Is klimaatverandering onze grootste zorg? Nee, vindt de Deense skepticus Björn Lomborg, er zijn andere wereldproblemen die voorrang verdienen. Ja, vindt de groene peetvader James Lovelock, maar alleen kernenergie kan ons redden. De milieubeweging, met het Kyoto-protocol als belangrijk actiepunt, ligt aan weerszijden onder vuur. Zelfs over een simpele Hollywood-film als ‘The day after tomorrow’ woedt een heftig debat. Een verhaal over vertrouwen, voorzichtigheid en het vage verschil tussen waarheid en propaganda.

Informatie? Informatie zat. We verdrinken erin. Maar met informatie schieten we niet veel op. Wat we nodig hebben, is correcte informatie. En die wordt almaar schaarser, of steeds moeilijker te onderscheiden van foutieve informatie. We leven niet in een informatietijdperk, we leven in een desinformatietijdperk. Althans, dat vindt de Amerikaanse auteur Michael Crichton: ‘De grootste uitdaging voor de mensheid is de uitdaging om het onderscheid te maken tussen realiteit en fantasie, tussen waarheid en propaganda.’

De fantasie reserveert Crichton, bekend van onder meer Jurassic Park, voor zijn fictie. Over de realiteit, en hoe we daarover zo correct mogelijke informatie kunnen verkrijgen, houdt hij geregeld lezingen voor ondernemers en studenten. Felle lezingen. Doorwrocht. Recht voor de raap. Om over na te denken.

Zijn uitgangspunt is de eenvoud zelve: de zoektocht naar correcte en betrouwbare informatie is, per definitie, een wetenschappelijke zoektocht. Vooroordelen? Bijgeloof? Irrationele overtuigingen? Nodeloze angst? De wetenschap brengt licht in het duister. Met waarnemingen, argumenten, theorieën die kunnen worden getoetst op hun verklarend vermogen. Of verworpen, natuurlijk, als blijkt dat ze niet deugen. Helaas bevindt de wetenschap zich in een crisis, aldus Crichton, en is het onderscheid tussen waarheid en propaganda vaak ver te zoeken.

Crichton heeft het vooral gemunt op de berichtgeving over broeikaseffect en klimaatverandering. Die zou regelrecht gekaapt zijn door de propaganda van milieuactivisten. Twee keer gekaapt, zelfs. Eén: de aanwijzingen dat de aarde opwarmt, zijn volgens Crichton veel zwakker dan de betrokken wetenschappers ooit zullen toegeven. Twee: er zou momenteel geen enkele technologie voorhanden zijn die een grootschalig alternatief kan bieden voor fossiele brandstoffen. Wind, zon, kernsplitsing? Vergeet het, zegt Crichton. Als we de uitstoot van broeikasgassen écht willen beperken, kan alleen kernfusie eventueel uitkomst bieden.

Die visie staat haaks op de brede wetenschappelijke consensus die al jaren bestaat over klimaatverandering en de noodzakelijke maatregelen om de schade nog enigszins te beperken. Maar Crichton is niet onder de indruk: ‘Laten we duidelijk zijn: wetenschap heeft niets te maken met consensus. Consensus is iets voor politici. In de wetenschap is consensus irrelevant. Zodra je iemand hoort zeggen dat er over zus of zo een wetenschappelijke consensus bestaat, hou dan je portefeuille maar in de gaten, want dan nemen ze je te grazen.’

Het is maar een film

Voor wie het groene gedachtegoed is toegedaan, zijn de lezingen van Crichton nogal choquerend. Environmentalism doet hij af als ‘de favoriete religie van stedelijke atheïsten’, ‘een perfecte 21e-eeuwse herziening van traditionele joods-christelijke mythes en geloofsovertuigingen’. Dat zit zo, legt hij uit: ‘Er is een oorspronkelijk Eden, een paradijs, een staat van genade en eenheid met de natuur. Dan komt de zondeval: de staat van vervuiling. Als gevolg van ons gedrag komt de Dag des Oordeels. Wij zijn energiezondaars, gedoemd om te vergaan, tenzij we verlossing zoeken, wat we nu duurzaamheid noemen. Duurzaamheid is de verlossing in de kerk van het milieu.’

