Hubert van Humbeeck

Het land ligt er niet wakker van. Het wacht niet echt met ingehouden adem op het moment waarop de Lambermontakkoorden in het parlement worden goedgekeurd. De staatshervorming, die meer dan een generatie politiek heeft beziggehouden, weet de gemoederen niet meer te verhitten.

Dat is geen nieuws, en laten we wel wezen: het is een goed teken. Het wil zeggen dat het de Vlamingen als gemeenschap beter vergaat dan enkele decennia geleden. We voelen ons blijkbaar niet meer aangevallen of slecht behandeld vanwege onze taal of onze identiteit. Dat is daarom geen verworvenheid voor de eeuwigheid, het is gewoon de situatie zoals ze vandaag is.

Het is ook geen reden om meewarig te doen over afspraken die ook nu met het nodige gevoel voor politiek drama op papier zijn gezet, geschreven en herschreven. De bedoeling van zo’n operatie is toch ook altijd om de staat beter te laten werken, coherenter, met meer samenhang. In een zo moeilijk en complex land als België is dat nooit vanzelfsprekend.

Dat wordt nog het beste geïllustreerd door de lijdensweg van Lambermont zelf. De akkoorden hadden, normaal gesproken, nu klaar moeten zijn om hun tocht door de parlementaire instellingen te beginnen. Daarvoor moesten de Brusselaars het vorige week onder elkaar eens worden over nog wat hangende kwesties, onder meer over een betere vertegenwoordiging van de Vlamingen in de gemeenten van de hoofdstad. Het kwam niet eens tot een gesprek – en dat betekent opnieuw uitstel.

Behalve misschien voor premier Guy Verhofstadt, die stilaan in tijdnood komt en de Volksunie kan kwijtspelen, is dat voor de Vlamingen op zichzelf niet erg. Lambermont belooft de Franstaligen geld dat ze dringend nodig hebben om hun Gemeenschap te laten werken – de Brusselaars draaien daarom wel snel weer bij. Het is een spel dat al een tijd wordt gespeeld: de Vlamingen ruilen bevoegdheden voor geld. Vaak hebben die bevoegdheden overigens nauwelijks meer dan symboolwaarde. Wie wordt er, bijvoorbeeld, beter van een splitsing van de buitenlandse handel en wie heeft daarom gevraagd?

Brussel praat deze week vast verder, zodra de PS’er Philippe Moureaux klaar is met z’n partijtje armworstelen met PRL-voorzitter Daniel Ducarme, die ook de Brusselse conferentie voor de staatshervorming voorzit. Moureaux houdt niet van de PRL. Hij gooide die partij in oktober van vorig jaar zo ongeveer eigenhandig uit de Brusselse coalities, zodat ridder François-Xavier de Donnéa de burgemeesterssjerp van de stad verloor.

Het was Philippe Moureaux dus niet zozeer om de Vlamingen te doen, en hun eis voor een Vlaamse schepen. De Vlamingen spelen in het Brusselse wereldje per slot van rekening maar zo’n kleine rol dat ze in het machtsspel tussen de baronnen van het Gewest onbelangrijk zijn. Brussel is geen Nederlands-onvriendelijke stad meer. Het provincienest is een beetje ondanks zichzelf een kosmopolitische stad geworden. Helemaal anders dan pakweg dertig, veertig jaar geleden toen de electorale successen van de radicale francofonie het klimaat verzuurden. Vlamingen die toen in Brussel kwamen, begrijpen hoe allochtonen uit de Maghreb zich vandaag in Antwerpen moeten voelen: ongewenst en buiten gekeken.

Brussel is een grote stad, en tegelijk nauwelijks meer dan een verzameling dorpen. De Vlaamse onderhandelaars die door Philippe Moureaux vorige week koud aan de deur werden gezet, vonden hem achteraf – begrijpelijk – een ‘moeilijke mens’. Toch zouden ze hem eigenlijk al zo’n twintig jaar moeten kennen; het is ook niet de eerste politieke pirouette uit zijn loopbaan. In de institutionele doolhof van de hoofdstad speelt Moureaux een thuiswedstrijd. In zijn stadhuis in Molenbeek is hij ongenaakbaar en als chef van de Brusselse Parti Socialiste kan niemand hem iets maken.

Desalniettemin lijkt het in tijden van e-government niet bijster efficiënt: al die burgemeesters in hun eigen kleine jachtgebied, elk met zijn vlag en zijn wimpel en zijn folklore. Schaalvergroting zou logischerwijs tot een beter bestuur moeten leiden, waarin bijvoorbeeld ook meer ruimte is voor een fatsoenlijke Vlaamse aanwezigheid. Het heikele onderwerp – de Brusselse gemeenten samenvoegen tot toch iets grotere gehelen – heeft nooit lang op een onderhandelingstafel gelegen. De verkaveling van de macht met zijn invloed, geld en mandaten is nog altijd te verleidelijk.

Het ontbreekt Brussel zo toch aan grandeur. Dat blijkt, bijvoorbeeld, ook uit de tragikomische slag die Bert Anciaux en Hervé Hasquin leveren om de sleutels van het bioscoopcomplex Kladaradatsch. Maar het echte probleem voor de Vlamingen is dat ze Brussel eigenlijk niet meer kennen. Het lijkt alsof ze hun belangstelling voor de stad verloren zodra ze er niet meer voor moesten vechten. Een hoofdstad wil soms ook wat aandacht krijgen.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content