De rijkste man van België, die van financiële naar industriële en media-activiteiten zapt, heeft er weer een buitenlands belang bij. Albert Frère heeft sinds kort een stem in het Duitse Bertelsmann, de derde grootste mediagigant ter wereld.
Wegens de discrete manier waarop hij een dossier binnendringt om zich daarna van de zaak meester te maken, noemen ze hem een paard van Troje. De Waalse ex-staalbaron Albert Frère is een meesterstrateeg. Langs ingewikkelde kruisverbanden en een complex web van holdings nestelt hij zich in tientallen bedrijven, leidt ze jarenlang met een defensieve strategie, om ze daarna prompt van de hand te doen. Aan Belgische, of aan buitenlandse groepen. Een Frans paard van Troje in België, noemde een tegenstander uit de haute finance hem. Belgische bedrijven die hij voor buitenlandse raids had behoed, die hij binnen de Belgische muren van zijn patrimonium gehouden had, deed hij plots de deur uit en speelde hij aan de Fransen door. Je zal maar Petrofina-aandelen in je portefeuille hebben gehad.
Onberekenbaarheid? Koele wilskracht? Of de fijnzinnigheid van een geniale handelaar? Goedkoop kopen om duur te verkopen, is naar verluidt zijn devies. Maar Frère nuanceert: ‘Het is veel gemakkelijker om te kopen dan om te verkopen. En het is als je koopt, dat je toekomstige winst of verlies worden bepaald.’
Ook toen hij in 1954 als 27-jarige met een ingevulde cheque naar de Arbed-groep stapte om Les Laminoirs du Ruau tegen de helft van de voorgestelde prijs over te nemen, besefte hij al dat verkopen zijn beste vak zou zijn. Als zoon van een handelaar in spijkers uit de streek van Charleroi – le fils d’un marchand de clous zoals hem nog lang zou worden nagefluisterd – stond hij sinds zijn zeventiende aan het hoofd van Frère-Bourgeois, dat zijn vader na zijn vroege dood had achtergelaten. De handel en wandel in een klein staalatelier kende hij dus al snel.
Hij breidde zijn zaakje uit, haalde via import en export grof geld binnen, en lijfde een aantal andere staalbedrijfjes in. Zijn techniek om onverkoopbare dingen aan de man te brengen, heeft hij ook in die periode geleerd. Toen Ruau, dat tot Hainaut-Sambre uitgroeide, met Cockerill tot Cockerill-Sambre versmolt, stootte hij de productie na verloop van tijd af. Die zou andere bedrijven immers in een zware crisis meesleuren. En hij streek miljoenen op aan commissies op de verkoop van verlieslatend staal, waarvoor hij een monopolierecht voor dertig jaar had verworven.
Ook al heeft Frère zijn staalverleden uiteindelijk de rug toegekeerd, het heeft hem geen windeieren gelegd. De overheid die eerder al geld in Frère-Bourgeois Commerciale had gepompt, zou daar nog twee keer een niet onaanzienlijke som voor neertellen: in totaal meer dan een miljard frank. Toch nam hij niet alleen kapitaal uit die episode mee, hij legde er ook de contacten voor de volgende vijftien jaar. Toen de nieuwe Franse regering zich onder leiding van François Mitterrand in 1981 op de nationalisering van Paribas focuste, kon hij een beroep doen op de goede relaties die hij in zijn staaltijd met die groep had opgebouwd. Samen met Pierre Scohier, topman van Cobepa, Gérard Eskenazi, de tweede man van Paribas, en zijn Canadese kompaan Paul Desmarais, deed hij een openbaar bod op alle Zwitserse en Belgische belangen in Paribas. Zo kon hij zijn machtsbasis als financier aanleggen. Uiteraard tot grote woede van Mitterrand.
Die participatie, een van de eerste fundamenten van zijn activiteiten in de haute finance, zou Frère met veel inzet verdedigen. Maar in 1998, het jaar van de grote uitverkoop van een aantal van zijn bedrijven, zou ook dat aandeel eraan geloven.
HOGE HEREN
De tweede pijler van zijn loopbaan als financier, de Groupe Bruxelles Lambert, was al evenzeer een erfenis uit zijn staalcarrière. In 1981 zette Frère er zijn eerste stappen, en hij besliste al snel om er een nieuwe koers mee te varen. Aan zijn zijde zat baron Lambert. Een van de hoge heren met wie hij een stroeve en psychologisch heel moeilijke relatie onderhield. ‘Ik had platvoeten en een omvangrijk figuur, en geen idee van de grootte van de groep’, zou hij later over die periode hebben gezegd. De baron wist hem niet naar waarde te schatten. Toen die zich terugtrok, trad Frère aan als de nieuwe voorzitter van GBL.
