HERMAN VAN ROMPUY: Jazeker, in de zin van: voor de bevolking herkenbaar. Anders zouden niet een miljoen kiezers voor het Vlaams Blok gestemd hebben. Mensen voelen zich onzeker, ze hebben een gebrek aan houvast. Sinds 1999 is geen enkele partij erin geslaagd hen dat te geven. Het antwoord was: imagebuilding, communicatie, losse ideetjes, kartels, boegbeelden, mannetjes- en vrouwtjesmakerij. Ik heb niet altijd gelijk, maar die cultus van de oppervlakkigheid bestrijd ik al jaren. Men vergist zich als men denkt dat personen het tij kunnen keren – tenzij in zeer uitzonderlijke gevallen die ik nu niet zal noemen, want dat is slecht voor hun bescheidenheid.

In de Kamer zit Herman Van Rompuy in de oppositie, in het Vlaams parlement maakt Eric Van Rompuy deel uit van de meerderheid. Dat illustreert mooi de spagaat waarin CD&V is beland. Kan het Belgische model nog werken met asymmetrische regeringen?

HERMAN VAN ROMPUY: Hoe lang hebben we die asymmetrie nu al? Amper vijf of zes weken als je de vakantie niet meetelt. En daaruit trekt men dan conclusies voor de eeuwigheid: het werkt niet. Over DHL bestaan niet alleen tegenstellingen binnen de Vlaamse, de Waalse en de Brusselse regering, maar ook in de schoot van de verschillende partijen. Tegenstellingen tussen mensen die last hebben van nachtlawaai en mensen die er geen last van hebben omdat ze in een andere streek wonen. Men probeert er een communautaire kwestie van te maken, terwijl het daar niets mee uit te staan heeft, en men concludeert eruit dat het Belgische model failliet is. Met permissie: ik vind dat een zeer onvolwassen houding.

U woont vlakbij de luchthaven. Hoe is het met uw nachtrust gesteld?

ERIC VAN ROMPUY: Slecht. Mijn vrouw kan niet slapen zonder oordopjes, ik word ’s nachts vaak wakker. We wonen in Sterrebeek, op twee kilometer van de startbaan die de helft van de nachtvluchten verwerkt. Het zijn er nu vijftien, vijf dagen per week. Als DHL zijn zin krijgt, worden het er dertig. Dit is geen vals probleem. Door het schuiven met startbanen hebben we nu ook alle dagvluchten op zondag. Het plan van de premier, dat op tafel lag, voorzag in tweederde van de nachtvluchten voor Sterrebeek, en bovendien dagvluchten op zaterdag. Als er in de streek ooit een draagvlak voor de nachtvluchten was, is het door al dat geschuif kapotgemaakt. Ik ben heel pessimistisch.

Zo te horen, zou men bijna bidden…

HERMAN VAN ROMPUY: Doe rustig.

… zou men bijna bidden dat DHL naar Bierset of Leipzig verhuist.

ERIC VAN ROMPUY: DHL heeft nu 13.000 nachtvluchten per jaar, en dat aantal mag stijgen tot 22.000. Dat is bijna een verdubbeling. Waarom de regio dan nog eens tarten, door dat cijfer van 28.000 naar voren te schuiven?

Hoe zou het toch komen dat de gebroeders Van Rompuy als de verzinnebeelding van de oude CVP worden gezien?

HERMAN VAN ROMPUY: Dat is een mythe die verspreid wordt door een bepaalde progressieve pers. Er is natuurlijk gewoon het biologische feit. Wij draaien al een tijd mee. Maar de kiezer oordeelt daar niet altijd zo negatief over. Ik heb nooit naar voorkeurstemmen gehengeld, ik had vijf jaar lang geen enkele functie en toch verloor ik in 2003 in Halle-Vilvoorde geen stem, terwijl ik maar twee of drie keer per jaar in het nieuws kwam en men mij bij wijze van spreken van het scherm probeerde weg te houden.

Zegt de man die bij Goedele Liekens in het panel zit!

HERMAN VAN ROMPUY: Ja maar, dat is niet dankzij de partij! Ik heb daar wel geleerd dat niet-politieke televisieprogramma’s electoraal veel meer opbrengen dan politieke. Goedele heeft mij toegelaten om politiek te overleven. De mensen zagen mij daar voor één keer niet als de kibbelende, belerende professor die alleen in cijfers spreekt.

Moet Eric Van Rompuy dan niet dringend meedoen aan ‘De Slimste Mens Ter Wereld’?

