Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De burgeroorlog in Congo flakkert op. Er zijn berichten over nieuwe gevechten en de avondklok is ingesteld.

Op 10 juli 1999 ondertekenden de zes landen die officieel betrokken zijn bij de oorlog in de Democratische Republiek Congo een vredesakkoord in de Zambiaanse hoofdstad Lusaka. Dat voorzag onder meer in de oprichting van een vredesmacht van de Verenigde Naties (VN). Het akkoord ging officieel van kracht op 31 augustus, nadat de laatste belangrijke rebellenbeweging een rist handtekeningen had gezet. Goed twee maanden later blijkt dat het akkoord altijd een dode letter is gebleven.

“Ik denk dat we moeten uitgaan van het principe dat bijna alle protagonisten in het conflict die het vredesakkoord ondertekenden, dat grotendeels pro forma deden, om de publieke opinie in het Westen te sussen”, zegt een goed geïnformeerd diplomaat die bij de zaak betrokken is. “De belangrijkste partijen zullen vastberaden hun eigen agenda doordrukken zodra de omstandigheden dat toelaten.”

Het was in eerste instantie de propagandaoorlog die de voorbije weken een opflakkering kende: de twee voornaamste rebellenbewegingen beschuldigden de regeringstroepen van president Laurent-Désiré Kabila (de Forces Armées Congolaises of FAC) van herhaalde schendingen van de wapenstilstand.

Ze waren daarbij niet altijd coherent in hun verklaringen. Voorzitter Jean-Pierre Bemba van de Mouvement de Libération du Congo (MLC) verklaarde eerst dat het vredesakkoord voor hem van geen tel meer was, maar kwam later op zijn woorden terug: hij ging alleen in de tegenaanval na zware provocaties van de FAC, die vanuit buurland Congo-Brazzaville het noordelijke grensplaatsje Dongo hadden aangevallen. De FAC hadden ook het dorpje Libanda heroverd zo’n honderd kilometer ten noorden van Mbandaka, de hoofdstad van de Evenaarsprovincie. En ze hadden Bonkita bestookt, een plaatsje vlakbij de junglestad Basankusu. Op de Congo- en de Ubangi-stroom zouden Kabila’s soldaten enkele barges met raketlanceerders tot kanonneerboot hebben omgebouwd.

EEN AANVAL MET CARGOBOMMEN

Kabila’s woordvoerders ontkennen niet dat ze onder meer Libanda aanvielen en dat er rond Basankusu gevochten wordt. Maar ze beweren dat de MLC deze gebieden pas na de ondertekening van het vredesakkoord heeft ingenomen. En dat de FAC van de wapenstilstand gebruik hebben gemaakt om zich te versterken, zoals algemeen wordt aangenomen, ontkennen ze ten stelligste. Over de gevechten in het hart van de Evenaarsprovincie zijn ze minder duidelijk. Ten oosten van het stadje Boende zouden de FAC slag leveren met vooruitgeschoven troepen van de tweede rebellenbeweging: de Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD).

Een woordvoerder van de RCD maakte gewag van zware aanvallen, onder meer met ‘cargobommen’ vanuit de lucht, op het dorpje Wema, waarbij honderd doden zouden zijn gevallen. Ook rond andere dorpjes tussen Boende en het stadje Bokungu, in handen van de RCD, zou worden gevochten. De RCD gebruikte deze laatste – ondertussen bevestigde – aanvallen als alibi om het vredesakkoord op te blazen. Maar dat werd vorige week in Brussel dan weer gerelativeerd door de civiele leider van de RCD, de arts Emile Ilunga: voor de RCD was het vredesakkoord nog altijd geldig, zei hij.

Achter de bochten van beide rebellenleiders zitten ongetwijfeld hun voornaamste sponsors: Oeganda voor de MLC en Rwanda voor de RCD. Bemba is vorige week in de Ugandese hoofdstad Kampala op het matje geroepen door president Yoweri Museveni, die hem aanmaande om in ieder geval publiekelijk het vredesakkoord te blijven steunen. Hij had zijn lesje snel geleerd. “We trokken ons terug uit Libanda omdat we ons door het vredesakkoord niet konden verdedigden”, verklaarde hij vorige week. In het weekend was hij al duidelijker: “Dit is geen plaisanterie meer, maar een grootscheepse aanval van de FAC, die ons verplicht te reageren.”

Ilunga voelt niet alleen de hete adem van de Rwandezen in de nek, maar ook van commandant Jean-Pierre Ondekane en andere “Mobutisten” die de sterkste groep binnen de bonte RCD vormen. Er wordt al hardop gespeculeerd over zijn nakende ontslag, waarmee hij na Ernest Wamba dia Wamba de tweede civiele leider van de RCD zou zijn die dit jaar de laan wordt uitgestuurd.

