Hubert van Humbeeck

In Najaf staat de toekomst van Irak op het spel. De Amerikanen en de Iraakse interimregering staan er tegenover de sjiitische leider Moqtada Al-Sadr.

Op papier zag het scenario er fraai uit. In juni zouden de Amerikanen de macht aan een Iraakse overgangsregering overdragen. Die zou onder de vleugels van de Verenigde Naties een nationale conferentie bijeenroepen, met daarin vertegenwoordigers van alle groepen en partijen in de Iraakse samenleving. Uit die nationale conferentie zou een nationale raad worden gekozen, om toe te zien op wat de overgangsregering doet. Tot er in januari een echt parlement wordt verkozen, dat een grondwet schrijft en presidentsverkiezingen organiseert.

Dat hele proces, dacht Washington, zou de aandacht van de Amerikaanse aanwezigheid in Irak afleiden. Aangezien de macht officieel weer in handen is van een Iraakse regering, zouden de GI’s (Government Issues, soldaten van de VS) niet meer als een bezettingsleger worden gezien. De opstand zou gaan liggen met het stof in de woestijn, en George Bush zou er tijdens de campagne voor zijn herverkiezing als president van de Verenigde Staten kunnen op wijzen dat de situatie in Irak dan toch onder controle is gebracht. Ten koste van veel bloed, zweet en tranen, maar het was gelukt.

Het liep anders. Om te beginnen, moest de nationale conferentie worden uitgesteld omdat bijlange niet alle groepen in de Iraakse samenleving zin hadden om mee te stappen in de Amerikaanse tredmolen. De opstandige sjiitische geestelijke Moqtada Al-Sadr bijvoorbeeld weigerde om in Bagdad op te draven. Maar dat geldt ook voor groepen uit de soennitische en Koerdische gemeenschappen. Veel Irakezen wantrouwen premier Iyad Allawi, die door westerse inlichtingendiensten aan de macht is gebracht.

Allawi probeerde nog om Al-Sadr ertoe te bewegen om zich uit Najaf terug te trekken, maar die verschanste zich met zijn legertje in de heilige stad van de sjiieten. De Amerikanen haalden het grof geschut boven, en dat creëerde een gevaarlijke situatie: beschadiging van de religieuze symbolen leidt welhaast zeker tot een brede sjiitische opstand. Terwijl uitgerekend de sjiieten de ruggengraat moesten vormen van het nieuwe Irak, dat onder Amerikaanse hoede zou ontstaan.

Het Witte Huis mag vrezen dat elke dag dat de gevechten om Najaf langer duren, meer Irakezen zich tegen de bezettingsmacht keren. Ook het soennitische bolwerk Faluja reageert bijzonder onrustig op de gebeurtenissen. Dat mag ook allemaal niet verbazen. Tenslotte heeft de grote meerderheid van de Irakezen anderhalf jaar na het officiële einde van de oorlog nog altijd geen vooruitzicht op een beter leven.

Hubert van Humbeeck

De Amerikanen dachten dat de opstand zou gaan liggen met het stof in de woestijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content