Frère was discreet, maar een durver. Hij waagde zich aan een paar buitenlandse avonturen, en brak zijn nek in een saga rond de Amerikaanse investeringsbank Drexel Burnham Lambert. Aanvankelijk leek die heel succesvol, maar het leverde hem een financiële kater van meer dan drie miljard frank op. Dankzij zijn talloze belangen in uiteenlopende bedrijven vond hij algauw troost in een ander dossier. In 1990 werd hij voorzitter van Petrofina, de belangrijkste industriële onderneming van het land. De droom ging eindelijk in vervulling.
Het was duidelijk dat hij Petrofina koste wat het kost wilde leiden en in handen wilde hebben. In de nasleep van de overnamestrijd om de Generale Maatschappij in 1988 had hij nog hevige discussies gevoerd over wie in de Belgische energiesector welke invloed zou uitoefenen. Toen liet hij Tractebel aan de Generale Maatschappij over en trok hij Petrofina naar zich toe. Toen hij 25 procent van de oliemaatschappij via GBL beheerde en 5 procent via zijn Nationale Portefeuillemaatschappij, kon het voorzitterschap hem niet meer worden ontzegd. Dat Frère in december 1998 zijn belang in Petrofina aan de Franse groep Total via een ruiloperatie van de hand zou doen, had niemand durven voorspellen. Frère was de verankeraar van België, zo luidde het.
Toen er in de jaren tachtig nog maar aan Belgische holdings zoals Petrofina geraakt werd, uitte Willy Claes hevig protest. Toen Claes in 1992 de onderscheiding van Commandeur in de Orde van Leopold aan Frère toekende, liet hij een groot vertrouwen zien: ‘Als België een twaalftal mensen met de allure van Albert Frère zou tellen, zou de verankering van al onze strategische sectoren verzekerd zijn.’
Een pittig detail: in 1997 kreeg Frère ook de titel van Commandeur de la Légion d’Honneur, een hoge Franse onderscheiding. Inmiddels had hij ook Tractebel via Suez naar de Fransen doorgeschoven en had hij zelf een belang in de Suez-groep genomen. Door een openbaar bod werd Tractebel een filiaal van het Franse Suez. Wat was er nog Belgisch in de Franse nutsgroep? Albert Frère, die via Suez een participatie in het kapitaal had.
Royale Belge onderging een vrij vergelijkbaar lot. Hoewel Frère ooit beweerde dat hij de tweede grootste verzekeraar van ons land uit handen van het Franse Axa had gered en dat hij er samen met UAP de controle over zou verzekeren, verkocht hij zijn belang in mei 1998. Een jaar eerder deed Frère ook al zijn controlebelang in de BBL van de hand, waardoor die in Nederlandse handen kon overgaan. Uit al die feiten besloot The Financial Times dat de Europese economische pijler van België in één man kan worden samengevat. Helaas slaagde die er zelf niet in om de Belgische ondernemingen voldoende uit te bouwen, om een Europese basis te kunnen vormen. Frère ziet dat anders. ‘Als we in België geen goede investeringsprojecten vinden, moeten we wel naar het buitenland trekken. Misschien zal men me ooit verwijten te vroeg Europeean te zijn geweest’, zei hij in 1998 in een interview met De Standaard.
Frère is nu 75. En hij blijft maar zakendoen. In business is hij wellicht zoals tijdens zijn tennispartijtjes van weleer. Daarbij stond hij achteraan op het terrein, maar sloeg de bal telkens terug. Hij haalt zijn zaken ook niet binnen door een confrontatie met de tegenpartij aan te gaan, maar wel door te overtuigen. Zelfs door te ‘verleiden’, zoals Le Soir ooit schreef.
In zijn jongste operatie, op het domein van de media, rijfde hij maar even een belang binnen van 25,1 procent in een mediagroep van wereldformaat, het Duitse Bertelsmann. Dat wist hij te verwerven via een ruil met zijn belang van dertig procent in de televisiegroep RTL Group. Zo haalt Bertelsmann een meerderheidsbelang van 67 procent in RTL binnen. En dat bevalt de Fransen hoegenaamd niet. Zij geloven niet dat Frère een Frans paard van Troje is. Zijn laatste zet zien ze veeleer als een Duitse coup.
Ingrid Van Daele