‘Soepel als het kan, streng als het moet’ luidt tegenwoordig het devies van Ruimtelijke Ordening. Minister Dirk Van Mechelen laveert behoedzaam, de ambtenaren dansen op het slappe koord, Agalev en SP zwijgen.

Zomaar een verhaal uit de provincie in het jaar 2000. Marco en Tina baten een bloemenzaak uit in een Vlaamse kuststad. Liefst zouden Marco en Tina hun bloemen zelf kweken, in plaats van ze elders te moeten inkopen. Ze zoeken en vinden in het achterland een lap grond waar ze hun bloemen lucht en licht kunnen geven. Ze dienen een aanvraag in. Er komt geen eenduidig antwoord. Het mag, het mag niet, misschien wel en probeer het na de gemeenteraadsverkiezingen nog eens. ‘Je mag alleen een bestaand bedrijf overnemen’, zegt de één. ‘Je moet eerst bewijzen dat het rendabel is’, de ander. ‘Voor je begint te bouwen?’

‘Voor je begint te bouwen. Ach, moeilijk is dat niet. Zet er wat chrysanten op, neem er een foto van, voeg er jullie diploma’s bij en stuur op naar Brussel.’ Voor deze en andere goede raad, die de ambtenaar gaarne des zaterdags komt verstrekken bij een potje koffie, kan er toch zeker wel een gratis ruikertje af? ‘Zeker’, want die wijze raad hebben Marco en Tina van tientallen streekgenoten gekregen. Zes maanden later hebben ze nog altijd geen ‘ja’ of ‘nee’ op papier. De optie is intussen verstreken en de eigenares verhoogt haar prijs. Voor Marco en Tina hoeft het al niet meer wanneer nog eens drie maanden later de gemeente een ondubbelzinnige weigering op papier zet. Bij een laatste telefoontje naar de betrokken dienst vertelt iemand hen toch nog: ‘Begin te bouwen, en als het bedrijfje draait, vraag dán een vergunning. Dat is nog het beste.’

ZWEMBAD EN TEDDYBEER

Er zijn zo van die beelden. Een zwembad in een tot asielcentrum om te bouwen vakantiedorp. Een teddybeertje tussen het puin van een huis dat door bulldozers tegen de vlakte is gegooid. De minister die verantwoordelijk is voor dit laatste, het optreden tegen bouwmisdrijven, is ook bevoegd voor de media. Vanzelfsprekend niet voor wat die media precies laten zien en vertellen. En eigenlijk ook niet voor de manier waarop die media met het Vlaams Blok omgaan. Daar houdt minister-president Patrick Dewael (VLD) wel een oogje in het zeil.

Wellicht zal de kiezer Roeland Raes (Vlaams Blok) tegen 2003 al vergeten zijn. Niet dat beeld van het teddybeertje evenwel. Nog veel minder de muren waar immens vele Vlamingen met een baksteen in hun maag dagelijks op botsen: hetzij als overtreder die zich niet wil schikken naar de wet op de ruimtelijke ordening, hetzij als burger die hinder ondervindt van die overtredingen. Het is daar, te midden van de mensen, dat het Blok knuffels uitdeelt.

Op die plaatsen maken de volgende feiten weinig indruk: één, de bulldozers zijn in vijf jaar tijd niet massaal maar amper tien keer uitgerukt. Twee, vele honderden bouwovertreders gaan door de druk van het beleid in alle stilte zélf over tot afbraak. Drie, vooraleer de bulldozer uitrukt, is de sociale toestand van de bouwovertreder grondig onderzocht. Meestal blijkt de overtreder dan nog elders onroerend goed te bezitten. Vier, bij de Vlaamse ombudsman zijn het afgelopen jaar (het jaarverslag verschijnt eind maart) aanzienlijk meer klachten opgetekend van mensen die protesteren tegen het níet optreden tegen bouwmisdrijven dan van overtreders die protesteren tegen een vermeend onbillijke straf. Die laatsten bellen trouwens niet naar de Vlaamse infolijn, maar naar een advocaat en vaker nog een batterij advocaten.

