Han Renard

Strijdlustige flaminganten, ze behoren stilaan tot het rariteitenkabinet van de intellectuele elite. Hubert De Sy, een van die curiosa, schreef zopas een vlammend boek over de verloren Vlaamse zaak.

Als de titel van het boek, Het belgicistisch regime en de Vlaamse maar versnipperde Beweging, al weinig dubbelzinnigheid laat bestaan, dan neemt de flaptekst elke twijfel weg over de portee van De Sy’s betoog. ‘Waarschuwing!’ zo valt te lezen, ‘dit is een hekelschrift. Het verkondigt politiek uiterst non-correcte meningen.’ En daarmee is De Sy zichtbaar in zijn element.

Hubert De Sy, regent Nederlands, geschiedenis en Frans van opleiding, is nu 80. Van 1946 tot 1960 werkte hij in Belgisch Congo, eerst als ambtenaar en later ook als kabinetsattaché van de gouverneur van de Kivu-provincie. Na zijn terugkeer in België oefende hij verschillende functies uit. Hij werd onder meer, door een samenloop van omstandigheden, directeur van de Vlaamse Elsevier. ‘Een mislukt avontuur. Ik wist niets van uitgeven, maar ze boden me condities die ik als vader van drie kinderen niet kon weigeren.’ Op het eind van zijn loopbaan werkte hij voor het VEV. Hij was er verantwoordelijk voor de relaties met de bedrijven.

Eigenlijk had de erudiete De Sy een boek willen schrijven over de in zijn ogen alomtegenwoordige corruptie in de politiek. Het is uiteindelijk een boek geworden over de Vlaamse onmacht, opgedragen aan Lode Claes en Maurits van Haegendoren, die volgens De Sy als geen ander begrepen dat het echte drama van de Vlamingen is dat zij de eigen meerderheid binnen het Belgische bestel hebben opgegeven.

Voor onze afspraak heeft hij een mapje met artikels van ondergetekende aangelegd, om na te gaan of er ergens een Vlaamse reflex te bespeuren valt. Aan zijn gezicht is af te lezen dat hij het maar zozo vindt. De verschijning van De Sy – lang, mager, spierwitte haren – doet denken aan een Keltische druïde. Of ligt het aan de zilveren kelk waaruit hij zijn wijn drinkt?

In Congo leerde hij Swahili. ‘Zelfs de Belgische kolonisator vond dat de mensen in de eigen taal moesten worden berecht. Maar toen ik terug kwam in Brussel, moest ik een glas bier bestellen in het Frans. Ik spreek beter Frans dan de meeste Franstaligen, maar daar gaat het toch niet om. Zo ben ik flamingant geworden.’ De door De Sy erg bewonderde Lode Claes noemde hem een primaire flamingant. ‘Dat is iemand die niet van huis uit flamingant is, maar het om bepaalde redenen geworden is.’ In zijn geval: een geschokt rechtvaardigheidsgevoel. ‘Dat heb ik van mijn vader, die kon ook niet tegen onrechtvaardigheid.’

Zelf actief worden in de Vlaamse beweging, was er voor De Sy niet bij. ‘Ik ben een eenzaat, ik houd niet van het verenigingsleven.’ Wél luchtte hij met grote regelmaat zijn gemoed in brieven aan ’t Pallieterke. Sommige weken werden er twee, zelfs drie epistels van zijn hand gepubliceerd, soms onder een schuilnaam. ‘Theofiel Tegendraads was er zo een.’ Honderden brieven heeft hij inmiddels naar kranten en tijdschriften gestuurd. ‘Ze zitten allemaal in mijn computer, maar ik ga ze uitwissen, ze zijn van geen enkel belang.’

Zoals zijn brieven, is ook het boek, aldus de auteur, geboren uit de verontwaardiging over de ‘afstand tussen politieke woorden en daden’. Ter illustratie vertelt hij over zijn vroegere enthousiasme voor Verhofstadts Burgermanifesten. Nu stelt hij vast dat paars-groen geen regering is, ‘maar een hutsepot’. Het is bovendien ‘een regering Michel-Di Rupo, waaraan Verhofstadt zijn naam heeft geleend’.

SCHANDALIG ONVERMOGEN

Het schandalige onvermogen van de Vlamingen om tot echt zelfbestuur te komen, is in de eerste plaats de schuld van de Vlamingen zelf, vindt De Sy. ‘Wie geeft er nu zijn numerieke meerderheid uit handen?’

De toekomst ziet De Sy somber in. De Vlaamse beweging heeft geen megafoon (de schuld van de Vlaamse pers) en geen achterban meer (de eigen schuld). ‘De Vlaamse beweging is opgedoekt, en wat er nog overschiet, maakt voortdurend ruzie.’ De Sy ziet twee redenen voor die deplorabele toestand. De Vlaamse beweging heeft zich opgesloten in een wereldvreemd academisme. Een tweede boosdoener is de consumptiemaatschappij, waardoor de mensen alleen nog met zichzelf, en niet meer met de gemeenschap bezig zijn.

