De hele wereld, ook België, kontroleerde mee hoe een miljoen Palestijnen voor het eerst in hun leven naar de stembus gingen. Zo kroop een nieuwe staat uit zijn schelp.

EEN BERICHT UIT PALESTINA

WE MOETEN OP vrijdagochtend om acht uur in Betlehem zijn, een van die zes bevrijde steden waaruit het Israëlische leger zich onlangs terugtrok. Met vier in de auto (een diplomate uit Den Haag, het eerste-kamerlid Hanneke Goudblom van D’66 en Guy Verhofstadt voortvarend aan het stuur) rijden we naar de geboorteplaats van Jesjoea, waar één derde van de Palestijnse bevolking zich nog altijd kristen noemt.

De bijna met Jeruzalem ineengegroeide stad ligt, zoals bekend, tegen twee bergflanken aan. Ze is veel groter en bedrijviger dan de gangbare toeristenbeelden laten vermoeden, net zoals de hele Westbank trouwens. Morgen worden ook hier de eerste Palestijnse verkiezingen aller tijden gehouden. De straten zijn bedolven onder portretten van kandidaten, tussen de huizen golft een zee van opgehangen wimpels en vlaggen in de koude regen. Overal sijpelt water, stromen beekjes door het gebroken asfalt of modderige gruis waarvan de wegen hier gemaakt zijn.

Stipt op tijd belanden we in een geïmprovizeerd hoofdkwartier waar een honderdtal ?internationale waarnemers” hun richtlijnen komen halen over wat ze morgen precies mogen doen en laten bij het kontroleren van de stembusgang. Uit alle hoeken van de wereld zijn ze toegestroomd, de zevenhonderd observers die moeten nagaan of de zaken hier eerlijk, vrij en demokratisch zullen verlopen. Ook de gewezen Amerikaanse president Jimmy Carter en een vrolijke klub jongelui van de naar hem genoemde Stichting zijn komen opdagen.

Aan die waarnemerij is heel wat voorafgegaan. Tientallen specialisten uit de Europese Unie wonen hier al enkele maanden om, vertrekkend van nul, de verkiezingen technisch voor te bereiden. Om te beginnen moesten ze de bevolking inventarizeren (de Israëlische autoriteiten wilden die informatie niet geven) en een lijst van stemgerechtigde burgers opmaken. Zevenduizend ?leraars” bezochten huis na huis om aan de weet te komen wie er precies in het Palestijnse lappendeken woont, en waar.

Daarna moest het hele systeem ontworpen worden : witte en rode stembiljetten en -bussen, de aanmaak van kartonnen stemhokjes (eigenlijk grote fruitdozen), het zoeken van geschikte lokalen, het konkreet uitwerken van de procedures en reglementen die werden overeengekomen in het hier om de haverklap geciteerde Oslo 2-akkoord. Tenslotte moest ook de ontvangst van de zevenhonderd waarnemers worden geregeld : voor iedereen een speciaal pasje, twee knalblauwe hemden, een dito pet en een overgooier die op een kogelvrije vest lijkt, auto’s, chauffeurs, draagbare telefoons en een hotelkamer of iets wat daar op lijkt.

BELANGRIJKE CHEF.

België stuurt, behalve enkele verslaggevers, zes parlementsleden om de gebeurtenissen te volgen. Onder meer Guy Verhofstadt, Vlaams Blok-kamerlid Joris Huysentruyt en Pierre Chevalier behoren tot die delegatie. Laatstgenoemde is gisteren al afgereisd naar de noordelijke stad Nablus, waar hij met drie kollega’s één kamer zal moeten delen en toekijken op het elektorale gebeuren in enkele dorpjes waar Samaritanen wonen : Palestijnen die een variant van het joodse geloof belijden en daarom pas na zonsondergang zullen gaan stemmen, tegen wanneer de sabbat afloopt.