ERIC VAN ROMPUY: Ik raakte niet door de selectie! Maar u had het over de Van Rompuys en de oude CVP. Ik begon in 1999 als fractieleider in het Vlaams parlement aan de oppositie tegen een regering met daarin Patrick Dewael, Steve Stevaert, Bert Anciaux en Mieke Vogels. De godenkinderen van de politiek, het vriendenclubje van veertigers. Ze hadden geld, de economie draaide. Wij waren de partij van het verleden, we konden geen oppositie voeren – we hadden zelfs het recht niet om oppositie te voeren! We moesten afrekenen met de afscheuring van Johan Van Hecke en zijn NCD. Toch hield ik het vuur in de partij. Er is inhoudelijk met succes oppositie gevoerd en niet met standpunten van het verleden. We hebben de gratis-politiek van ‘Vlaanderen vakantieland’ doorgeprikt en aangetoond dat de kassen leeg waren. Dewael zei dat de economie in ‘een dipje’ zat, maar er kwamen in vier jaar tijd 60.000 werklozen bij. Uiteindelijk konden de lonen van de gehandicapten niet meer worden betaald. Het antwoord van de regering op de crisis na 11 september was: we gaan het kijk- en luistergeld afschaffen. Dat gat van 500 miljoen euro ligt er nog altijd.

HERMAN VAN ROMPUY: Eric verdedigde toen eigenlijk een echte ACW-stelling: gemeenschapsvoorzieningen versus individuele koopkracht.

ERIC VAN ROMPUY: De waarheid is dat een aantal jongere mensen het niet hebben verteerd dat we niet meer aan de macht waren. Johan Van Hecke en Karel Pinxten konden of durfden de oppositie niet aan. Ze zijn weggelopen. Ook in de fracties waren er die de weerbaarheid niet hadden, maar wij wel.

U bent daar niet voor beloond. Ineens was het de beurt aan Inge Vervotte. Viel dat zwaar?

ERIC VAN ROMPUY: Dat viel zeer zwaar. Ik had vijf jaar lang loyaal oppositie gevoerd en vier weken mee onderhandeld. Het regeerprogramma is zo ongeveer letterlijk wat ik in de oppositie altijd heb gezegd. Het doet pijn als je dat dan niet mee in beleid kunt omzetten.

Ondank is ’s werelds loon?

HERMAN VAN ROMPUY:La vie politique est une vie sans récompense et sans gratitude.

Shakespeare?

HERMAN VAN ROMPUY: Helaas Valéry Giscard d’Estaing. Maar goed, ik zou hebben aanvaard dat er na vijf jaar oppositie voor anderen werd gekozen. Dat hoort erbij. Ondankbaarheid is een deel van het politieke leven. Wie nu ondankbaar is, zal later ondankbaarheid worden bewezen. Maar men heeft Eric naar de onderhandelingen gebracht en hem dat hele proces mee laten doormaken. Meer zeg ik daar niet over, maar dat was in de ondankbaarheid een stap te ver.

ERIC VAN ROMPUY: Er was daarvoor ook iets anders gebeurd. Van de 31 leden van de fractie keerden er door het spel van de lijstvorming maar 13 in het parlement terug. Er moet in een partij ruimte zijn voor vernieuwing, maar er moet ook respect zijn voor continuïteit en inzet. Ik til daar zwaar aan. Ik kijk naar Wallonië en ik zie daar nieuwe mensen, maar ik zie ook dat lui zoals Jean-Claude Van Cauwenberghe, Michel Daerden en Claude Eerdekens rustig in regeringen zitten. John Kerry is 62 en al twintig jaar senator. Niemand in Amerika zegt dat hij te oud is om president te worden. Hier mag je op je vijftigste al geen minister van Leefmilieu meer worden in de Vlaamse regering.

HERMAN VAN ROMPUY: Jacques Chirac tegen Jean-Marie Le Pen in Frankrijk: gemiddelde leeftijd 72 jaar. Laatst vierde een van mijn jongere collega’s zijn verjaardag. Hij werd 28. Ik vroeg hem: ‘Wat is er mis? Nog altijd geen minister.’

Dat heeft te maken met wat u in ‘Dag Allemaal’ met een Frans woord ‘jeunisme’ noemde.

HERMAN VAN ROMPUY: Dat woord heb ik geleerd van een mooie zwarte vrouw in Kinshasa: ‘ J’en ai marre du jeunisme biologique!

Maar het zit u hoog, dat jeunisme?

HERMAN VAN ROMPUY: Het past in een heel oppervlakkige benadering van de politiek. Bij gebrek aan ideeën denkt men dat personen het zullen redden. Maar het maatschappelijke tij laat zich zo niet keren.

Ondertussen spreekt de ene na de andere CD&V’er zich uit voor een van de kandidaten voor het voorzitterschap van de partij. Wordt het geen tijd dat ook de Van Rompuys zich outen?

HERMAN VAN ROMPUY: Dat is niet verstandig. Personen hebben trouwens ook veel minder belang dan u denkt. Ik ben vijf jaar voorzitter van de CVP geweest, ik kan het weten. Je zit in een systeem. In Vlaanderen, in de christen-democratie is de voorzitter de emanatie van zijn partij. Hij is niet diegene die de standpunten uitvindt. Hij zit ingebed in een bestuur en in fracties, die door de oppositie ook een veel grotere macht hebben dan 15 of 20 jaar geleden. De voorzitter maakt deel uit van een kader, waarvan hij de woordvoerder is. Zijn macht wordt enorm overschat.