Als liefhebber van sciencefiction en spektakelfilms zal Crichton vermoedelijk weinig problemen hebben met The day after tomorrow. In de nieuwste rampenfilm van Roland Emmerich, die vroeger al Independence day regisseerde, wordt onze opgewarmde planeet getroffen door een kettingreactie van catastrofes. De ijskappen smelten. De Golfstroom wordt verstoord. Een vloedgolf overspoelt New York. Orkanen teisteren de wereld. Het hele noordelijke halfrond bevriest. Een nieuwe ijstijd! Eventjes toch, want op het einde breekt de zon weer door de wolken. Bij wijze van happy end belooft de Amerikaanse vice-president zelfs om zijn leven te beteren. Lees: het Kyoto-verdrag te ratificeren, ’s mensheids enige kans op verlossing.

De boodschap is duidelijk: wij zijn inderdaad energiezondaars. Dat kan ons duur te staan komen. Bij wijze van waarschuwing daalt de toorn van de elementen, moderne plaatsvervangers van God, eens terdege over ons neer. Gelukkig is God genadig en krijgen we nog één allerlaatste kans om ons, op een duurzame manier, te herstellen.

Het is maar een film. Het is fictie, fantasie. Toch is er met The day after tomorrow iets bijzonders aan de hand. Niet met de film op zich, maar met het debat dat erover wordt gevoerd. Een debat dat de wereld lijkt te verdelen in twee kampen.

Wetenschappelijk bekeken deugt het scenario niet helemaal: daarover is iedereen, inclusief de scenarist, het eens. De rampen die zich op het witte doek voltrekken, zijn bijwijlen erg onrealistisch. Er worden zelfs natuurwetten overtreden. Het is ook geen goede film, wegens ontzettend melig. Maar de commentaren zijn overwegend positief, ook in wetenschappelijke bladen, ook van recensenten die normaal gesproken kritisch zijn. De moraal van het verhaal, zo luidt de redenering, deugt wél. Het is allemaal niet correct voorgesteld, maar het is tenminste goed bedoeld. Niet de informatie telt, maar de intentie.

Brad Pitt in het riool

Anderzijds, en dat is minstens even vreemd, reageren sommigen haast verontwaardigd op de film. Toen hij eind mei in première ging, weerklonk in Denemarken de stem van een bekende dissident, de man wiens naam alleen al volstaat om de doorsnee milieuactivist in de gordijnen te jagen: Björn Lomborg. De ‘gesel van de groene beweging’ deed zijn reputatie opnieuw alle eer aan met zijn vlammende kritiek op al die ‘goede intenties’.

Als The day after tomorrow echt ‘maar’ een film was, aldus Lomborg, dan zou er niets aan de hand zijn. Maar het is meer dan dat: ‘De regisseur gelooft dat de opwarming van de aarde het enige probleem is dat groot genoeg is om alle landen ter wereld te dwingen om het vechten te stoppen, en samen te werken om de planeet te redden. Hij zegt dat het zijn droom is dat deze film politici tot handelen zal aanzetten.’

En dat is verkeerd, aldus Lomborg. Immoreel, zelfs. ‘We kunnen niet alles tegelijk doen. Onze middelen zijn beperkt, en onze aandacht is snel afgeleid van het ene modieuze goede doel naar het andere. We moeten onszelf afvragen of de besteding van honderdvijftig miljard dollar per jaar voor de rest van deze eeuw, om de opwarming van de aarde met zes jaar uit te stellen, wel de beste manier is om dat geld te besteden.’

Nee dus, vindt Lomborg. ‘Met het geld dat de implementatie van Kyoto in één jaar kost, kunnen we iedereen op deze planeet permanent schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen bezorgen. Maar het is natuurlijk onwaarschijnlijk dat Roland Emmerich ooit Brad Pitt zal casten als rioolbouwer in Kenya voor zijn volgende glamoureuze film. Er zijn ook weinig goede verhalen te bedenken over een regering die besluit om te investeren in malariavaccins, of een wereldconferentie om handelstarieven af te schaffen. Toch zijn dat reële opties waartussen beleidsmakers moeten kiezen, elke keer als ze een dollar uitgeven met de bedoeling om menselijk leed te verzachten.’

Is hij echt zo verontwaardigd? Jazeker, maar met de glimlach. Voor Lomborg is The day after tomorrow immers een godsgeschenk. Dat milieubeschermers de film openlijk promoten, past perfect in zijn kraam: het ontmaskeren van wat hij de ‘groene litanie’ noemt.

Lomborg slaat al drie jaar op dezelfde spijker. In augustus 2001 verscheen zijn inmiddels beruchte boek The skeptical environmentalist. Daarin legde hij alle beschikbare statistieken over de staat van onze planeet onder een vergrootglas. Zijn omstreden conclusie: in tegenstelling tot wat de groene beweging ons wil doen geloven, gaat het, globaal gesproken en op lange termijn bekeken, almaar béter met de aarde. Niet perfect, niet goed genoeg, maar wel steeds beter. De verklaring ligt volgens hem voor de hand: hoe rijker we worden, hoe meer aandacht we besteden aan het milieu. Hoe meer economische groei, hoe schoner de technologie.