Toen de bulldozers vorige zomer de laatste keer uitreden, in Langdorp (Aarschot), nam het Vlaams Blok het voortouw in het straatprotest ter plekke. Geen enkele politicus ziet zo’n volk graag in zijn achtertuin. Vraag het maar in de gemeenten waar asielcentra komen. Toch is die openlijke manifestatie van het Blok onder ‘gedupeerden’ van het beleid nog het minste kwaad. Erger zijn de invloedssferen van die partij overal waar het onkruid van burgerlijk ongenoegen, onwetendheid en/of onwil groeit.

Op 8 oktober 2000 voerde het Blok campagne met de slogan Thuis zijn. Van die affiches hingen er opvallend veel in gemeenten met een hoge concentratie aan halve of hele illegale gebouwen, zonevreemde woningen of bedrijven en al dan niet vergunde, maar illegaal want permanent bewoonde weekendverblijven. Dat de ‘gedupeerden’ – en vele politici en media met hen – al die categorieën niet zo goed uit elkaar kunnen houden, is niet verwonderlijk: bijzonder veel mensen (en partijen) hebben er belang bij dat de mist niet optrekt. Iedereen in de sector – van de bevoegde politici tot de ambtenaren en de maatschappelijke werkers – wéét hoe sterk de zwarte stemming onder de ‘gedupeerden’ is; hoe druk er onder die mensen geronseld wordt; ja, dat sommigen van hen op 8 oktober 2000 op Blok-lijsten zijn gaan staan.

POLITIEKE DRUK

Het taboe is groot, er wordt dan over gezwegen omdat die openheid het Blok zogezegd ‘nog meer aandacht zou geven dan het verdient’, maar de impact is er ondertussen niet minder om. Zo getuigen bevoegde ambtenaren vandaag van directe politieke druk om in sommige dossiers níet op te treden met als expliciete motivatie het al dan niet toekomstige zwarte stemgedrag van de overtreder. Dat de prijs die de omwonenden betalen voor de overtreding (landschap verknald, overlast, al dan niet fysieke intimidatie bij klachten, hun kleiner en volledig vergund huis veel duurder betaald, enzovoort) ook niet echt bevorderlijk is voor het vertrouwen in de politiek, ontgaat blijkbaar nog altijd velen.

Er is ook de indirecte impact van dit vergiftigd sfeertje. Ook democraten beginnen er door op eieren te lopen. Zo is de afgelopen jaren ook menig democratisch politicus bezweken voor het onbegrip en de onwetendheid in de eigen achterban over het ruimtelijk beleid. Dat leidde tot verkiezingscampagnes die soms tegen beter weten in de kiezer naar de mond praatten, zoals dat met de gespierde taal over veiligheid al langer gebeurt. Bij de VLD speelden Patrick Lachaert ( ‘Wonen en blijven wonen’) en Jaak Gabriëls bij de parlementsverkiezingen van 1999 met dat vuur. Het Nationaal Comité van Weekendverblijven (NCWV), waar het Blok eieren onder legt, kwam Gabriëls achteraf op zijn bal met veel lawaai herinneren aan enkele ‘beloften’.

Ook menig CVP’er trok in vele gemeenten op 8 oktober 2000 naar de kiezer met campagnes over zonevreemde bedrijven die recht in het hart van een stuk van de liberale achterban mikten. Ook de CVP doet niet altijd veel moeite om de burger-bedrijfsleider aan het verstand te brengen dat een zonevreemd bedrijf daarom nog geen illegaal bedrijf is.

De druk van de door het beleid geviseerde overtreders is de afgelopen jaren niet altijd puur verbaal gebleven. Eddy Baldewijns (SP) vond al vrij vroeg een kogel in de bus. En ook zijn opvolger, Steve Stevaert (SP), kreeg bedreigingen met een indirect persoonlijk drama tot gevolg. De SP wilde na de verkiezingen van 13 juni 1999 twee portefeuilles mordicus níet: Binnenlandse Zaken en Ruimtelijke Ordening.