Het was toch Eric Van Rompuy die het vuurtje in CD&V oppookte, door ermee te dreigen dat hij zich ook kandidaat zou stellen voor het voorzitterschap?

ERIC VAN ROMPUY: Ik vond dat de beheersmentaliteit in de partij een beetje vlug terugkeerde. We wonnen de verkiezingen. We zaten in de regering. Er werden kabinetten samengesteld. En Jo Vandeurzen zou voorzitter worden. Daar was, zei men, consensus over. Ik was op de fractiedagen geweest, ik had met mensen gepraat en ik had die consensus niet gevoeld. Mijn demarche was niet tegen Vandeurzen gericht, ik wou alleen dat de leden een keuze kregen.

Waarop een anoniem parlementslid van CD&V in de krant zei dat de partij nu haar eigen Hugo Coveliers had.

ERIC VAN ROMPUY: Ik had tenminste de moed om het gebrek aan consensus in volle partijbestuur vast te stellen. Pieter De Crem heeft zich dan kandidaat gesteld – los van mij, ik heb daar met hem niet over gesproken. Daarmee waren echte verkiezingen verzekerd. Zoals Herman zei: het programma ligt vast. Het voordeel van de oppositie was dat we op een aantal terreinen duidelijk kleur hebben bekend. Niet alleen de macht is het cement in de partij, dat zijn nu ook de ideeën. De inzet van de voorzittersverkiezingen is niet de marsrichting van CD&V op ideologisch vlak.

Jean-Luc Dehaene noemde die verkiezingen ‘masochistisch’. Heeft hij ongelijk?

HERMAN VAN ROMPUY: Jean-Luc is vijf jaar weg uit de nationale politiek. Voor wie de partij vandaag kent, stelt hij geen juiste diagnose. In 1972 moest de jonge Wilfried Martens het opnemen tegen Geraard Van den Daele, een vertegenwoordiger van de zeer oude CVP. Dat was een polarisering. Martens won. Vond Dehaene toen ook dat de partij masochistisch was?

De verleiding om te zeggen voor wie u kiest, moet toch groot zijn? De kandidaat van de Van Rompuys kan het immers vergeten.

HERMAN VAN ROMPUY: (lacht) Zoals Marc Van Peel zei: ‘Ik spreek me niet uit, ik wil mijn kandidaat niet schaden.’ Maar ernstig: bij de VLD komt een anti-establishmentkandidaat op tegen een kandidaat van het partijapparaat. Dat is een polariserende keuze. Dat is bij ons helemaal niet het geval.

U bedoelt dat Pieter De Crem een geboren verzoener is?

HERMAN VAN ROMPUY: Nee. Ik bedoel dat er op het terrein geen spoor is van een confrontatie. Men gaat hoffelijk met elkaar om. Twee van de drie kandidaten hebben mij de voorbije weken gebeld om goede raad te vragen voor ze naar de televisie moesten. Ik heb ze die gegeven, in hun belang en in het belang van de partij. Maar, met een boutade: de christen-democratie is sterker dan de christen-democraten. In een moderne partij kan een voorzitter niet meer werken zoals een almachtige vader die alles op eigen houtje kan beslissen.

Geldt dat ook voor een regeringsleider? Is die ook minder belangrijk dan hij denkt?

HERMAN VAN ROMPUY: Als ik zie over welke manoeuvreerruimte Guy Verhofstadt vandaag beschikt, zeg ik dat hij nog alleen in naam eerste minister is. Je kunt hem perfect door iemand anders vervangen.

Hoe zit dat ondertussen met dat kantoor van de premier? U was daar toch komen spoken om de maten op te nemen?

HERMAN VAN ROMPUY: Hij zei dat! Ik blijf mij daarover verbazen. Ik knip dat allemaal uit. Eerst was er Verhofstadt. Dan zei Louis Michel tijdens de campagne: ‘Pas op, Van Rompuy komt!’ Nu zegt Patrick Dewael dat hij mij nooit zo hard ziet werken als Verhofstadt. Wat denken die mensen? Ik ben daar helemaal niet mee bezig. Maar ik knip dat allemaal uit om het later aan mijn kleinkinderen te tonen. Dan kan ik zeggen: ‘Die pépé! Hij ziet er misschien krakkemikkig uit, maar ooit was hij bijna premier!’

Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

Eric: ‘Het regeerprogramma is zo ongeveer letterlijk wat ik in de oppositie altijd heb gezegd. Het doet pijn als je dat dan niet mee in beleid kunt omzetten.’

Herman: ‘De Vlaamse socialisten durven de kiezers niet meer tegen de haren in te strijken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content