Dit najaar stemt Zwitserland een wet op het historisch onderzoek. Misschien schijnt dan licht op de verhouding met nazi-Duitsland.
AL TIENTALLEN jaren circuleren verhalen over Zwitserse banken waar een enorme nazi-schat zou sluimeren. Honderden joodse en andere oorlogsslachtoffers zouden in de jaren dertig hun geld in veiligheid hebben gebracht op nu slapende rekeningen. Zwitserland ontkende altijd het bestaan van een dergelijke schat. Op zo’n slapende rekeningen zouden hooguit kleine bedragen kunnen staan. Maar pas geopende archieven vertellen een ander verhaal.
De linkse volksvertegenwoordiger Jean Ziegler schreef in zijn boek ?Zwitserland wast witter? (1990) al dat ?honderden miljoenen dollars en waardepapieren van 1933 af bij Zwitserse banken werden gedeponeerd.? Volgens hem gaat het om astronomische bedragen die na verloop van tijd eigendom werden van de Zwitserse banken omdat de eigenaars onbekend zijn. Een Israëlisch weekblad beweerde vorig jaar dat een kapitaal ter waarde van 150 miljard frank op rekeningen stond van mensen die het nazi-regime in de holocaust vermoordde. Het droeg daarvoor echter geen bewijzen aan.
De bewijzen komen er nu aan via honderden onderzoekers, die werken voor het Amerikaanse Senate Banking Committee en voor het World Jewish Congress. Die pluizen de net geopende archieven van de westerse geallieerden uit de Tweede Wereldoorlog uit. In die archieven zitten ondervragingen van nazi-bonzen, schattingen, schadeclaims en ook honderden stukken van de Amerikaanse inlichtingendienst. Nog in de oorlog begon die dienst aan Operation Safehaven, een opzet waarin de geallieerden samenwerkten om het spoor van de Duitse oorlogsbuit te vinden. Alles bijeen gaat het om duizenden nooit gepubliceerde documenten. Ze werpen een nieuw licht op de geschiedenis van Zwitserland in de jaren dertig en veertig.
De oorlogsepisode wordt in Zwitserland afgedaan met ?we moesten wel, we waren hulpeloos tegen de Duitse oorlogsmachine? en met ?het land was neutraal.? De eerste bewering klopt, maar Zweden, Spanje en Portugal waren ook neutraal en die landen maakten geen reuzenwinsten dankzij de oorlog. ?De andere neutrale landen weigerden goud van de Reichsbank,? verklaarde een topnazi bij zijn ondervraging door de Amerikanen. Zwitserland accepteerde alles en voer daar wel bij (zie kader).
SCHEMERIG.
Eerlijkheidshalve dient vermeld dat de Zwitserse neutraliteit alle partijen goed uitkwam. Duitse en geallieerde spionnen hadden in Zwitserland hun uitvalsbasis. Joodse organisaties hielpen vanuit Genève het verzet en de joodse ondergedokenen in het bezette Europa. Maar de houding van de Zwitserse regering was niet zo neutraal. Ze interneerde de meeste joodse vluchtelingen en weigerde vele vluchtelingen op grondslag van hun geloof ; banken dreven actief handel met en voor de nazi’s. Zo kon Duitsland tegen het einde van de oorlog belangrijke onderdelen voor zijn V1- en V2-raketten via Zwitserland kopen. Zwitserse verzekeringen betaalden nog in 1944 aan de Gestapo de levensverzekeringen uit van mensen omgekomen in concentratie- en vernietigingskampen. Uit de pas geopende archieven blijkt ook dat de firma Bally meewerkte aan de ?arisering? van joodse schoenwinkels in Berlijn, dat het wapenbedrijf Oerlikon-Bührde nauw samenwerkte met de Duitse wapenfabrikanten en tot een maand voor de capitulatie de nazi’s van gerief voorzag. Een van de voorzitters van de onderneming, Emil Bührle, bediende zich gul van de ontaarde kunst die de nazi’s in Zwitserland in veiligheid brachten.