Oeganda en Rwanda proberen het spel handig te spelen. Ze rekenen vooral op een economische en politieke verzwakking van Kabila om een van hun mannen in Kinshasa aan de macht te krijgen. Museveni en Rwanda’s sterke man Paul Kagame voeren geregeld onderling gesprekken om de animositeit tussen beide landen op te lossen. In de buurt van het stadje Rutshuru, helemaal in het oosten van Congo, staan Oegandese en Rwandese soldaten permanent gevechtsklaar tegenover elkaar.

Zelfs in het oosten krijgen Oegandezen en Rwandezen niet echt vat op de regio’s die ze controleren. Het gebrek aan gezag lokt stammentwisten uit, met veel doden. De gevreesde milities van de Mayi-Mayi vallen Oegandese én Rwandese troepen aan. Kabila doet een beroep op de na de genocide uit Rwanda gevluchte interahamwe: de Hutu-milities die goed van pas komen in de strijd tegen de Rwandezen op Congolees grondgebied. Overigens zijn er volgens de laatste ramingen achttien landen, stammen of organisaties in het conflict betrokken.

DE AVONDKLOK IN KINSHASA

Het vredesakkoord voorziet dat de internationale gemeenschap inspanningen levert om dit kluwen te ontwarren. Zo moesten een politiek comité en een Joint Military Commission (JMC) ervoor zorgen dat de oorlog niet opnieuw zou oplaaien. Veel geruzie ging aan de eerste concrete beslissingen vooraf, onder meer over wie voorzitter van de JMC zou worden. Uiteindelijk werd het de Algerijnse generaal Rachid Lallali.

Pas begin november hield de JMC zijn eerste vergadering. Haar vertegenwoordigers houden vol dat het vredesakkoord standhoudt, behalve in het noorden van het land. De JMC bereidt de installatie van vier regionale afdelingen voor, op de voornaamste fronten: in Lisala in Bemba-gebied, in Boende, in Kabinda vlakbij de diamantstad Mbuyi-Mayi, en in het Katangese stadje Kabalo. Dat moet de komst van een VN-vredesmacht voorbereiden.

Maar bijna iedereen gaat ervan uit dat de VN – naar goede gewoonte – te laat zullen komen. Kabila poogde wat goede wil te creëren door de Belgische hulporganisatie Memisa toestemming te geven om twee vliegtuigen met geneesmiddelen van Kinshasa naar het stadje Gemena in MLC-gebied te vliegen, zoals voorzien in het vredesakkoord. Maar op belangrijker vlakken lag hij dwars. Zo weigerde hij pertinent om waarnemers van de VN te laten vertrekken naar de steden die hij controleert.

Vorig weekend verraste Kabila vriend en vijand door in alle steden onder zijn bewind, Kinshasa inbegrepen, de avondklok in te stellen. Hij verkocht dit als een maatregel om een verrassingsaanval of een geleidelijke infiltratie van rebellen te vermijden. Hij verbood ook elke nachtelijke activiteit op de Congo-stroom, met als argument dat zijn geheime dienst plannen had onderschept voor een inval uit buurland Congo-Brazzaville, vanuit een gebied gecontroleerd door een met de “avonturiers van Bemba” bevriende rebellenbeweging.

Op de opmerking dat de rebellen geen aanstalten lijken te maken om Kinshasa aan te vallen, repliceerde een woordvoerder van Kabila dat “zolang Oeganda en Rwanda geen begin hebben gemaakt met het terugtrekken van hun troepen uit Congo, de Congolese regering niet uitgaat van de veronderstelling dat ze het vredesakkoord wensen na te leven”. Waarnemers menen dat deze beslissingen vooral bedoeld zijn voor binnenlands gebruik: Kabila wil zijn zwakke positie verdoezelen door de publieke opinie massaal achter zich te scharen tegen een gemeenschappelijke vijand.

Vorige week hadden Kabila’s woordvoerders als bliksemafleider al het bericht gelanceerd dat strijders van de Angolese rebellenbeweging Unita actief meevechten aan de zijde van de Congolese rebellen. Vanuit hun basissen in Noord-Angola zouden ze belangrijke doelwitten, zoals de Inga-elektriciteitscentrales, binnen bereik hebben. Als Kabila de Angolese regeringstroepen weer over zou kunnen halen om met hem mee te vechten, zoals in de zomer van 1998, zou de Congolese oorlog opnieuw een andere dimensie krijgen. De kans dat Congo op zijn beurt ‘Angoliseert’ wordt dan een stuk groter.

Voor de Belgische gemeenschap in Congo is het weer afwachten. Een woordvoerder van Buitenlandse Zaken liet maandag weten dat “alle Belgen in Kinshasa via het piramidesysteem van de ambassade zijn ingelicht, maar dat de ernst van de situatie voorlopig niet van die aard is dat bijkomende maatregelen nodig zijn.”

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content