Dat de aarde opwarmt, en dat de mens daar een rol in speelt, geeft Lomborg toe. Hij is dus geen negationist, zoals hij wel eens wordt genoemd door tegenstanders die hem liever demoniseren dan hem met argumenten te bestrijden. Het broeikaseffect is wel degelijk een potentieel probleem, maar onze aanpak ervan vindt Lomborg niet bepaald doordacht: het Kyoto-protocol zou veel te duur zijn voor wat het ooit zal kunnen opleveren. De temperatuurstijging die we normaal in 2100 zouden kennen, zou pas in 2106 bereikt worden: ‘De families in Bangladesh die zullen worden overstroomd, hebben dus zes jaar extra om te verhuizen.’

Als het al ooit zover komt, want de onheilsprofeten hebben niet noodzakelijk gelijk, volgens Lomborg. Zijn kritiek gaat tot diep in de kern van het groene denken, dat begin jaren zeventig wereldwijd ingang vond door het rapport van de Club van Rome: Grenzen aan de groei.

Honderd jaar te paard

Grenzen aan de groei: de titel behoort ondertussen tot het collectieve bewustzijn. De boodschap is klaar en duidelijk: er zijn ecologische grenzen aan de economische groei. Het rapport ging uit van twee veronderstellingen: de wereldbevolking en bijbehorende consumptie hebben de neiging om onbeperkt te blijven groeien, terwijl grondstoffen en andere hulpbronnen beperkt zijn. Straks zijn er zó veel mensen en zó weinig middelen, dat catastrofes onvermijdelijk worden: overbevolking, massale hongersnood, ontwrichting van het milieu, enzovoort.

De voorspelde bevolkingsexplosie is er niet gekomen, de voorspelde uitputting van grondstoffen tot dusver evenmin. In de geactualiseerde versie van Grenzen aan de groei, die zopas verscheen, blijft de basisstelling echter onverminderd intact: de mondiale economie en consumptie groeien zo hard dat we de draagkracht van onze planeet aan het verwoesten zijn.

Volgens Björn Lomborg zit onder die ‘litanie’ een fundamentele denkfout verscholen. Of liever: een gebrek aan verbeeldingskracht. Dat de wereldeconomie vandaag steeds meer olie nodig heeft, wil niet zeggen dat we morgen geen beter alternatief zullen vinden. Dat we vandaag geen technologie hebben om op grote schaal broeikasgassen uit de atmosfeer te halen, wil niet zeggen dat we dat morgen niet zullen kunnen.

Er zijn, kortom, niet zozeer grenzen aan de groei, er zijn grenzen aan onze verbeelding. En dat calculeren we te weinig in – vindt ook Michael Crichton: ‘Laten we eens terugdenken aan de mensen in het New York van honderd jaar geleden. Als zij zich zorgen maakten over de mensen in 2000, waarover zou dat dan geweest zijn? Waarschijnlijk vroegen ze zich af: waar zullen mensen genoeg paarden vinden? En wat zullen ze doen met al die paardenmest? De vervuiling met paardenmest was érg in 1900, dus een eeuw later zou dat nog veel erger worden, met zoveel meer mensen te paard.’

Het is een klassiek, maar veelzeggend voorbeeld. Lomborg en Crichton, die mekaar overigens nog nooit hebben ontmoet, delen een progressieve visie op de toekomst: ze geloven in het vermogen van de mensheid om, dankzij wetenschap en technologie, vooruitgang te boeken. Wie dat geloof niet deelt, verkiest een conservatieve aanpak en speelt voorzichtigheidshalve liever op veilig – of het nu gaat om economische globalisering, genetisch gemanipuleerde organismen of kernenergie.

Maar niet alleen de toekomstvisie verschilt. Ook in het hier-en-nu doet zich een botsing voor tussen deze twee wereldbeelden. De Amerikaanse fysicus Freeman Dyson noemt het een conflict tussen naturalisten en humanisten: naturalisten leggen de absolute prioriteit bij het bewaren van de aarde, humanisten bij ontwikkelingshulp. Het dilemma legt een fundamenteel onderscheid bloot, dat in Dagboek van een minister van Groen!-kopstuk Adelheid Byttebier glashelder wordt verwoord door Knack-collega Dirk Draulans: ‘Ik besef dat het essentiële onderscheid tussen de ideeën van Lomborg en, bijvoorbeeld, die van mij is dat de mens centraal staat in zijn gedachtegoed, terwijl ik en gelukkig vele anderen meer het grote geheel zien, de mens niet als een unieke soort beschouwen, maar als onderdeel van een wereld waarin nog andere wezens leven die de moeite waard zijn.’

