In ‘The Passion of the Christ’ wordt geregeld Aramees gesproken. In het Syrische bergdorpje Maloula verstaan ze dat zonder ondertitels.

Op de weg van de Syrische hoofdstad Damascus naar het noorden zijn de afbeeldingen van Hafez al-Assad en zijn zoon Bashar, de huidige president, niet uit het straatbeeld weg te denken. Ze staren de voorbijganger tegemoet terwijl auto’s, fietsen en paardenkarren elkaar inhalen. Een stukje buiten de stad wordt het bergachtiger en binnen een uur rijden komt het dorp Maloula, omringd door populieren en verscholen in het Kalamoungebergte, langzaam in zicht.

Maloula is een klein paradijsje. Lichtblauw geverfde huisjes zijn tegen de steile bergen aangebouwd en de dakterrassen zijn met elkaar verbonden. ’s Winters wonen hier niet meer dan tweeduizend mensen en ’s zomers, wanneer de inwoners die elders werken of studeren terugkeren naar hun geboorteplaats, groeit dat aantal tot zesduizend. Dat dit een christelijk dorp is, is niet moeilijk te bespeuren. Op de rotsen zijn gigantische kruisen geschilderd en er staan bijna veertig kerken in het dorp.

Maloula is fascinerend. Het is hier en in een paar nabijgelegen dorpen dat het West-Aramese dialect, de taal waarin Jezus en zijn discipelen predikten, nog altijd als omgangstaal gebruikt wordt. ‘Ik ben in het Aramees grootgebracht’, zegt George in zijn supermarktje aan de rand van het dorp. ‘Ik voel me dicht bij Jezus als ik het spreek’, vervolgt hij. In het winkeltje, waar hij allerlei dingen verkoopt, ligt tussen de chaotische uitstalling ook de dvd van The Passion of the Christ. Met zijn familie heeft hij de film thuis wel drie keer bekeken. ‘Mijn moeder begon meteen te huilen, maar het meeste van wat er gezegd werd, konden we verstaan. Het was wel duidelijk dat het buitenlanders waren die Aramees spraken. Ze hadden eigenlijk eerst hierheen moeten komen om het te leren.’ Hij kijkt blij en vervolgt: ‘Maar Mel Gibson is mijn held; het is een prachtfilm.’ Dit is de eerste keer dat de inwoners van Maloula hun taal in een grote Hollywoodproductie kunnen horen en dat heeft duidelijk indruk gemaakt.

Gedurende zo’n tweeduizend jaar spraken een groot deel van het Midden-Oosten en een deel van de rest van Azië verschillende dialecten van het Aramees. Deze Semitische taal – zoals ook het Arabisch en het Hebreeuws – werd door de Arameeërs, Assyriërs en de Babyloniërs gesproken en was de ambtelijke taal van het Perzische rijk. Grote delen van de bijbelboeken Ezra en Daniel werden in het Aramees geschreven, net als een deel van de fameuze dodezeerollen.

Met de komst van Alexander de Grote kreeg het Aramees sterke concurrentie van de Griekse taal. In die tijd werden veel Griekse werken in het Aramees en ook in het Arabisch vertaald. De Aramese gemeenschap vormde als het ware de schakel in de kennisoverdracht van de oude Mesopotamische en Griekse gedachtewereld naar de Arabische wereld. Met de opkomst van de islam in de zevende eeuw werd de taal door het Arabisch overvleugeld. De overgang van het Aramees naar het Arabisch ging toen vrij snel; vooral het Turkse rijk stond op het invoeren van het Arabisch als de lingua franca.

Hoeveel mensen vandaag de dag nog Aramees spreken, is moeilijk te zeggen, aldus Sebastiaan Brock, een hoogleraar Aramees aan de universiteit van Oxford. ‘Er worden ruim genomen nog drie dialecten gesproken. West-Aramees in een aantal dorpen in Syrië, Centraal-Aramees in Zuidoost-Turkije en Noordoost-Syrië, en de grootste groep bestaat uit degenen die Noordoost-Aramees spreken in Irak en Iran. En dan zijn er ook nog grote groepen emigranten in Europa en de Verenigde Staten die de taal spreken’, zegt Brock. Hij voorspelt, net als veel andere specialisten, dat de kleine gemeenschappen over niet al te lange tijd hun dialect zullen verliezen. Ook is er de vrees dat de taal op een goed moment in z’n geheel zal verdwijnen.

Schaapherders en boeren

Op een zonnige dag in het voorjaar is de stemming in Maloula gemoedelijk. Een van de trekpleisters voor toeristen is het nonnenklooster van de heilige Takla. Hoewel de nonnen in het winkeltje bij het klooster cassettebandjes met Aramese teksten verkopen, spreken ze de taal zelf niet. Terwijl een aantal Aramese dialecten nog in verschillende kerkgemeenschappen gesproken wordt – de maronieten in Libanon, de Assyriërs en Chaldeeërs in Irak en Syrië bijvoorbeeld – is dat in de kerken van Maloula niet het geval. De dorpelingen zijn Grieks-orthodox en Grieks-katholiek en in de kerk wordt het Aramees dus niet gebruikt. Door het gebruik van de dorpelingen werd de taal bewaard en dat is zeer opmerkelijk.

