De Brusselse hoogmis ter ere van de euro liep uit de hand doordat Valéry Giscard d’Estaing de Maastrichtnormen relativeerde.
NIET IEDEREEN BESEFT het al, maar Europa is opnieuw gemobilizeerd. Die ?beslissing” nam de wat overjaarse generaal Jacques Santer vorige week in zijn Brussels hoofdkwartier. Op het einde van een driedaagse over de Europese muntunie zocht de kommissievoorzitter zijn toevlucht tot deze lachwekkende oorlogsretoriek. Voor een uitgelezen publiek van bedrijfsleiders, captains of industry, bankiers en vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging en konsumentenorganizaties alleen de vakbondsleiders ontbraken , lanceerde Santer de campagne, die de Europese burgers van het nut van de eenheidsmunt moet overtuigen. ?De regeringen, de centrale banken, de ondernemingen, de administraties en de media zijn van nu af aan gemobilizeerd. We moeten met de burger een vertrouwenspakt afsluiten en hem doen inzien dat een gemeenschappelijke munt de beste waarborg is voor ekonomische groei en werkgelegenheid.” Santer deed stoer en praatte met de zelfverzekerdheid van de man die weet dat de minste twijfel absoluut verboden is. Nog meer dan in België moet de Europese gids zelfvertrouwen uitstralen. Volgens de nieuwste Europese richtlijnen moeten leiders zich immuun tonen voor de tegenvallende groeicijfers, de stijgende werkloosheid en het rekordaantal bedrijfssluitingen. Alleen de eerste januari van 1999 telt echt. Dan moet en zal de eenheidsmunt, de euro dus, een feit zijn.
Ondanks de vele dure eden is het nog lang zover niet. De begrotingstekorten zijn weerbarstig, de politici wankelmoedig en de publieke opinie terughoudend. Een opiniepeiling, enkele dagen voor kerstmis uitgevoerd bij vijftienduizend mensen in de vijftien lidstaten, bevestigde de skepsis. De Europese kommissie doet echter of haar neus bloedt. Een solide meerderheid is vòòr de eenheidsmunt, konkludeerde ze bij het vrijgeven van de resultaten van de enquête.
Sinds de top van Madrid, waarop de regeringsleiders de startdatum vastlegden, steeg het aantal voorstanders fors, klinkt het in de peptalk. De cijfers geven een ander beeld. De solide meerderheid bedraagt slechts 54 procent, nauwelijks 2 procentpunt meer dan het jaar voordien. Met 67 procent voorstanders belandt België na Italië (74 procent), Luxemburg (70 procent) en Frankrijk (68 procent) op een eervolle vierde plaats. Dan volgen Spanje en Ierland (66 procent), Griekenland (65 procent) en Nederland (58 procent). In meer dan zeven landen bestaat er geen meerderheid. Alle Skandinavische landen, maar ook Portugal, Groot-Brittannië, Oostenrijk en zelfs Duitsland spreken zich uit tegen een muntunie. Met slechts 29 procent voorstanders getuigt Denemarken van het minste entoesiasme, in de mate van gebrek aan geestdrift gevolgd door Zweden (30 procent), Groot-Brittannië (36 procent) en Duitsland (38 procent). Vooral dat laatste cijfer geeft te denken en wettigt de vrees dat de Duitse politici uiteindelijk wel eens afstand kunnen nemen van de muntunie. Die kans is des te groter, omdat 1998 een verkiezingsjaar is.
ELDORADO.
De enquête verstrekt nog meer nuttige informatie. Mannen stellen zich positiever tegenover de euro op dan vrouwen en jongeren zien de Europese munt meer zitten dan ouderen. 52 procent van de 15- tot 24-jarigen noemen zich pro eenheidsmunt, terwijl slechts 41 procent van de 55-plussers het heil van de euro onderkent. Reizen en shoppen worden gemakkelijker met de eenheidsmunt, daarover is zowat iedereen het eens. Maar voor de rest boezemt de eenheidsmunt de bevolking opvallend weinig vertrouwen in. Ruim 41 procent denkt dat de Emu niet voor een versnelde ekonomische groei zal zorgen, en een meerderheid (52 procent) gelooft niet dat ze zal leiden tot meer werkgelegenheid. Vooral die laatste twee meningen willen de kommissie en de regeringen de volgende maanden bijsturen. Bij het charme-offensief zullen ze niet bepaald zuinig omspringen met middelen en argumenten.
