Onderzoek naar een nieuwe financieringsmethode van ziekenhuismedicijnen brengt grote verschillen in het voorschrijfgedrag aan het licht.
Vandaag betaalt de ziekteverzekering voorgeschreven medicijnen nog per stuk terug. In opdracht van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Rudy Demotte (PS) ging een werkgroep na of het mogelijk is dit met een vast bedrag (‘een forfait’) per jaar te doen.
Voor het jaar 2002 bracht men 116 algemene ziekenhuizen, meer dan 1,47 miljoen ziekenhuisverblijven en voor 284,3 miljoen terugbetaalde geneesmiddelen in kaart. De resultaten zijn opzienbarend. Als ziekenhuisgeneesmiddelen volledig gefinancierd zouden worden op basis van een nationaal gemiddeld verbruik per ziektebeeld, dan moeten 53 ziekenhuizen geld inleveren. Daar staat tegenover dat 63 instellingen meer zouden ontvangen dan nu het geval is. Eén ziekenhuis ziet 11 procent van zijn geneesmiddelenbudget verloren gaan: 719.000 euro. En in één zuinige instelling dikt het budget liefst 38 procent aan, goed voor 514.000 euro. Het betekent wel dat de uitgaven voor de voorgeschreven medicijnen voor een welbepaalde aandoening aan de ene kant van het spectrum 50 procent hoger liggen dan aan het andere uiteinde.
‘Een ziekenhuis weet nu precies hoeveel het afwijkt van het nationale gemiddelde. Het is aan de diensten en individuele artsen om hun conclusies te trekken. Als de medische specialisten hierdoor aangemaand worden om richtlijnen op te stellen, is dat een prachtige zaak.’ Dat zegt dokter Carine Boonen, algemeen directeur van het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI) en voorzitster van de werkgroep die het nieuwe financieringssysteem voor ziekenhuismedicijnen onderzocht.
Al gaat het niet in de eerste plaats om een besparingsoperatie, toch lopen ziekenhuizen, artsen en de farma-industrie er niet erg warm voor, weet Boonen. ‘De VVI-ziekenhuizen komen er niet slecht uit. Net als de artsen denken we evenwel dat een betaling per voorschrift meer overeenstemt met de realiteit. In dit systeem blijf je toch afhangen van een toevallig nationaal boekhoudkundig gemiddelde.’
Ze weigert wel iemand de zwartepiet toe te schuiven voor de grote verschillen. ‘Een individuele arts kan goede redenen hebben om meer voor te schrijven dan gemiddeld. Dat heeft niets met overconsumptie te maken. Nog altijd telt in de eerste plaats de patiënt die voor hem zit. Evenmin’, vervolgt Boonen, ‘zijn er beheerders van Vlaamse christelijke ziekenhuizen die artsen onder druk zetten om meer voor te schrijven of meer prestaties te leveren dan nodig. Dat is een fabeltje. Het ziekenhuis heeft daar niks aan.’
Belangrijk voor Boonen is dat de simulaties van de werkgroep de discussie op gang kunnen trekken. ‘De bal ligt in het kamp van de artsen. Als zij richtlijnen opstellen en die ook in de praktijk toepassen, dan verminderen de verschillen.’
Essentieel vindt ze dat voor het eerst alle financiële en medische gegevens over het geneesmiddelenbeleid in de ziekenhuizen gebundeld zijn. ‘In de werkgroep zaten het Riziv, Volksgezondheid, het Kenniscentrum, het kabinet Demotte, de artsensyndicaten, beheerders, enz. Dat is een enorme vooruitgang en dat is de verdienste van minister Demotte. Hij maakte de nodige middelen vrij zodat de administraties konden samenwerken en de gegevensbank van Volksgezondheid gekoppeld werd aan de informatie van het Riziv. We beschikken over een schat aan informatie die tot nu toe ongebruikt bleef. Voor het eerst kennen we tot op het niveau van de individuele patiënt elke voorgeschreven pil, elke dosis en de prijs daarvan.’
Dokter Boonen vreest wel dat het beleid het nieuwe financieringssysteem op termijn zal gebruiken om te besparen. In principe start het in 2006. ‘De overheid kan miljarden bezuinigen door deze methode te koppelen aan het Kiwi-model. Als Demotte per geneesmiddel een openbare aanbesteding uitschrijft en als het Riziv vervolgens per forfaitair bedrag nog slechts één of enkele medicijnen terugbetaalt, dan dalen de prijzen fors. Dat is verre van wenselijk. Zulke rationalisatie gaat ten koste van de innoverende farmabedrijven en die moeten het geld voor onderzoek en ontwikkeling toch érgens vandaan halen.’
Geert Verrijken