Een vriendelijke Palestijn met een grote snor deelt koffie, tee en koekjes rond. De tafels raken bedolven onder dossiers, gedetailleerde landkaarten en informatiemappen. We leren dat 672 raadskandidaten opkomen in zestien afgelijnde kiesdistrikten : vijf in de Gaza-strook, tien op de Westelijke Jordaanoever en tenslotte Oost-Jeruzalem. Aan elke kiesomschrijving is, min of meer volgens het aantal inwoners maar met een duidelijk bevoordeeld Gaza, een vooraf bepaald aantal zetels toegewezen. Het distriktensysteem is niet proportioneel. In de stad Ramallah, bijvoorbeeld, dingen 46 kandidaten naar zeven beschikbare zetels. Die vallen de zeven hoogst scorende winnaars ten deel. De verliezers krijgen niets, de op hun naam uitgebrachte stemmen zijn verloren.

De rode stembiljetten zullen dienen voor het aankruisen van de toekomstige ra’is en dat wordt zeker Yasser Arafat van de ?Palestijnse Autoriteit” (PA), de witte voor de 88 leden van de ?wetgevende en uitvoerende Palestijnse Raad.” Twintig verkozenen zullen, binnen die raad, deel uitmaken van het ?uitvoerend komitee”. De ra’is (een oude Arabische benaming voor een belangrijke chef of leider) mag er naar believen nog vijf aan toevoegen, maar die krijgen geen stemrecht.

Omdat de over eieren lopende vredesdiplomatie de dingen niet altijd gewoon bij hun naam kan noemen, zijn al die ingewikkelde benamingen nodig om te verhullen dat de Palestijnen straks een eigen president, regering en parlement krijgen. Er is een nieuwe staat in de maak, de 23ste in de Arabische wereld, maar dat kan Shimon Peres nog niet duidelijk zeggen aan zijn overgevoelige, bange en verwarde publieke opinie. Daarom werd voor het in 1967 door Israël bezette en in 1980 geannexeerde Oost-Jeruzalem een hoogst gekompliceerde en schijnheilige kiesprocedure vastgelegd, waarover zo dadelijk meer.

CHECKPOINTS.

Verhofstadt en zijn twee Hollandse dames krijgen de stad Hebron toegewezen om er een Europees oog in het zeil te gaan houden : het minst gezellige en ronduit gevaarlijkste punt. Vanuit Betlehem rijden we er over een almaar klimmende bergroute door dichte mist en sneeuwregen heen. Hoe ingewikkeld de toestand er is, valt af te lezen aan de militaire checkpoints onderweg. Het Israëlische leger heeft Hebron net als Oost-Jeruzalem nog niet ontruimd. Er wonen namelijk nog 450 joden in het centrum van de heilige stad, vlakbij de synagoge waar volgens de overlevering de bijbelse aartsvader Abraham begraven ligt. Ze zijn helemaal ingesloten door Palestijnse wijken, op hun beurt omsingeld door een kring van uiterst nerveuze Israëlische nederzettingen. In dit stuk bizarre samenleving, een soort Sarajevo van het Midden-Oosten, waar nog bijna dagelijks geschoten of gestoken wordt, moeten dus vreedzame Palestijnse verkiezingen plaatsvinden.

Hebron is erg vervuild en vervallen. In het oude centrum liggen, zoals meestal, de synagoge en de Ibrahim-moskee vlak naast elkaar. Israëlische soldaten, dik verpakt in anti-granaatjassen, bewaken beide toegangspoorten en kontroleren de Palestijnen die het vrijdaggebed willen bijwonen. In hun moskee greep de joodse dr. Baruch Goldstein op 25 februari 1994 naar zijn mitrailleur, schoot er vijftig moslims dood en verwondde er driehonderd. Hij was lid van de Kach-partij, geleid door rabbijn Mejir Kahan, die zelf in 1990 was vermoord. Goldstein sneuvelde zelf in zijn drieste aanval, maar de plaatselijke bevolking zint nog altijd op wraak.