Deze voorgeschiedenis maar om uit te leggen dat Dirk Van Mechelen (VLD) medio 1999 alles behalve een cadeau kreeg. Enerzijds kwam hij op de post toen het aantal uitvoeringsklare dossiers zich opstapelde. Er lagen er 400 op hem te wachten. Anderzijds had jarenlange oppositie van de VLD tegen het ruimtelijk beleid (consequent ‘roodgroen’ genoemd) verwachtingen gecreëerd. De VLD heeft onder zijn vleugels niet weinig bouwlustige burgers. En bedrijfsleiders op zoek naar Arbeitsraum. De VLD heeft een traditie in die connecties sinds de PVV’ers Jean Pede en Louis Waltniel de dienst uitmaakten op Ruimtelijke Ordening, toen de maakbaarheid van de ruimtelijke structuur in Vlaanderen nog niet zo drong. In sommige dossiers – bouwmisdrijven met een voorgeschiedenis van vijftien tot twintig jaar – zit dit verleden Van Mechelen letterlijk op de hielen. Nu die maakbaarheid wel dringt, en donkerblauw zich op de schaarse ruimte al eens vermengt met diepbruin, wordt de belangenverdediging bitser.

DELICATE POSITIE

Tussen die tegenstrijdige bewegingen moet Van Mechelen dus behoedzaam laveren. De slogan van de huidige mediacampagne (‘Soepel als het kan, streng als het moet’) vat zijn delicate positie kernachtig samen. De minister, zo zeggen diverse bronnen in ambtenarij en politiek, is van goede wil, maar de druk rondom hem is te groot. Gevolg is dat de slinger van het ruimtelijk beleid indien al niet terugkeert, dan toch gevaarlijk stil hangt.

In een notendop: ambtshalve uitvoeringen van vonnissen zijn er sinds juli niet meer geweest. Op 3 juli ging het om het tweede van in totaal twintig ‘uitvoeringsklare’ dossiers. Op zich al maar een selectie van nog veel meer dossiers die liggen te wachten. In een derde dossier bleven de bulldozers binnen nadat de provincie toch een vergunning had afgeleverd.

Het aantal herstelvorderingen piekte in 1998 op 2036, in 2000 was dat de helft. Het aantal vonnissen dat werd uitgevoerd daalde in diezelfde periode van 326 naar 122. Die vonnissen zelf kunnen voor 1998 zijn geveld, de oorspronkelijke pv’s zelfs jaren eerder opgesteld.

De achterstand in de behandeling van bouwovertredingen loopt op. Vorderingen tot herstel van een bouwovertreding worden soms toch nog, tegen de grenzen van het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening (1999) aan, omgebogen tot een ‘vergelijk’. Vergunningen worden derhalve toch nog soms toegekend met zwakke motivaties ofte ‘stijlformules’. Als de administratie zulke vergelijken weigert, volgt er soms een direct politiek ingrijpen om die weigering aan te vechten.

Toch blijft op papier, in het Vlaamse regeerakkoord en de beleidsnota’s van Van Mechelen, het consistent optreden tegen historische en nieuwe bouwovertredingen gehandhaafd. Meer zelfs, er is alle reden om te geloven dat de in 1996 ingeslagen weg vruchten begint af te werpen. Of toch begon af te werpen. Het aantal processen-verbaal tegen overtredingen daalde van 2963 in 1998 naar 2376 in 1999. Dat betekent níet dat er minder streng wordt opgetreden maar veeleer dat de Vlamingen voorzichtiger geworden zijn, dat ze vaker en sneller dan voordien een vergunning aanvragen vooraleer ze het truweel in de mortel steken. Die dalende trend zette zich in 2000 (met 2383 pv’s) evenwel niet door.

Het is precies omdat de machine op gang begon te komen, dat in administratieve en gerechtelijke kringen vandaag de lichte accentverschuivingen in het beleid prompt geïnterpreteerd worden als een ’terugslag’.

De tijd dringt, het aanbod aan ruimte in Vlaanderen is beperkt en moet volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (zie kader) precies worden afgebakend. De vraag naar ruimte voor woonst, recreatie, groen en economie is onverzoenbaar groot. Zolang de ruimte niet vastligt, staat de deur nog altijd open voor ad hoc-oplossingen. Er wordt geduwd en getrokken, gelobbyd door allerlei groepen, van het Algemeen Eigenaars Syndicaat tot de Confederatie voor de Bouw (die overigens in voorgaande jaren minder makkelijk tot bij de minister geraakten dan de groene lobbyisten van Natuurreservaten of Bond Beter Leefmilieu). En de sfeer op het terrein is zoals gezegd ronduit pestilent.

