Tijdens de eurocrisis zijn de Duitse bondskanselier Angela Merkel en de Franse president Nicolas Sarkozy het wel vaker oneens over welke aanpak de beste is. Nu zijn de relaties tussen Duitsland en Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog haast altijd gespannen geweest, zeker sinds Duitsland de economische motor van Europa is geworden en Frankrijk wat van zijn pluimen verloren heeft. In zijn nieuwe boek Het einde van de euro gaat Knack-hoofdredacteur Johan Van Overtveldt dieper in op die spanningen tussen Parijs en Berlijn, die meteen ook de toekomst van de euro in gevaar brengen. Een fragment.

De terugval van Frankrijk

Romano Prodi, de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, beschreef de verandering in de relatie tussen Duitsland en Frankrijk als volgt: ‘Er werd ooit gezegd dat Frankrijk de politieke en Duitsland de economische drijfveer was… Nu is het de dame [Merkel] die beslist en Sarkozy die een persconferentie houdt om haar beslissingen toe te lichten.’

Dat Frankrijk zijn politieke en economische terugval maar niet kan aanvaarden, zorgt voor nog meer spanning. La grandeur de la France, ooit een onloochenbare realiteit, is nu goed en wel verleden tijd. Toen China’s grootste bank, de Industrial & Commercial Bank of China (ICBC), een kantoor opende in Frankrijk, beschouwde de toenmalige Franse minister van Financiën Christine Lagarde dit als een teken dat China Frankrijk erkende ‘als het centrum van de financiële markten van het continent’.

Voor Frankrijk stond de aanvaarding van zijn verminderde relevantie gelijk aan het opgeven van, om het met de woorden van de vooraanstaande Franse econoom Jean-Hervé Lorenzi te zeggen, ‘een ijzeren regel die al eeuwenlang nageleefd wordt, namelijk dat alleen naar Frankrijk verwezen mag worden als een grote mogendheid’.

De Fransen hebben de monetaire unie altijd proberen te gebruiken als een middel om controle te krijgen over Duitsland. De volgende woorden van François Mitterrand in januari 1990 zijn typisch voor de Franse elite: ‘Ik zeg dat de Duitsers het recht op zelfbeschikking hebben, maar ik zeg ook dat ik het recht heb om rekening te houden met de bekommernissen van de rest van Europa.’ Wat Mitterrand bedoelde met ‘de rest van Europa’, is niet zo moeilijk te raden.

Dat Frankrijk aan macht en invloed inboet, valt niet te loochenen. Parijs is nog steeds een prachtige metropool om te bezoeken, met schitterende musea, een uniek cultureel en architecturaal patrimonium en een on-geëvenaarde keuken (en het Franse platteland is echt prachtig).

Maar anders dan vele Fransen nog veronderstellen (en wat ze een enkele keer ook openlijk beweren), is Parijs niet langer het epicentrum van de wereld. Het behoort zelfs niet meer tot de belangrijkste hoofdsteden. Naarmate de eenentwintigste eeuw vordert, zijn de Verenigde Staten en China de enige kandidaten voor deze toppositie, op een afstand gevolgd door India, Japan, Brazilië, Rusland en Duitsland. De plaats van Frankrijk is teruggevallen naar de derde rang, samen met Indonesië, Turkije, Mexico, Iran, Saudi-Arabië, Zuid-Korea en het Verenigd Koninkrijk. De invloed van die landen is zelden doorslaggevend in belangrijke internationale besprekingen en initiatieven.

Precies omdat Frankrijk zich niet kan aanpassen, zijn de Franse politieke leiders onvoorspelbaar. Ze weten dat openlijk hun verminderde relevantie toegeven een politieke ramp zou zijn.

Dus draaien ze zich in allerlei bochten om elkaar de loef af te steken in hun pogingen om die harde realiteit te verhullen. Zoals de echt idiote dreiging van Sarkozy om uit de EMU te stappen in mei 2010, of de woedende frustratie van Sarkozy’s voorganger, Jacques Chirac, toen hij een aantal Oost-Europese landen tot een anti-Amerikaans standpunt trachtte te dwingen in de aanloop naar de Amerikaanse aanval op Irak.