Mannen komen op ons toe en roepen in gebroken Engels dat ?het vredesproces” en dus ook Arafat voor hen waardeloos zijn zolang hier Israëlische soldaten rondlopen. Deze lente nog moeten, volgens het tweede Oslo-akkoord, de kwesties Hebron en Oost-Jeruzalem een oplossing krijgen. De politieke leiders van Israël en de Palestijnse Autoriteit weten ongetwijfeld hoe. Hun plannen zijn al enkele jaren oud. Maar zij kunnen hun verborgen agenda slechts behoedzaam openen en ermee schipperen in een land vol opposities, vredesaktivisten, frustraties en angst voor de toekomst.

RAMADAN.

Vanop de minaret klinkt het klaaglijke zingen van de muezzin, tegenwoordig vaak vervangen door een geluidscassette in een bandopnemer. De slepende klank dompelt de stad, het hele openbare leven onder in een sfeer van islamitische gedragsregels en plichten waartoe zeer zeker de strijd tegen de aloude vijanden van Allah behoort. Maar ook de joods-gelovige burgers leven gedeeltelijk in een teokratie die politieke, ekonomische en religieuze bestanddelen door elkaar weeft. Mee daarom hebben de dipomatieke onderhandelaars het in dit stuk van de wereld zo moeilijk. Zelfs hun meest staatkundige of juridische nota’s staan vol verwijzingen naar godsdienstrechten, heilige plaatsen en de kontrole daarover. Zo moesten ze onder andere gedaan krijgen dat aan kristelijke Palestijnen zes en aan Samaritanen één raadszetel werd voorbehouden, ongeacht de uitslag. En omdat overmorgen de ramadan begint, de vastenperiode waarin moslims intenser dan anders nadenken over hun situatie, werd haast gemaakt met de verkiezingsdatum. Het avontuur zal achter de rug zijn vóór de kritieke tijd aanbreekt.

Het plaatselijke hoofdkantoor van de centrale verkiezingskommissie, verantwoordelijk voor een onpartijdige organizatie maar in feite geleid door alomtegenwoordige vertrouwelingen van Al Fatah, ligt op de bovenverdieping van een besmeurd gebouw. We krijgen er wat uitleg over de dag van morgen. De waarnemers, die in geen 24 uur hun bed zullen zien, moeten vóór dag en dauw om vijf uur aanwezig zijn want tegen zeven uur gaan de stembureaus open. De daarop volgende avond en nacht wordt er geteld, verzegeld, getelefoneerd, gestempeld en rapport opgemaakt.

De grote vrees is ondertussen het weer. Gistermiddag lag zelfs Jeruzalem onder een pak sneeuw die snel in een modderbrij veranderde. Al dat water maakt de wegen moeilijk berijdbaar voor de kleine man en zijn hoestende auto’s of ezelskarren. Ook de koude windvlagen kunnen de opkomst danig naar beneden halen, wat voor de PA en de hele politieke toestand een ramp zou zijn. Arafat heeft een massaal ?ja” nodig om zijn Israëlische gesprekspartners ervan te overtuigen dat hij niet langer een zelfbenoemd leider is, maar een door het volk gedragen figuur met wie een moeilijk maar betrouwbaar kompromis gemaakt kan worden.

INTIMIDATIE.

Het mirakel gebeurt. Op zaterdag 20 januari 1966 gaat boven Oost-Jeruzalem de zon op in een stralend blauwe hemel. Overdag stijgt de temperatuur tot een aangename vijftien graden. Yasser Arafat overleeft blijkbaar niet alleen vliegtuigcrashes maar kan ook met de wolken toveren. Tussen het voorjaarsgeroep van mezen en kwikstaarten wandel ik naar het postkantoor in de Salah-e-Dinstraat, vlakbij de Damascuspoort die toegang geeft tot de oude stad en haar duizend winkeltjes in de via dolorosa, waar de stichter van het kristendom destijds zijn kruisweg aflegde.