Andere bedrijven werkten actief met de geallieerden mee, stelde de Zwitserse historicus Jacques Picard in 1993 in zijn geruchtmakende boek ?Zwitserland en de joden?. Sommige ondernemingen leverden zelf spionagediensten.
In 1944 veroordeelde een Amerikaans rapport van de geheime dienst de Union de Banques Suisses en Crédit Suisse voor het witwassen van nazi-geld. Beide banken ontkennen dat, maar een woordvoerder van de Crédit Suisse zei dat zijn financiële instelling gedurende de oorlog een ?zakelijke houding aannam tegenover de Duitsers? en werkte ?volgens de richtlijnen van de Zwitserse Vereniging van Banken (SBV)?.
Die richtlijnen waren een gevolg van de bankwet van 1934. Bankiers die namen van rekening- of depositohouders vrijgeven, riskeren gevangenisstraf. De wet vormt de basis van het Zwitserse bankgeheim en ze ontstond ironisch genoeg om de slachtoffers van dictaturen te beschermen. Ze werd sinds de jaren dertig vooral tegen hen gebruikt.
Het schemerige beeld kan alleen scherpte krijgen als alle gegevens bekend zijn. Dat was nu onmogelijk omdat de Zwitserse archieven, zoals de banken, gesloten bleven voor buitenstaanders. Maar daar komt verandering in.
In april van dit jaar hield het Amerikaanse Senate Banking Committee onder leiding van senator Alfonso d’Amato een hoorzitting. Daarmee kreeg het Joods Wereldcongres (WJC) een machtige bondgenoot in haar strijd tegen het onwrikbare Zwitserse bankgeheim. Al jaren immers probeert het WJC de Zwitserse archieven open te wrikken. Dat werd altijd geweigerd. Onder druk van de regering van president Bill Clinton, de Amerikaanse senaat en het WJC zwichtten de Zwitserse bankiers. In mei van dit jaar tekenden ze een Memorandum of Understanding. Daarin werd een aparte onderzoekscommissie opgericht, bestaande uit drie Zwitserse bankiers en drie leden van de World Jewish Restitution Organisation. De zes leden geholpen door een Zwitserse ombudsman moeten klaarheid brengen in een vraag die historici al lang bezig houdt : wat was de rol die Zwitserland speelde in de Tweede Wereldoorlog ?
BUIT.
In de herfst zal de nieuwe archiefwet ook de stukken van privé-wisselkantoren en fiduciaires openstellen. Voor zover die (nog) bestaan. Privé-personen in de financiële handel vielen tot enkele jaren geleden immers niet onder de bankwetten en moesten geen archieven bijhouden.
Toch waarschuwde Hans Bär, een van de directeurs van de Zwitserse Vereniging van Banken en voorzitter van de Bank Julius Bär, terecht voor overspannen verwachtingen. Andere bankiers wijzen erop dat het onderzoek van de rekeningen al verscheidene keren is gebeurd. Inderdaad, de zoektocht naar goud begon meteen na het eind van de Tweede Wereldoorlog.
De toestand was toen zeer verward. Nazi-Duitsland was verslagen en Europa verdeeld. De Russische troepen sleepten systematisch weg wat ze in het door hen bevrijde deel van Europa en Duitsland vonden. Zelfs na de val van het communisme blijft de omvang van de buit onduidelijk. Tenzij alle landen zich neerleggen bij een nieuw Russisch decreet. Alle aangeslagen kunst wordt beschouwd als schadevergoeding, is dus Russisch en zal niet worden teruggegeven.
De Koude Oorlog verhinderde niet alleen dat de Europese landen in Moskou konden gaan kijken wat hen, hun musea en hun burgers toebehoorde. Hij verhinderde ook dat de rol van landen als Oostenrijk en Zwitserland goed werd uitgezocht. De geallieerden stelden dat de Duitse tegoeden op Zwitserse bankrekeningen moesten worden vrijgegeven als oorlogsschadevergoeding. Zwitserland protesteerde hevig en in 1946 kwam er een akkoord. De Zwitserse regering betaalde ruim 58 miljoen dollar ( omrekeningen naar toenmalige waarde, zie kader). In ruil beloofden de geallieerden de zaak verder te laten rusten. Het geld ging naar het Economic Stabilization Fund, bedoeld om de Europese landen door de moeilijke naoorlogse periode te helpen. Dat fonds werd beheerd door het Amerikaanse ministerie van Financiën.