Kiezen tussen idealen

Mens of biosfeer: is het eigenlijk wel een dilemma? Theoretisch misschien wel, maar moreel gesproken niet, natuurlijk. We kiezen voor allebei. Het is niet of-of, het is en-en. ‘Ja, in een ideale wereld zouden we álles kunnen verwezenlijken’, zegt Lomborg. ‘We zouden de opwarming van de aarde een halt kunnen toeroepen, corruptie en hongersnood uitroeien én de strijd tegen besmettelijke ziekten winnen. Maar we leven niet in een ideale wereld, we kunnen niet alles tegelijk doen.’

Dat doen we ook niet. Bij elke dollar die we besteden aan een goed doel, maken we, onvermijdelijk, een keuze. Maar hoe doen we dat op een verantwoorde manier, hoe halen we uit elke dollar het beste resultaat? Omdat hij die vraag al jaren stelt, en niemand een pasklaar antwoord lijkt te hebben, organiseerde Lomborg onlangs in zijn thuisbasis Kopenhagen een symposium met een aantal internationale topeconomen.

Een ambitieuze, haast duizelingwekkende onderneming. Een week lang, van 24 tot 28 mei, werd er grondig gediscussieerd over tien van de belangrijkste problemen ter wereld. Bij elk thema kwamen drie specialisten tekst en uitleg geven, over oorzaken, gevolgen en mogelijke remedies. Op het programma stonden, in willekeurige volgorde: klimaatverandering, besmettelijke ziekten, financiële instabiliteit, honger en ondervoeding, gebrek aan onderwijs, slecht bestuur en corruptie, subsidies en handelstarieven, gebrek aan drinkwater en sanitair, migratie, en gewapende conflicten. De lijst is uiteraard bijlange niet volledig, maar strookt grotendeels met de zogenaamde millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Alleen staan ze nergens gerangschikt in volgorde van prioriteit.

Om dat tóch eens te proberen, had Lomborg behalve dertig specialisten ook een panel van acht gerenommeerde economen uitgenodigd, onder wie vier Nobelprijswinnaars. Dat panel luisterde een week lang naar de uiteenzettingen, en trok zich dan terug om de tien problemen en bijbehorende oplossingen te rangschikken in volgorde van prioriteit. Aangezien economie geen exacte wetenschap is, was het resultaat een consensus: de Copenhagen Consensus.

Bovenaan de lijst met prioriteiten (zie kaderstuk) staat de strijd tegen aids. Helemaal onderaan, bestempeld als een ‘slechte investering’, staat het Kyoto-verdrag. ‘Doorgestoken kaart’, vonden sommigen in de Deense milieubeweging. Ten onrechte, want de kans dat acht internationaal gereputeerde economen zich eensgezind zouden aansluiten bij een van tevoren bekokstoofd resultaat, is quasi nihil. Bovendien kwam een aandachtig en gemotiveerd studentenpanel, een jongerenforum speciaal voor de gelegenheid samengesteld uit dertig verschillende nationaliteiten, tot ongeveer dezelfde conclusie.

Toch blijft de verdenking wegen. Is het een samenzwering? Zijn opiniemakers zoals Michael Crichton en Björn Lomborg verkocht aan de industriële lobby? Er is niets dat daarop wijst. Zijn hun acties een onrechtstreekse steunbetuiging aan de Amerikaanse president, die Kyoto blijft afwijzen? Welnee. Zulke verdachtmakingen zijn even onvruchtbaar als het verwijt dat Europese beleidsmakers ‘gekaapt’ zijn door de milieulobby. In de bioscoop maakt het misschien weinig uit, maar in een ernstig debat zou niet de intentie, maar de informatie toch mogen primeren.

Aan de intentie van James Lovelock twijfelt niemand. Toch neemt ook hij sinds kort het Kyoto-protocol onder vuur. Niet omdat het te ver gaat, maar omdat het niet ver genoeg gaat. Volgens deze peetvader van de milieubeweging moeten we een aantal van onze egoïstische angsten overboord gooien, en ons onder meer wenden tot een bijzonder milieuvriendelijk alternatief voor fossiele brandstoffen: kernenergie.