Ik kom terecht in een belegerde vesting. Blauwe zwaailichten, jeeps, walkie-talkies, uniformen, automatische geweren, nadar-afsluitingen, gesloten straten. Het Israëlisch leger waakt met enig sarkasme over de veiligheid van de Palestijnse kiezers, die ze ook zonder pardon op de videoband vastlegt. Jimmy Carter komt vruchteloos protesteren tegen die intimidatie. ?Een gewone procedure om herrieschoppers te kunnen herkennen,” luidt het antwoord van de politiechef. Bovendien gaat het hier niet om een echt stembureau maar een gewoon postkantoor dat toevallig openblijft, ook al is het sabbat, om het publiek van dienst te zijn. Er zijn in Jeruzalem 4.500 verkiezingsgerechtigden van zeventien jaar en ouder die in een van de grote postkantoren hun stembiljet mogen komen invullen, in een enveloppe doen en aan de postmeester overhandigen. Die doet ze in een kist met een gleuf aan de voorkant, zoals een gewone brievenbus. Vanavond zal hij de inhoud overmaken aan de geadresseerde : de centrale kommissie van het kiesdistrikt. De andere veertigduizend kiezers (uit een Palestijns bevolkingsaantal van 145.000) zijn aangewezen op een stembureau in een van de sedert kort bevrijde en autonoom geworden randgemeenten zoals Ramallah, de administratieve hoofdplaats van de uit haar cocon kruipende PA.

Die zonderlinge bedoening is uitgedacht om te vermijden dat op Jeruzalems en dus ?zuiver Israëlisch” grondgebied een formeel Palestijns politiek feit zou plaatsvinden. Wie hier zijn stemrecht wil uitoefenen, kan dat alleen als ?balling” en dus vanop afstand doen. Daar dient de post voor. De tegenstanders van het vredesproces, voornamelijk leden van de als rechts bestempelde Likud-partij, vinden zelfs die beperkte formule onaanvaardbaar. Ze hebben de voorbije dagen pamfletten uitgedeeld waarin aan elke eventuele kiezer volkomen ten onrechte wordt verteld dat hij of zij na het voltrekken van de schandelijke daad, geen recht meer zal hebben op een identiteitskaart. Ze hebben zo wordt verteld het grote publiek aangeraden om, sabbat of geen sabbat, massaal een postzegel te gaan kopen en zo de verkapte stembureaus in de war te sturen.

GEWETENSNOOD.

Na zonsondergang keer ik terug naar mijn hotelletje, waar de baas aan zijn radiotoestel gekluisterd ligt. Fayek Nashashibi is een kranige oude heer en persoonlijke vriend van Yasser Arafat. In een vorig leven was hij verbindingsofficier tussen Jordanië en Egypte, een belangrijk man. Toch is hij door gewetensnood geplaagd. Vandaag bleef hij thuis omdat het per distrikt opgedeelde kiessysteem oneerlijk is gesneden op maat van de liefst rijke familieclans die de PLO financieren en omdat Arafat honderd keer meer televisietijd kreeg dan de enige presidentiële tegenkandidate Samiha Khalil, een simpele vrouw van 72 jaar zonder enige politieke ervaring die als sociaal bewogen figuur en feministe niettemin tien procent van de stemmen zal halen.

Hij heeft nog andere bezwaren. Arafats thuisland, Gaza, heeft naar verhouding veel te veel zetels toebedeeld gekregen. Er zijn onwillige journalisten in de bak gegooid en de nog jonge Palestijnse politie is nu al omkoopbaar. Het ergste is dat de wereldberoemde en onkreukbare gewezen PLO-woordvoerster, Hanan Ashrawi, een kristelijke kandidate uit Jeruzalem, zo goed als buiten de politieke diskussie werd gehouden. Ze is weliswaar verkozen, maar er is helemaal geen debat geweest. De voorverkiezingen waaruit een aantal raadskandidaten voortkwamen, waren helemaal nep. De PLO-leiding schrapte willekeurig al wie ?een gevaar” voor haar politiek kon vormen en verving ze door vriendjes. De 506 zogenaamd ?onafhankelijken” zijn in feite stille krachten binnen Fatah of het ermee verwante FIDAH.

