Geen scholenbouw meer via pps

PPS 'Ook een publiek-private samenwerking rijdt zich vast in regels en rechtspraak.' © ROGER JOB/REPORTERS
Hannes Cattebeke
Hannes Cattebeke Freelance journalist voor onder meer Knack

Ook Open VLD erkent dat publiek-private samenwerking geen toverformule gebleken is.

In de commissie Financiën van het Vlaams Parlement was er afgelopen week opvallend weinig deining over het voornemen om de bouw van scholen in de toekomst niet langer te financieren via publiek-private samenwerking (pps). Nochtans werd de alternatieve formule binnen de Vlaamse regering het afgelopen decennium vaak als een toverformule ingeroepen om grote en dure projecten sneller en efficiënter te realiseren. Maar van de 150 voorcontracten voor renovaties en nieuwbouw van scholen die op die manier waren gesloten, is er nog geen énkel lokaal gebouwd. Voor de bouw van 200 andere projecten zal er daarom niet meer via pps worden gewerkt.

‘Door het nijpende tekort aan klaslokalen was snelheid een belangrijke voorwaarde. Maar pps is inderdaad geen wondermiddel gebleken’, zegt Sas van Rouveroij, fractieleider van oppositiepartij Open VLD. Begin jaren 2000 waren het vooral ministers uit zijn partij die zich profileerden als de grote pleitbezorgers van de alternatieve financiering. ‘Maar als het beoogde effect zich niet bewijst in de praktijk, moet je daar ook niet verder op inzetten.’

Dat pps ook duurder blijkt, heeft grotendeels te maken met het feit dat de levenscyclus van een project wordt ingecalculeerd. Dat houdt in dat van bij het begin niet alleen de bouw maar ook de onderhoudskosten in rekening worden gebracht. ‘In de klassieke formule was dat altijd het pijnpunt’, zegt Van Rouveroij. ‘Wie enkel rekening houdt met de bouwkosten maar niet met het feit dat er achteraf ook onderhoudskosten komen, bedriegt zichzelf. Als pps door die levenscyclus duurder uitvalt, heb ik daar dus geen problemen mee. Want het is net een teken van verantwoord beleid.’

Volgens Van Rouveroij is echter gebleken ‘dat veel pps-projecten zich net zo goed als bij de klassieke manier van werken vastrijden in het moeras van regels en rechtspraak. Om de projecten rond te krijgen, zijn ook de fiscale en juridische kosten een stuk hoger. Vandaar dat er zeker in bepaalde gevallen een betere oplossing mogelijk is.’

Open VLD benadrukt wel dat de koerswijziging niet betekent dat er nu volledig moet worden afgestapt van pps. Van Rouveroij: ‘Er zijn ook voorbeelden te noemen waar het wel sneller is gegaan. Bij de aanleg van sportvelden, zwembaden en sporthallen zijn er de afgelopen jaren wel successen geboekt. Een ander concreet voorbeeld is de aanleg van het ontbrekende stuk snelweg van de R4 rond Gent. In de klassieke formule zou je voor die 3,5 kilometer asfalt, twee bruggen en twee kunstwerken, onderhoudskosten moeten bijschrijven in de jaarlijkse begroting. Het risico bestaat dat daar politiek flexibel mee wordt omgesprongen. Door de pps zijn die kosten echter automatisch voorzien. Zo heb je de garantie dat je daar alvast geen nieuwe achterstand zult oplopen. Vroeger is dat in de klassieke formule nooit gebeurd. Zo komt het dat, zelfs als minister van Openbare Werken Hilde Crevits (CD&V) in haar opzet en haar inhaalbeweging slaagt, de achterstand voor snelwegen pas zal worden weggewerkt in 2015. En die voor gewestwegen pas in 2020.’

Hannes Cattebeke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content