Maloula, een bergdorp met maar weinig handel, was lange tijd zeer geïsoleerd. Men woonde in holen in de bergen en de meeste dorpelingen waren schaapherders en boeren. Die geïsoleerdheid moet een grote rol gespeeld hebben in het behouden van de taal. ‘Het feit dat we hier op landbouw georiënteerd zijn was cruciaal voor het behoud van het Aramees’, zegt George Rizkallah, terwijl hij bezig is met zijn bijenkorven, iets buiten het dorp. George, een gepensioneerde leraar Engels en Arabisch, wordt door de dorpelingen de ‘Aramese specialist’ genoemd en behalve met het Aramees houdt hij zich ook bezig met de twee andere specialiteiten van Maloula: wijn en honing.

Het blijken inderdaad de mensen die op het land werken die het Aramees het beste beheersen. Ze spreken het, maar schrijven het niet. Aangezien de taal op de natuur, het land en handwerk georiënteerd is, zijn er voor veel moderne woorden geen Aramese synoniemen. ‘Het woord vliegtuig, elektriciteit of raket kennen we niet in het Aramees’, vertelt George. ‘Die woorden moeten we omschrijven en dat kost soms wel twee zinnen óf we vinden een nieuw woord uit.’

Door satelliettelevisie, geasfalteerde wegen en verbeterde communicatie zijn de omstandigheden in Maloula de laatste jaren veranderd. Jongeren vertrekken naar de hoofdstad of het buitenland om te werken of te studeren en als ze eenmaal weg zijn, komen ze alleen in de zomer terug voor een familiebezoekje. Voor dagelijks gebruik wordt het Aramees steeds meer overgenomen door het Arabisch. In alle eerlijkheid geeft George toe dat er nog maar zo’n duizend inwoners zijn die de taal vlekkeloos spreken. ‘Alle kinderen in Maloula zouden Aramees moeten leren’, zegt hij streng. ‘Het probleem is dat veel jonge mensen liever Engels of Frans leren omdat ze daar meer aan denken te hebben. Ze vinden het Aramees een dode taal.’

De 63-jarige George beschrijft zichzelf als de enige inwoner van Maloula die lijdt en vecht voor het behoud van het Aramese dialect van zijn geliefde dorp. ‘Niemand lijkt zich echt te realiseren wat een unieke taal we hier in handen hebben’, zegt hij in zijn huis uitkijkend over de blauwe huisjes en vele kerken van het dorp. ‘Aramees is de taal van onze voorvaderen, zoiets is waardevol; we moeten er voorzichtig mee omgaan.’ Hoogleraar Brock erkent dat alleen in Maloula en de dorpjes in de omgeving nog mensen wonen die het West-Aramese dialect spreken. ‘Hoewel, door tijd en afstand, het dialect nu behoorlijk afwijkt van het dialect dat indertijd in Palestina werd gesproken, is het zonder meer uniek’, zegt hij.

Dat er in Maloula nog Aramees gesproken wordt, is voor Mario Kozah een soort droom. Zelf een maronitische christen uit Libanon, promoveerde hij in Arabisch en Syrisch-Aramees aan de universiteit van Cambridge. Een jaar geleden kwam hij terug naar Beiroet om daar aan de Amerikaanse Universiteit Aramees te doceren. Hoewel maronitische monniken in Libanon het Syrisch-Aramese dialect beheersen, zijn er nog maar een paar families die de taal thuis spreken.

‘Er is een verschil in uitspraak, maar het is niet moeilijk om elkaar te verstaan’, zegt Kozah op de campus van de universiteit in Beiroet. Hij vertelt dat Aramees veel makkelijker te leren is dan Arabisch. ‘Het is een flexibele, dynamische en logische taal’, zegt hij en hij vindt dat het Aramees, in verhouding tot het belang dat de taal jarenlang had, niet voldoende aandacht krijgt. ‘Weinig mensen weten er iets van. Het zijn oriëntalisten, specialisten en mensen met een interesse voor het Nieuwe Testament maar daar blijft het dan ook bij’, zegt hij.

Kozah is ervan overtuigd dat The Passion of the Christ mensen zal aansporen om de vergeten taal te gaan leren. Hij merkt dat meer mensen nu ineens interesse tonen en hij hoopt dat er misschien een kleine opleving zal plaatsvinden. ‘Ik was onder de indruk van het Aramees in de film. Ik verstond zo’n driekwart van wat ze zeiden probleemloos’, zegt Kozah, die vindt dat William Fulco, de 68-jarige katholieke priester en professor aan Loyola Marymount University in Los Angeles die de teksten schreef, goed werk heeft gedaan. ‘De uitspraak laat alleen heel wat te wensen over. De acteurs hadden een sterk Engels en Hebreeuws accent. Het klonk niet helemaal authentiek, maar de tekst was correct’, zegt Kozah, een van de weinige mensen die dit vandaag de dag nog kunnen checken.

Kozah heeft een passie voor de taal. ‘Zo’n tweeduizend jaar geleden sprak iedereen in deze regio Aramees. Dat is toch heel speciaal. Men lijkt te denken dat er hier altijd Arabisch gesproken werd’, zegt hij. ‘Het is ontzettend leuk om een film te zien waarin Aramees gesproken wordt en om het te kunnen verstaan. Ik hoop wat studenten te kunnen trekken met het feit dat kennis van het Aramees vandaag de dag zelfs handig is voor een optreden in Hollywoodfilms!’

Daisy Mohr

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content