Lamberto Dini, de demissionaire Italiaanse premier en momenteel voorzitter van de raad, zette de toon. ?Momenteel worden we met een publieke opinie gekonfronteerd, die veeleer sceptisch, zoniet negatief tegenover de Emu staat. Onze inspanningen moeten zich richten op het opruimen van het vooroordeel dat minder overheidsschuld meer werkloosheid en minder groei zou veroorzaken. De Europese autoriteiten en de lidstaten hebben de dwingende plicht om de voordelen van de Emu zo helder mogelijk uit te leggen.”
Voorwaar geen simpele opdracht, al ontbreekt het niet aan adviezen. Op de Brusselse ronde-tafelkonferentie dienden zich deskundigen te over aan, die de kommissie met raad en daad willen bijstaan. Carlo De Benedetti, bijvoorbeeld, vond de weg naar Brussel opnieuw. De baas van Olivetti nam de groeiende onrust in Europa waar. ?De mensen vrezen een ekonomische krisis. We moeten hen uitleggen dat de eenheidsmunt daartegen de beste remedie is. Ze maakt namelijk kompetitieve devaluaties onmogelijk en het geld goedkoper. Het kan de groei alleen bevorderen, zeker als we de monopolies schrappen en de starre arbeidsmarkt doorbreken.” Jean Quatresooz van Inra advizeerde de beleidsverantwoordelijken om een positief verhaal op te hangen. ?Als de euro de deuren van het Eldorado opengooit, doen we er goed aan om niet teveel uit te weiden over de moeilijke tocht er naartoe. Laten we vooral de voordelen belichten.” Of laten we kunstenaars inschakelen, suggereerde Claude Bolland. ?Zij spreken de verbeelding aan. Het zijn ook profeten die vlugger dan anderen de grote veranderingen in de samenleving aanvoelen.” Voorts hoopte Bolland dat er nu vlug een museum van de Europese eenmaking komt. Het zou iets futuristisch moeten zijn.
De volgende maanden zal er veel geld aan de campagne voor de euro worden besteed. Sommige kommunikatiespecialisten zullen daarvan aanzienlijk beter worden. De slag om de publieke opinie mag onder geen beding verloren worden. Etienne Davignon van de Generale Maatschappij, die was ingehuurd om een werkgroep te leiden, oordeelde het wel nuttig de deelnemers te waarschuwen. ?Een informatiecampagne is heel iets anders dan een propagandaslag.”
DOOS VAN PANDORA.
Met de Brusselse driedaagse begon de countdown van de euro. Alles leek tot in de perfektie georganizeerd, dissidente stemmen waren geweerd en de grote namen en de bekende gezichten rekruteerden veel mediabelangstelling. En toch liep het allemaal fout. Op zijn eentje verknalde de laatste spreker, de vroegere Franse president Valéry Giscard d’Estaing nochtans een man van onbesproken Europese reputatie , het opzet van Santer en zijn kommissie. Giscard, die in eigen land moet vechten om aan het hoofd van de UDF te blijven, stak aardig van wal en trok fel van leer tegen de tegenstanders van de eenheidsmunt. Die moeten hun campagne stoppen, want de Emu is demokratisch beslist. Hij zei het niet met zoveel woorden, maar volgens Giscard zijn de principiële tegenstanders verdacht : in feite spelen ze onder één hoedje met de spekulanten die jaarlijks een paar miljard dollar verdienen aan de muntschommelingen. Giscard, die met Helmut Schmidt het vaderschap van het EMS kan opeisen, vindt dat de eenheidsmunt hoe dan ook op 1 januari 1999 moet starten. ?Indien er onzekerheid over de datum blijft bestaan, wordt het hele dossier onbeheersbaar.”