Deze prozaïsche werkelijkheid krijgt in de beleidsnota van de minister volgende enigmatische vertaling: ‘Met het op een planmatige en procesmatige wijze oplossen van knelpunten en dringende behoeften beogen we (…) het behoud van het maatschappelijk draagvlak voor het ruimtelijk beleid. Principieel vasthouden aan de noodzaak om over een langetermijnvisie te beschikken alvorens problemen of behoeften te kunnen oplossen, maakt van het beleid een obstructiefactor. Zonder een ruimtelijk beleid te voeren dat inspeelt op (alle) vragen, is het van belang vanuit de ruimtelijke ordening een voldoende aanbod te creëren om de dynamiek van de verschillende functies en activiteiten te beantwoorden.’

Het is op dit veld dat de spanningen tussen de protagonisten van het beleid zich afspelen. Al te ‘principieel vasthouden aan (…) een langetermijnvisie’ wordt door een vooraanstaande VLD’er vertaald als volgt: ‘Laat het mij wat overdreven stellen: in de overheidsdiensten zitten sommige krachten die extremer groen zijn dan de groenen. Hun visie komt eigenlijk hierop neer: bouwen alleen in de stad, en op het platteland alles plat.’ Omgekeerd menen velen in de ambtenarij dat frazen als ‘inspelen op (alle) vragen’ op het terrein leiden tot een terugkeer naar ‘vrijheid-blijheid’, naar nieuwe schemerzones.

HAPEREND BELEID

Signalen van een haperend beleid zijn er genoeg. Dat de ‘ambtshalve uitvoering’ als ‘laatste middel’ wordt ingezet, zoals de beleidsnota Van Mechelen stelt, betekent concreet dat overtreders wier misdrijf zo flagrant is, worden gewurgd met dwangsommen. Een optie waar niet iedereen het binnen administratie of gerecht mee eens is. Treedt de overtreder na de door het parket vastgestelde termijn zelf niet op, dan begint een dwangsom te lopen van gemiddeld vijfduizend frank per dag. De overtreder moet al zeer vermogend zijn, wil het handhaven van zijn misdrijf desondanks lonender zijn en blijven.

Toch gebeurt het. Zo is er het geval van een man die onvergund een barbecue bouwde, ter waarde van een kwart miljoen. Om verder zijn koteletten en saucissen te kunnen braden, en uit pure balorigheid, had hij tot nu toe 1.250.000 frank (31.000 euro) aan dwangsommen veil.

Blockheads, of in het Vlaams vertaald inderdaad vaak Blokhoofden.

Maar het sputteren van de machine doet zich op een veel minder spectaculair niveau voor. Er wordt getalmd, er wordt gezocht naar creatieve manieren om het half onmogelijke toch half mogelijk te maken. In West-Vlaanderen kreeg een ambtenaar die door Stevaert geschrapt was – niet wegens strafbare feiten, maar wel omdat hij te ‘soepel’ was en bijvoorbeeld zeer lang talmde om pv’s op te maken – van Van Mechelen een ’tweede kans’, deze keer als stedebouwkundig inspecteur. Onder zijn hoede en enkele van zijn ondergeschikten werd en wordt de wet tussen Veurne en Poperinge indien niet overtreden dan toch zachtjes uitgehold. Getuige de manier waarop men Henri D’Udekem D’Acoz zeer behulpzaam was (zie Knack nr. 17 van 26 april 2000).

Op het terrein zijn de lokaal zeer uiteenlopende en vaak ruime interpretaties van de slogan ‘soepel als het kan’ stilaan voelbaar. Belden de jongste jaren overtreders al vaker naar stedebouw met de melding dat ze zélf wel tot de afbraak zouden overgaan, vandaag keert de trend zich geleidelijk maar zeker om. Overtreders laten weten dat ze toch nog even de kat uit de boom kijken. Hun advocaten verwijzen graag naar ‘oplossingen’ die hen links of rechts in het vooruitzicht zijn gesteld.

Nog signalen die de voorstanders van een consistent voortgezet ruimtelijk beleid niet zinnen, zijn de ideetjes van Vlaams minister Johan Sauwens (VU) om de bouwpremie opnieuw in het leven te roepen, en van minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) om de verjaringstermijn voor sommige bouwmisdrijven op vijf jaar te brengen.