Vriend Arafat is volgens mijn zegsman een personage van groot formaat, onvervangbaar, maar hij heeft de verkiezingen van tevoren naar zijn hand gezet. Politici die een bedreiging kunnen worden voor hemzelf of iemand uit zijn entourage, werden weggekocht met geld of en fraai ambt, zo ze al niet bedreigd werden. Demokratie, zei Yasser openhartig, is doodvermoeiend. Toch had hij haar nodig in de gedaante van 680 buitenlandse waarnemers die moesten komen en gaan na verklaard te hebben : ?alles is korrekt verlopen.” Zo gebeurde, prompt.

THUISLAND.

Het vredesproces, de Middenoosterse geschiedenis tout court moet inderdaad kunnen voortgaan. De wereld, Isräel en de Palestijnen zelf dienen in het geloof te worden gebracht dat recht en demokratie aan het zegevieren zijn in Gaza, Jeruzalem en de Westbank. Het projekt mag niet verontreinigd worden door pijnlijke vaststellingen die erop wijzen dat Arafat-land iets aan het worden is zoals de meeste Arabische staten, met hun al dan niet omfloerst despotisme en hun onpropere politiemanieren. Wat niet wegneemt dat ook Israël nog veel normale omgangsvormen te leren heeft.

Toch bevatte dit verkiezingsfestival, het plebisciet voor Arafat, de volstrekte meerderheid voor zijn mannen en vrouwen in de Palestijnse Raad, de blamage voor de hyper-islamitische Hamas-beweging een vertroostend inzicht : de molens van de geschiedenis malen traag, maar ze malen.

66 jaar geleden werd Yasser Arafat in Gaza geboren. Hij was nog een baby toen zijn moeder stierf, maar kon rekenen op zijn vijf broers en drie zussen. Hij mocht lang gaan studeren in Caïro, voor iets wat het midden schijnt te houden tussen architekt en ingenieur. In die tijd, zo rond 1962, trok hij met zijn maats naar Algiers om Ben Bella steun en geld te gaan vragen voor de oprichting van een ondergrondse Palestijnse beweging, tégen de joden.

Dan ging hij in Koeweit werken, als ambtenaar-ingenieur op Openbare Werken. Tussendoor hielp hij kandidaat-terroristen trainen. Met een paar klasgenoten, de harde kern, stichtte hij in 1965 uiteindelijk Al Fatah, die later het sterkste onderdeel van het PLO-kartel zou worden. Fatah begon vliegtuigen te kapen, gijzelaars te nemen, het hele verhaal dat de wereld moest duidelijk maken : er bestaat een Palestijns probleem, ook al beweert Golda Meïr het tegendeel. De ?clan van Caïro” heeft de hele PLO gemaakt, door krisissen geloodst, soms van de ondergang gered, haar interne vijanden uitgeschakeld of geëxecuteerd. Die geduldige, met weinig of niets begonnen clan heeft op drie decennia tijd aanzien, diplomatieke erkenning, financiële middelen en bovenop veel macht, ook veel argeloze volksliefde verworven. Hij heeft altijd vrij goed geweten wat hij wilde. Druppel voor druppel liet hij uit de kruik vallen, tot het glas eenmaal vol zou raken.

Van dat alles is 20 januari 1996 een voorlopig maar onmetelijk resultaat. Met de hulp van Europa en de VS die voor het geld en de onmisbare GSM-telefoons zorgden, komt stilaan een thuisland voor de Palestijnen en hun diaspora uit de verf. Het Midden-Oosten krijgt steeds meer de kans een afmattend tijdperk van lijden en onrecht ongedaan te maken. De manier waarop is, al kan dat wat cru klinken, voorlopig bijzaak.

Frans Verleyen

De verkiezingscampagne : Arafat heeft een massaal ja nodig om er Israël van te overtuigen dat hij nu een door het volk gedragen leider is.

680 buitenlandse waarnemers die moeten komen en gaan, na verklaard te hebben : Alles is korrekt verlopen

Vrouwen wachten in een rij voor verkiezingen, die voor de Palestijnen een thuisland creëren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content