Ondanks zijn verminderde relevantie op wereldvlak is Frankrijk nog steeds het op een na belangrijkste land in de eurozone. Bovendien is de politieke en economische elite van Frankrijk nog altijd overtuigd van de richting die Europa zou moeten inslaan. Jean-Hervé Lorenzi schrijft dat de Franse elite Europa beschouwt ‘als een verlenging van Frankrijk’ en beschrijft ‘een oude droom’ van de Fransen ‘om op een bijna mechanische wijze de economische, diplomatieke en culturele capaciteiten [van Frankrijk] te vermenigvuldigen door het mirakel van een eengemaakt Europa, om zo tot een transpositie van Frankrijk te komen op Europese schaal.’

Naarmate die ‘oude droom’ steeds verder buiten bereik komt te liggen, stijgt het Franse onbehagen over het Europese project in dezelfde mate als hun onbehagen over de Duitse dominantie. Wanneer de Duitse officials politiek aan het rekenen slaan over een eventuele uitstap uit de monetaire unie, zal de factor Frankrijk hoog op hun lijstje staan.

Van verliefd naar onbemind

Volgens Wolfgang Proissl van de Financial Times Deutschland is Duitsland ‘… niet langer verliefd op Europa. Dat proces begon met de hereniging, waardoor het land minder bemiddeld werd en meer geneigd was zijn nationale belangen te bevestigen in de EU. Daarna legde de EMU de basis voor het euroscepticisme onder de bevolking. Veel Duitsers hebben nooit aanvaard dat ze hun Duitse mark hebben moeten opgeven ten gunste van de euro. De voorbije jaren zijn de twee regeringen van kanselier Merkel ermee gestopt een lans te breken voor het engagement van Duitsland in Europa, omdat men de indruk had dat de kiezers een negatieve kijk hadden op de EU: hoe minder er over Brussel gepraat werd, hoe beter.’

De reactie op het voorstel van Jean-Claude Trichet in juni 2011 om een Europees ministerie van Financiën op te richten, was tekenend voor de verandering in de Duitse houding. Alexander Dobrindt, secretaris-generaal van de CSU, de Beierse zusterpartij van Merkels CDU, verwierp het voorstel van Trichet snel en kordaat. Dobrindt sloeg zelfs de tegengestelde richting in en schreef een memorandum waarin hij uitdrukkelijk pleitte voor de overdracht van bevoegdheden vanuit de EU naar Duitsland. De Duitse kranten meldden dat Dobrindt zich verzette tegen het voorstel van Trichet omdat het ‘de democratie zou verzwakken en de soevereiniteit zou aantasten’.

Katinka Barysch, onderdirecteur van het Centre for European Reform in Londen, reageerde als volgt: ‘Misschien wel voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog staan [de Duitsers] het zichzelf toe provocerend en trots uit de hoek te komen. Hun exportgerichte, door stabiliteit gedreven economische model staat niet ter discussie. Hun deelname aan de eurozone wordt meer voorwaardelijk. Zelfs de wijsheid van het hele EU-project komt af en toe op losse schroeven te staan. Voor de generatie van Helmut Kohl was Europa een kwestie van oorlog en vrede. Voor Merkel en de meesten van haar tijdgenoten is het een kwestie van kosten en baten.’

Het ziet ernaar uit dat dit het beste is wat Europa momenteel van Duitsland zal krijgen. En dat is niet echt een geruststelling voor de toekomst van de monetaire unie en de euro.

HET EINDE VAN DE EURO JOHAN VAN OVERTVELDT

ACCO, ISBN: 9789033485824

228 BLZ., 22,50 EURO

THE END OF THE EURO

JOHAN VAN OVERTVELDT

PUBLISHER B2

ISBN-10 193284161X

ISBN-13 9781932841619

208 BLZ., 14,97 DOLLAR

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content