Berekend werd dan op welk deel elk land recht had. Hoe nauwkeurig elk van de schadeclaims is, kan moeilijk worden nagegaan. De Amerikanen gingen er alleszins met de grove borstel door. In juli 1945 schatten Amerikaanse experts het zogenaamde ?nazi-vluchtgeld? op 16 miljard Zwitserse frank. Een astronomisch bedrag, dat ondertussen door nauwgezet historisch onderzoek is teruggebracht tot twee miljard toenmalige Zwitserse frank, verdeeld over 10.000 rekeningen.
Joodse overlevenden uit kampen begonnen ook aan de zoektocht naar het ouderlijke vermogen. Een Amerikaans expert schatte dat totale vermogen onmiddellijk na de oorlog op ?ongeveer 500 miljoen dollar?. De Zwitserse banken vonden na lang zoeken 208.000 Zwitserse frank ?vermogen zonder erfgenamen?.
LASTER.
De joodse organisaties zetten de strijd voort. Pas in 1962 kwam er een Bondswet. Die verplichtte de Zwitserse banken, maar ook de verzekeringen en de fiduciaire vennootschappen, elk buitenlands vermogen dat sinds 9 mei 1945 niet was geclaimd, kenbaar te maken. Het kon immers gaan om geld van slachtoffers van racistische of religieuze vervolging. Die slachtoffers of hun erfgenamen kregen tien jaar om zich te melden.
Dit keer vonden de Zwitsers zo’n 9,5 miljoen Zwitserse frank, omgerekend 100 miljoen Belgische frank. Pikant detail : een pas vrijgekomen document meldt dat bij één bank in april 1945 (dus voor de nazi-nederlaag) tien keer zoveel deposito’s van een tiental burgers en firma’s uit Balkanlanden op rekeningen stond.
Maar goed, in 1962 vonden banken, verzekeringen en vertrouwensmannen samen zo’n honderd miljoen. Er kwamen 700.000 eisen binnen van erfgenamen. De meeste van hen hadden geen bewijzen. Ze waren vaak nog kinderen toen ze van hun ouders gescheiden werden, hadden enkel een snel toegefluisterd bericht, soms flarden van een rekeningnummer. Bovendien dachten veel joden dat ze de oorlog niet zouden overleven en hadden ze hun vermogen in Zwitserland gedeponeerd en het beheer in handen gegeven van advocaten of accountants. Die waren tot 1989 in Zwitserland niet verplicht archieven bij te houden. Dat sommigen van hen van de situatie profiteerden, blijkt enkel uit vonnissen. Als bewezen kon worden dat de vertrouwensman het hem toevertrouwde (joodse) vermogen ingepikt had, kreeg hij een gevangenisstraf.
Na onderzoek betaalden de Zwitsers 77 miljoen frank uit aan zo’n 70.000 eisers. De rest van het geld ging naar joodse gemeenten of naar de Zwitserse vluchtelingenhulp. Daarmee was voor Zwitserland de kous af. Wie daarna nog een eis indiende, werd bijzonder onheus behandeld. Er moest een zeer hoge som aan administratiekosten worden betaald. Er werden onzinnige bewijzen gevraagd : officiële overlijdensakten van in kampen omgekomen mensen. Anderen kregen te horen dat joden in Zwitserland niet alleen tegoeden hadden, maar ook schulden. Een bijzonder goed gevonden argument was dat Duitse joden ook Duitsers zijn en dat alle Duitse tegoeden door de geallieerden werden in beslag genomen.
Het WJC heeft nu aanwijzingen dat de geallieerden inderdaad veel in beslag namen. Een gedeelte van dat geld zou terug zijn gegaan naar landen als Duitsland, Italië en Griekenland die koste wat het kost binnen het westerse kamp moesten blijven. Ook hier speelde de Koude Oorlog een rol. Documenten bewijzen dat de Amerikaanse geheime dienst CIA in 1947 bij de Italiaanse verkiezingen tien miljoen dollar (toen ongeveer 500 miljoen frank) van het Economisch Stabiliseringsfonds gebruikte om een lastercampagne op te zetten tegen communistische kandidaten.
