Ernest Gellner verdedigt de rede, maar zijn debat geeft een onvolledig overzicht van het moderne denken van Descartes tot nu.

ER zijn de oude vijanden zoals het geloof, dat in zijn extreme vorm uitmondt in fundamentalisme, en het nationalisme, dat de beginselen van de universaliteit van de menselijkheid op zijn minst betwijfelt. Er is het nieuwe geloof dat alles op gelijke voet wil behandelen : de universaliteit van de mens en daardoor ook de idee van universele waarden worden verworpen. Maar de rede koestert ook aan zijn borst een adder die de eigen verworvenheden bekritizeert, laakt en minacht.

Ernest Gellner, professor in Praag en voordien hoogleraar sociale antropologie in Cambridge, doet in “Rede en cultuur” een poging om de rede te verdedigen tegen de relativisten, de fundamentalisten, de irrationalisten, de postmodernisten en tutti quanti. Maar zelfs Don Quichotte bestreedt nooit zoveel molens. Om zijn verdediging op poten te zetten, beschrijft hij de geschiedenis van de rationaliteit en toont hij aan hoe rationalisme, humanisme en modernisme met elkaar verbonden zijn.

Gellners verhaal begint uiteraard bij Descartes, die het prototype is van de mens die de rede gebruikt om zich te verzetten tegen gewoonten en tradities. En dus ook tegen de geschiedenis en de door anderen gemaakte oordelen die vooroordelen zijn zolang ze niet door de rede zelf bekrachtigd zijn. Descartes gebruikt de rede om zichzelf te herscheppen tot een nieuwe mens die niet meer gebukt gaat onder de rotzooi die anderen over hem heen hebben gestort.

Descartes stelt de rede tegenover de kultuur : de rede is kritisch en onderzoekt alles zelf ; de kultuur is dat wat gegroeid is, wat vol vergissingen zit en waarvan de fouten voor waarheid worden aangenomen. De maatschappij wil dat we geloven in heldendaden, volksliederen, Sneeuwwitje en Sinterklaas. Dit is de gruwel, want aan alles moet getwijfeld worden. Slechts wat redelijk is, kan aangenomen worden.

ARGWAAN.

Voor Descartes steunt de rede op een innerlijke dwang en is een buitenwereldlijke god niet echt meer nodig. Het is Immanuel Kant die dit gegeven verder zal uitwerken : de orde van de wereld ligt in het subjekt zelf. Het is de mens die betekenis verleent aan de wereld, aan de relaties tussen de dingen. Het is het menselijk denken, met zijn koncepten en begrippen, dat de wereld vormgeeft zoals de menselijke rede dat wil. De wereld is er omdat de rede er is, niet de god.

Maar Kant kan nog niet verklaren hoe de mens die orde aanbrengt. Want al wil Descartes de kultuur overboord gooien, toch moeten ze konstateren dat de uitingen van de menselijk rede danig konden verschillen. Hoe moet dat dan : een algemene rede voor alle mensen, maar die toch verschilt naargelang van de omstandigheden ? Het zou zijn alsof hetzelfde type rekenmachine een andere som berekent afhankelijk van de plaats waar het zich bevindt, of dat een katolieke logika anders is dan een vrijzinnige.

Emile Durkheim biedt een oplossing aan : het is door de rituelen dat wij orde kunnen scheppen en daardoor ontsnappen we aan de wanorde. Niet alle gegevens die wij ontvangen, bereiken ons daadwerkelijk : we maken een selektie en dit gebeurt door middel van de kultuur. Het is de ons opgedrongen kultuur die ons leert wat belangrijk is en wat niet. Doordat de kultuur ons “bedwongen” heeft, ons duidelijk gemaakt heeft wat kan en niet kan, is het mogelijk om te kommuniceren en een maatschappij te vormen.

Want al is argwaan de basishouding van het rationalisme, er moet ook vertrouwen zijn. Gedrag moet immers in zekere mate voorspelbaar zijn. Wanneer iedereen die houding geïnteriorizeerd heeft, is een samenleving gebaseerd op de rede mogelijk. Het is de funktie van het ritueel dat voor alle kulturen dezelfde is, de verschillen zijn slechts varianten. Niet de inhoud, maar de formele kenmerken van de rede zijn universeel. Durkheim toont aan dat Descartes ongelijk had door de rede en de kultuur op zo’n radikale wijze tegenover elkaar te plaatsen : de rede is een innerlijke dwang, zegt Durkheim, die ons door de rituelen, door de kultuur wordt opgelegd. De rede kan dus zonder kultuur niet bestaan, het projekt van Descartes kan niet gerealizeerd worden.

