Hij toonde een gehavend Amerika en ging op de loop. De foto’s van Robert Frank.

EIND DE JAREN vijftig publiceert Robert Frank “The Americans”. Hij schiet daarmee meteen de hemel der fotografie in. Frank lijkt de fotografie te herontdekken. Tot op vandaag is zijn prestige ongebroken, maar het blijft bij dat ene album het meesterwerk van een twintiger. Daarna gaat hij voor de rest van z’n leven op de loop, voor het sukses en voor de perfektie van zijn eigen brutale beelden. Hij heeft ze niet als volmaakt maar als onbehouwen bedoeld. Een misverstand dat als een trauma werkt.

Het zou hem niet meer overkomen. De gratie van de volmaaktheid zou hij systematisch fnuiken. We zijn geneigd erg boos te worden op zo’n auto-ikonoklast. Zoveel gemiste beelden, denken we bij iedere oude opname die hij ons met mondjesmaat laat zien. Tezelfdertijd weten we dat de perfektie van zijn beelden een morele dimensie heeft : de beelden zijn er omdat ze niet het mooie, maar het ware beogen. De waarheid van het ogenblik.

Hier ontstaat een beeldtaal die op geen enkel ogenblik het vormideaal van Cartier-Bresson nastreeft. Integendeel, zijn beelden verstoren alle regels van scherpte, belichting en cadrage. Ook inhoudelijk vertellen zijn opnamen weinig tot niets over een situatie. Geen verslag en ook geen encyclopedie zoals Walker Evans die maakt. Fotograferen lijkt hier het toeval heel radikaal toe te passen, namelijk als willekeur. Voorwaarde voor zijn etische schoonheid. Ongetwijfeld geïnspireerd op de jazz en de poëzie, de schilderkunst en het akteren in de Amerikaanse fifties.

Frank is voor de fotografie wat Marlon Brando is voor het akteren. De perfektie als onverstaanbaar gemompel. Frank maakt na “The Americans” nog heel weinig foto’s. Hij gebruikt in de plaats daarvan een filmcamera en later een videocamera. Buitenstaanders denken dat die overgang er uitsluitend één is van het statische naar het dynamische beeld. Wie echter films van fotografen bekijkt, ziet meteen dat tussen beide instrumenten een zeer diepe estetische kloof heerst, ook al lijkt de technische verwantschap nog zo nauw. De apparaten mogen familie zijn, de beelden zijn dat niet.

Dat Frank prachtige foto’s maakt, is wellicht een dodelijke handicap voor zijn filmwerk. Niet dat hij daarvan wakker ligt. Zijn nooit helemaal geslaagd filmoeuvre komt hem hoe dan ook goed uit. Juist omdat het niet echt lukt. Maar ook omdat het exhibitionisme van zijn autobiografie in het bewegende beeld pas echt tot uiting kan komen. Fotografie is altijd afstandelijker, met de filmcamera kijkt hij nadrukkelijk naar binnen. In het opnameproces van film forceert hij zijn eigen privacy, terwijl de fotografie vooral krachtig over de wereld spreekt.

SLAGVELD.

Ook in de grote retrospektieve in het Stedelijk Museum zijn de zalen uitsluitend gevuld met statische beelden. Soms foto’s genomen van het elektronische scherm, soms fotogrammen uit zijn films. Almaar meer schuift hij van de ene drager naar de andere ; hij kombineert niet alleen verschillende beelden, maar ook hetzelfde beeld op verschillende dragers. In iedere herneming van een ouder beeld in een nieuwe opname voel je een melancholische hartekreet. Hier werkt iemand die zich meer over het eigen leven buigt dan dat hij zich naar de wereld richt. Zo komen ook beelden uit “The Americans” regelmatig terug in zijn latere opnamen en collages : prulletjes uit een archief. Juist die melancholie was al de slagader van het album.

Als geëmmigreerde Zwitser van Duits-joodse afkomst verantwoordt hij zijn fotografisch projekt als een poging om een hele kultuur fotografisch in kaart te brengen. De kultuur die hij vastlegt is fragiel, gekwetst. Het Amerika van de Eisenhower-jaren is niet dat van Life Magazine, jolig, optimistisch, konstruktief. Het is een land dat na het slagveld op verre kontinenten, het slagveld werd van de konsumptiemaatschappij. Het hele sociale en visuele weefwerk lijkt uit elkaar gereten, stuk gescheurd.

Pier Paolo Pasolini laat vanaf de jaren zestig hetzelfde proces zien in Italië. Het verdwijnen van een wereld in de orkaan van de snelheid. Frank’s beelden zijn al razendsnel met Winogrand vliegt de fotografie door de geluidsmuur en verdwijnt. Zoals Frank ook uit de fotografie verdween.

De vergelijking met “American Photographs” van Walker Evans in de jaren dertig is hier zeer instruktief. Ook hij fotografeert een kultuur, dezelfde. Ook dan is er krisis en wat voor één. Maar de wereld is nog traag : in de gebouwen, gevels, gebruiksvoorwerpen en publiciteit wordt nog een blijvende taal gesproken. Frank daarentegen fotografeert al geen architektuur meer, noch stillevens. Des te meer gehavende landschappen en vooral voorbijgangers die zich zonder omkijken wegspoeden naar de plek van het onheil. Amerika is geen huis meer, maar een onherbergzame berm waarlangs goederen hun bestemming zoeken.

Dirk Lauwaert

Robert Frank, “Moving Out”, Stedelijk Museum Amsterdam, tot 29 oktober.

Robert Frank, “End of Dream” (1992) : Amerika is geen huis meer, maar een onherbergzame berm.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content