De architecten van de opeenvolgende staatshervormingen vinden uiteraard geen genade bij De Sy. ‘Politiek Vlaanderen heeft niets bereikt.’ Niets? ‘Niets nee. En zeker niet de VU. De VU is opgericht voor amnestie en zelfbestuur. Ze hebben noch het een, noch het ander gerealiseerd.’ Met de pogingen van onder anderen Patrik Vankrunkelsven om de VU ‘linkser te maken’ kon hij wel instemmen. ‘De Vlaamse beweging is kapot gegaan aan de afzijdigheid van links.’ Verontwaardigd: ‘Maar nu gaat hij naar de VLD!’

Mensen die beweren dat Vlaanderen al een lange weg heeft afgelegd, zijn dus stekeblind. ‘Elio Di Rupo bepaalt nog steeds of wij onze arbeidsvoorwaarden mogen veranderen.’ De zogeheten verworvenheden worden dan weer als zoethoudertje gebruikt. ‘Jullie hebben toch al een parlement, wat willen jullie nog meer?’ De vraag stellen is ze beantwoorden. ‘Zelfbestuur natuurlijk! Binnen of buiten België, dat maakt me niet uit. Al is het beter binnen België, want scheiden doet lijden.’

Maar voor zelfbestuur is het definitief te laat. De verfoeide, want ‘ondemocratische’ grendels maken immers dat elke grondwetswijziging door de Franstalige minderheid kan worden geblokkeerd. Bovendien – als u dat nog niet in de gaten hebt, moet u De Sy maar lezen – is de restauratie van la Belgique à papa volop aan de gang. Met dank aan het ‘consortium’ – een term van Manu Ruys – dat lapidair uitgedrukt bestaat uit koning, kerk en kapitaal.

Een complot dus. Of is dat toch wat overdreven? ‘Zeker niet,’ antwoordt hij heftig, ‘een samenzwering noem ik het. Laten we alleen nog maar de pers eens bekijken. De Standaard was vroeger een Vlaams strijdblad. Nu is de krant in handen van de familie Leysen en telt alleen nog het geld.’ Iedereen zit mee in dat complot, de hele Vlaamse maatschappelijke, politieke, economische en intellectuele bovenlaag. ‘En als het niet uit ideologische overwegingen is, dan wel uit mercantiele’, schampert De Sy.

Naast de teloorgang van de Vlaamse zaak, is het ‘intellectueel terrorisme’ een van zijn grote zorgen. Die intellectuele terreur ziet hij onder meer aan het werk in de strijd tegen het racisme. ‘Ik ben absoluut geen Blokker, maar wie gaat men vervolgens uitsluiten? Racisme mag niet, rechts mag niet… De vrijheid van opinie bestaat eigenlijk niet meer.’ Weten die linkse jongens, die ‘retroprogressieven’, dan niet dat mensen als Rosa Luxemburg bij herhaling verklaard hebben, met een knipoog naar Voltaire, dat vrijheid altijd de vrijheid is van andersdenkenden? ‘Ik heb niets tegen links,’ vervolgt hij op confidentiële toon, ‘wel integendeel, maar dat zijn geen linksen, dat zijn pseudo-linkse tafelspringers.’

De Sy heeft er een handje van zich altijd in goed gezelschap te bevinden. Koketteren met politiek ‘niet-correcte’ uitspraken, dat wel, maar die in dezelfde beweging onderbouwen met onverdachte bronnen – het is een truc die hij constant toepast in zijn boek.

Het is dus doffe ellende alom, ofschoon het gerechtvaardigd is een sprankel hoop te stellen in de figuur van Geert Bourgeois. ‘Ik heb een interview bijgewoond dat werd afgenomen door mijn vrienden van het blad Meervoud, linkse jongens, maar verstandige mensen, en ik vond dat een intelligente, bezadigde meneer. Hoewel ik vrees dat hij het niet zal halen. Ik hóóp het natuurlijk wel.’

Het ligt ook aan de kwaliteit van het personeel van de Vlaamse beweging, geeft hij toe. ‘Ik was een groot bewonderaar van Pim Fortuyn.’ Bourgeois is een fijne man, maar iemand als Pim Fortuyn, dat hebben wij hier niet.’ Peter Deroover heeft het niet zo slecht gedaan, vindt De Sy, maar hij heeft wel het (rechtse) weekblad Punt doen mislukken door zijn academisme.

Het taalgebruik van De Sy, die zijn boek overigens in eigen beheer uitgaf, komt tamelijk agressief over. ‘Slecht karakter, zegt mijn vrouw. Ik ga natuurlijk niet akkoord.’ Hij heeft inmiddels al heel wat lovende reacties gekregen, vertelt hij, van mensen die vinden dat hij een van de weinige Vlamingen is die zijn nek durft uit te steken. Trots nu: ‘Ik heb onder andere een fantastische brief gekregen van Manu Ruys.’ Waarna hij me uitnodigt zijn goedgevulde bibliotheek te gaan bewonderen.

Han Renard

‘Mensen die beweren dat Vlaanderen al een lange weg heeft afgelegd, zijn stekeblind.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content