PANIEK IN KLUIS.
Het WJC en de advocaten die optraden voor erfgenamen lieten het daar niet bij. Onder druk (en wellicht uit angst voor het grootscheepse Amerikaanse onderzoek) vroeg de bankiersvereniging haar leden nog eens goed te kijken naar alle rekeningen die sinds minstens tien jaar niet gebruikt waren. Begin februari 1996 sloten de banken hun onderzoek af. Bij 51 banken waren samen 775 rekeningen gevonden die in het totaal een kapitaal ter waarde van 800 miljoen Belgische frank bevatten, maar niet allemaal van holocaust-slachtoffers. De eigenaars zaten over de hele wereld verspreid.
Jammer genoeg was Aktie Eerlijkheid voor de meesten het ultieme bewijs dat er echt iets aan de hand was. Als de Zwitsers eerst niets, dan bijna tien miljoen en na vijftig jaar nog eens 800 miljoen (Belgische frank) vonden : wat zat er dan nog allemaal in die kluizen ? De Amerikaanse senaat ging in de aanval. En Zwitserland beloofde zijn rekeningen te openen. Want wat kan het fiscale paradijs met zijn strenge bankgeheim winnen bij een onderzoekscommissie die naar alle waarschijnlijkheid op allerlei enge geheimen stoot ?
Om te beginnen is dat bankgeheim veel regeringen en vooral de Amerikaanse een doorn in het oog. Zwitserland moest eind jaren tachtig onder zware Amerikaanse pressie al eens toegeven. Voortaan geldt het bankgeheim niet als het vermoeden ontstaat dat het gaat om maffiageld, drugsgeld of kapitaal uit witwasoperaties. En ook al passen de Zwitserse banken die wet niet echt toe, Washington kan ze altijd inroepen. De nieuwe wet stelt ook dat de banken voortaan ook waardepapieren, aandelen en waardevolle kunstschatten in hun jaarrekeningen moeten vermelden. Zelfs als die onaangeroerd in kluizen liggen.
Want de wereld is veranderd. Schandalen rond het fortuin van dictators, zoals de Filippijnse Ferdinand Marcos en de Zaïrese leider Mobutu Sese Seko, schokten de bankwereld. De strijd tegen de maffia kan enkel gewonnen worden middels financiële druk op de belastingparadijzen.
Ook Zwitserland is veranderd. De jongeren willen eindelijk de waarheid vernemen over een periode waarover het diepste stilzwijgen heerst. De krant Journal de Genève : ?In tegenstelling tot Duitsland werd het debat hier nooit gevoerd.? De sociaal-democraten willen dat nu wel doen. Een van hun volksvertegenwoordigers, Paul Rechsteiner (44), verklaarde aan het Duitse weekblad Der Spiegel verontwaardigd dat het nog te begrijpen was dat ?Zwitserland cynisch zijn vel wilde redden in 1945 en in de Koude Oorlog.? Hij stelt dat de hele episode (inclusief de relatie met de joodse vluchtelingen) ?een zwarte pagina uit de Zwitserse geschiedenis is.? Voor hem kunnen de banken nu niet anders dan de schade beperken. ?Niet de slachtoffers van de holocaust moeten bewijzen dat hun erfenis hier ligt. De bankenstaat Zwitserland moet dat in hun plaats doen.?
Het Zwitsers bankgeheim is een vloek geworden. Alleen al het vermoeden dat de banken niet zouden meewerken, lokt de verdenking uit dat veel geld daar op een verdachte grondslag berust. En de reputatie van oneerlijkheid, kunnen alle banken missen als de pest.
Misjoe Verleyen
Het bankgeheim dateert uit 1934. Het is een vloek geworden.
Union de Banques Suisses : geld wisselen in Shanghai.
Zwitserland wast witter. Volksvertegenwoordiger Jean Ziegler deed het uit de doeken in 1990.