So far so good. Tot dan ontpopte Giscard zich als de zoveelste vertolker van het ortodoxe monetaire evangelie van Brussel en Frankfurt. Maar toen boog hij zich over de criteria van Maastricht en opende de doos van Pandora zich. Giscard noemde het zinloos om zich in de huidige omstandigheden aan de drie-procentsnorm te houden. ?Gezien de recessie is het redelijk om geen bijkomende inspanningen te vragen. Er dringt zich vandaag een flexibele interpretatie op, anders riskeren we in een deflatoire spiraal te belanden.” Giscard goochelde nog even met de artikelen 109J en 104C, paragraaf 6 van het verdrag van Maastricht en rondde zijn betoog af met een onsterfelijke one-liner : ?C’est la monnaie qui fera l’Europe.” Enkele minuten later schreed hij uit de vergaderzaal op de manier die alleen Franse presidenten meester zijn.
Een half uur later brak de hel los. Santer had heel veel woorden nodig om niets te zeggen. Hij had Giscard niet gehoord, omdat hij met de kommissie op nieuwjaarsvisite bij koning Albert was. Bijgevolg kon hij geen standpunt innemen. Het was de goedlachse kommissievoorzitter aan te zien dat hij daar niet om rouwde. Een paar uur later sloeg de Franse regering aan het kakelen. Buitenlandminister Hervé de Charette vond de tussenkomst van Giscard een nuttige bijdrage in het debat. Premier Alain Juppé repliceerde dat zijn regering niet over het voorstel van Giscard had gepraat en dat ook niet van plan was. Een paar uur later verklaarde minister van Industrie Franck Borotra dan weer dat, mocht hij voor de keuze staan tussen Maastricht en werkgelegenheid, hij voor de jobs zou opteren. Die verklaring liet dan weer het Elysée niet over zijn kant gaan. ?Er bestaat geen tegenstelling tussen Europa en werkgelegenheid,” dekreteerden de diensten van president Jacques Chirac.
HEILIG.
De tegenstrijdige verklaringen misten hun effekt niet. Op de wisselmarkten verloor de Franse frank voor het eerst sinds weken terrein tegenover de Duitse mark. Mogelijk schudt een en ander de spekulanten uit hun winterslaap. Want behalve de dissonante stem van Giscard en het krakeel binnen de Franse regering, gooiden ook de verklaringen van de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken Carlos Westendorp en de bedenkelijke Duitse begrotingsprognose olie op het vuur. Ondanks de richtlijnen van Brussel opperde Westendorp dat uitstel van de muntunie misschien noodzakelijk werd. Het ekonomisch jaarrapport van de Duitse regering illustreert dan weer hoe Duitsland zelf met de normen van Maastricht worstelt. Het overheidstekort, dat vorig jaar aanzienlijk slechter uitviel dan gepland, zal ook in 1996 boven de drie procent blijven. Zonder een nieuw besparingsprogramma of een spectaculaire verbetering van de konjunktuur zal het op 3,5 procent eindigen.
Toch blijft de strekking van Theo Waigel in de Duitse regering voor de strikte Maastricht-normen pleiten, en zweren bij de interpretatie van de boekhouders of de Duitse centrale bank. Daartegenover tekent zich almaar duidelijker een politiek afwijzingsfront af. Giscard behoort erbij, maar ook een Jacques Delors, Fons Verplaetse, de meeste sociaal-demokraten en premier Jean-Luc Dehaene (CVP). Op de Brusselse driedaagse was die voor één keer biezonder duidelijk, zelfs voor wie niet tussen de regels kan lezen. ?De Emu was een bewuste politieke keuze en uiteindelijk zullen de politieke leiders die knoop moeten doorhakken. (…) Niemand is gediend met een monetaire over-kill en soms krijgen we de indruk dat sommigen nog altijd de strijd van het verleden voeren. Vandaag is de inflatie in vele EU-landen onder kontrole of, beter nog, onbestaande. Een politiek van kompetitieve desinflatie werkt even ontwrichtend als een politiek van kompetitieve devaluaties.”
Net als Giscard meent Dehaene dat de begrotingstekorten politiek, lees soepel, moeten geïnterpreteerd worden. Voor de eerste-minister is de drie-procentsnorm niet langer heilig. Tenzij in zijn eigen land.
Paul Goossens
De ronde-tafelkonferentie in Brussel moest de promotie van de euro opstarten, maar noteerde nogal wat valse noten.
Valéry Giscard d’Estaing in Brussel : pleidooi voor flexibiliteit.
Erik Derycke : op het terrein van de premier.