De wraak van de aarde

Het was even schrikken toen zijn verrassende pleidooi een paar weken geleden opdook in de Britse krant The Independent. De nu 84-jarige Lovelock is een van de oervaders van de groene beweging. Hij ontdekte de toename van ozonvernietigende CFK’s en bedacht de zogenaamde Gaia-theorie, die de hele biosfeer beschouwt als één groot organisme – met de mens als een soort schadelijke parasiet.

Wakker worden, luidt zijn advies. Als we de schade enigszins willen beperken, en tegelijk onze medemens in de ontwikkelingslanden een kans willen geven, moeten we het roer drastisch omgooien. In het Britse maandblad Prospect verklaart Lovelock zich nader. Het is, ook in zijn ogen, een kwestie van prioriteiten: ‘De fout van de moderne groene beweging is haar zelf-genotzucht, haar hypochondrische obsessie met persoonlijke gezondheidsrisico’s zoals pesticiden en andere ongewenste chemicaliën in ons voedsel, nucleaire straling en genetische manipulatie. Groenen koesteren de illusie dat als de hele planeet zou overschakelen op organische landbouw, alles in orde zou zijn.’

Maar een terugkeer naar ‘het romantische ideaal van een pre-industriële aarde’ is onmogelijk, aldus Lovelock. We hebben nu eenmaal meer dan zes miljard monden te voeden, de broeikasgassen stapelen zich onherroepelijk op, dus onze aanpak moet veel doortastender zijn dan wat het Kyoto-verdrag inhoudt: ‘Vernieuwbare energie en duurzaamheid zijn nobele concepten in een periode van ecologische vrede, maar ontoereikend wanneer we van de aarde onze vijand hebben gemaakt. Wat we nodig hebben, is een goed geplande voorbereiding voor de schade die spoedig zou kunnen komen.’

Lovelock ziet drie mogelijke strategieen om het hoofd te bieden aan ‘de wraak van de aarde’. Eén: alles op z’n beloop laten, een paar cosmetische ingrepen zoals Kyoto niet te na gesproken. In dat geval blijft de aarde opwarmen. Twee: de ‘diepgroene’ weg, met alleen nog maar organisch voedsel, vernieuwbare energie en alternatieve geneesmiddelen. Dat is goed voor de gezondheid van de aarde, maar moordend voor een groot deel van de wereldbevolking, misschien verdwijnen er zelfs volledige beschavingen. Drie: de hightechstrategie, volgens Lovelock ‘de minst onprettige’.

‘In het laatste geval moeten we wetenschap en technologie omhelzen’, schrijft hij. ‘Als we dankzij genetische manipulatie meer voedsel hebben op minder oppervlakte, dan moeten we het gebruiken. Als de chemische en biochemische industrie synthetisch voedsel kan produceren met koolstofdioxide, water en zuurstof, laten we dat dan doen en de aarde laten rusten. We hebben een portfolio van energiebronnen nodig, waarin kernenergie een grote rol moet spelen, tenminste tot kernfusie een optie wordt. En we moeten ermee ophouden ons zorgen te maken over de kleine risicio’s op kanker door chemische stoffen of straling. In Engeland zal een vierde van de bevolking hoe dan ook aan kanker sterven, vooral omdat we lucht inademen die doordrongen is van een bijzonder kankerverwekkende stof: zuurstof.’

Meer wetenschap, minder propaganda. Meer oog voor de ontwikkelingslanden, minder westerse zelfgenoegzaamheid. Hoewel ze grondig van mening verschillen over de ernst van het broeikaseffect, zijn James Lovelock, Björn Lomborg en Michael Crichton het daarover volkomen eens. ‘Uiteindelijk kan alleen wetenschap ons een uitweg bieden’, aldus Crichton. ‘En als we toelaten dat wetenschap gepolitiseerd wordt, dan zijn we verloren. Dan komen we terecht in de internetversie van de duistere eeuwen, een tijdperk van verschuivende angsten en wilde vooroordelen, overgedragen op mensen die niet beter weten. Dat is geen goede toekomst voor de menselijke soort. Dat is ons verleden. Het is tijd om de religie van de milieubescherming te verlaten, en terug te keren naar de wetenschap van de milieubescherming, zodat we daarop onze publieke beleidsbeslissingen stevig kunnen baseren.’

Door Joël De Ceulaer

‘Uiteindelijk kan alleen de wetenschap ons een uitweg bieden.’ (Michael Crichton)

‘We kunnen niet alles tegelijk doen, onze middelen zijn beperkt.’ (Björn Lomborg)

‘De bezwaren tegen kernenergie zijn onwetenschappelijk en pervers.’ (James Lovelock)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content