Waarom dit alles binnenskamers blijft? Omdat de materie zoals gezegd waanzinnig ingewikkeld is en de kenners ervan in de Wetstraat op één hand te tellen zijn. In de commissie Ruimtelijke Ordening van het Vlaams parlement waar over het decreet in allerijl voor de verkiezingen van 13 juni 1999 moest worden gestemd, werd de klus grotendeels geklaard door minister Stevaert en vijf technici van regeringszijde, en met Maria Tyberghien (CVP), Jacques Timmermans (SP) en Patrick Lachaert (VLD) op de parlementsbanken. Die overhaasting had bovendien tot gevolg dat het op 18 mei 1999 goedgekeurde decreet rammelt. Sindsdien zijn er 65 wijzigingen aangenomen, voornamelijk technische verbeteringen. Er staat nog eens een trein van 30 wijzigingen klaar. Nodeloos te zeggen dat inventieve advocaten van bouwovertreders in dat decreet flinke kluiven vinden.

DEZELFDE BREUKLIJNEN

Onder andere wegens de techniciteit dus, blijft een kritische analyse aartsmoeilijk of binnenskamers. Maar ook politiek leent het onderwerp zich niet tot veel weerwerk. De breuklijnen over het thema zijn nog altijd dezelfde als vóór de machtswissel: rood en groen versus blauw. Ze delen nu natuurlijk het paars-groene huis. Voor de SP is het met Stevaert als ex-titularis van Ruimtelijke Ordening behalve onkies om de minister het vuur aan de schenen te leggen, ook niet lonend. Ruimtelijke Ordening is Onderwijs niet. Overigens luidt in de Vlaamse regering het motto ook voor andere dossiers: ieder voor zijn deur.

Agalev levert evenmin veel weerwerk. De groenen moeten na anderhalf jaar paars-groen nog altijd hemel en aarde verzetten om zelfs maar een eerste schijf van de tegen 2003 beloofde 38.000 hectaren extra-groen binnen te halen (zie kader). En minister van Leefmilieu Vera Dua (Agalev) heeft een kabinetschef, Aviel Verbruggen, op wie de verdenking rust dat hij ook al eens kwistig is geweest met mortel en truweel, zonder vergunning. Gegrond of niet, in zo’n heikele materie ben je al snel kwetsbaar en is het altijd catch as catch can.

In de oppositie is de CVP evenmin de aangewezen partij voor strenge kritiek op het beleid, omdat in de eigen achterban – vooral dan op het platteland – het verzet tegen de gemeentelijke structuurplannen groot is, net als de vraag naar soepelheid. Het was immers de CVP die op het einde van de regering-Van den Brande II de scherpste criticus was van de rood-groene reglementeerdrift. Het Vlaams Blok ten slotte staat aan de kant van de overtreders. En door heel hard te zwijgen ook aan de kant van diegenen die klagen over die overtreders.

Wie kritiek heeft in de overheidsdiensten, durft zijn spreekrecht vandaag niet te benutten. Zeker niet op een moment dat de Vlaamse ambtenarij aan de vooravond van een grondige hervorming staat: daarbij zijn ‘promoties’ snel doorgevoerd.

Het gevolg van dit alles is dat de openheid om vele en vaak zeer tegenstrijdige redenen geschuwd wordt, dat de onwetendheid en het onbegrip over het beleid groot blijven. Het is in dit sfeertje dat overtreders kunnen blijven klagen over het volgens hen onbillijke beleid, dat de buren in het bijzonder en mens en milieu in het algemeen hinder blijven ondervinden van die overtredingen.

Een van de architecten van het sinds 1996 verstrengde beleid vat het vandaag zo samen: ‘Op een informatieavond kon ik een hele zaal een redelijk inzicht geven in de juistheid en billijkheid van het ruimtelijk beleid. Maar de volgende dag kwam dat beeld van het teddybeertje terug, en andere fluisterende krachten, en je moest van nul herbeginnen. Ik blijf ervan overtuigd dat een doorgedreven informatieverstrekking, en een intensief werk van dialoog en nog eens dialoog de spoken zou kunnen verdrijven. Het tegendeel gebeurt vandaag. De spoken krijgen weer alle kansen. En het beleid laat er zich door afremmen.’

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content