OBSKUUR.

Max Weber gaat nog een stap verder in zijn verklaring van de rationaliteit. Durkheim verklaart waarom de mensen rationeel zijn, maar niet waarom de ene kultuur rationeler is dan de andere. Weber beschrijft de verplaatsing van het unieke ritueel (op een bepaalde plaats, bepaald tijdstip en bepaald doel) naar het algemene ritueel. Hij beschrijft hoe de eisen van het ritueel worden verplaatst naar het volledige leven, waardoor het sociale leven gestroomlijnd wordt en het beantwoordt aan de eisen van de rationaliteit.

Die rationaliteit is vooral een formele procedure die bestaat uit belangeloosheid en die niet gebonden is aan toevallige, plaatselijke feiten. De rede, en daarmee de mogelijkheid tot rationaliteit, is een universeel gegeven en is de basis van de demokratie. Waar er geen rationaliteit heerst, regeert de wanorde, de willekeur, de tirannie.

Daarom is het rationele een maatstaf om het denken te verdelen in een demokratisch en een totalitair denken. Dit is het belangrijkste pleidooi om filozofie te introduceren in het onderwijs : enkel zo kan het puberaal geloof in astrologie, para-psychologie, psychoanalyse, metabletika en moderne varianten van het obskure, mytische geloof in ras, bloed en bodem verbannen worden.

Maar waarom zouden we de rationaliteit moeten volgen, waarom zouden we niet mogen geloven in allerlei Wischiwaschi, waarom zou de rationaliteit de beste metode zijn om tot waarheid te komen ? Dit zijn de tegenwerpingen die door de rationaliteit zelf gevoed worden. Want ze eist dat we alles kunnen grondvesten, rechtvaardigen traditie, geloof, geplogenheden zijn geen argumenten : waarom iets is of niet moet gerechtvaardigd worden door de rede zelf.

Welnu, de rationaliteit kan de eigen vereisten niet waarmaken : ze kan niet zichzelf legitimeren en deze legitimatie in rationele termen vatten. Het is altijd de vader die zegt : “Het is zo, omdat ik het zeg. ” Dit gezag wordt tirannie, want het is gebaseerd op macht en niet op rationele argumenten. En wie de rationaliteit belaagt, maakt gebruik van die zwakte om zichzelf naar voren te schuiven als een waardig alternatief : als de rede zichzelf niet kan legitimeren, waarom is wat wij doen dan niet op zijn minst evenwaardig ?

Gellner verdedigt met gloed de rationaliteit die streeft naar de waarheid die één moet zijn niet zoals de belagers van de rationaliteit die allemaal hun eigen partikuliere waarheid bezitten en geen aanspraak kunnen maken op universaliteit. Maar niet alle stromingen die het rationele beschrijven, zijn zoals Gellner dat wil. Zo kunnen de pogingen van Hegel niet rekenen op zijn goedkeuring. Hegel wil het rationele met het feitelijke verzoenen en hij gebruikt daarvoor het koncept van de tijd : de geschiedenis is een voortdurende uitbreiding van de rationaliteit. De rede dringt door in het sociale leven. Deze teorieën waren en zijn nog altijd aantrekkelijk omdat ze spreken van een vooruitgang. Er is een betere toekomst mogelijk en onafwendbaar evolueert de mensheid daar naartoe.

TERAPEUT.

De list van de rede is dan dat mensen denken individueel beperkte handelingen te stellen, maar in feite werken ze allen samen aan de toekomst. De rede manipuleert hen. Maar mensen hebben dit alles geloofd, zegt Gellner, op grond van getuigenissen, niet van bewijzen. Ook Freud moet eraan geloven als een niet serieuze rationalist. Ook al oogt zijn programma rationalistisch, het is dat niet. Het individu moet eerst geloven in de terapeutische waarde van de psyhoanalyse vooraleer behandeld te worden door een terapeut die zijn lot in handen neemt. Dit druist in tegen het aloude rationalistische programma dat ernaar streeft de mens zelfbeschikkingsrecht te geven door de rede, door het bewustzijn.

Maar Freud en zeker Darwin hebben nochtans een belangrijke rol gespeeld, omdat ze de rede een definitieve plaats op de aarde toewezen. Voor Freud is de mens immers volledig natuur geworden, zijn instinkten leiden hem. Darwin bevestigt op een biologische manier dat de wereld één is. Maar en dat is nu juist het probleem de rede had andere, hogere ambities. De rationaliteit wil niet op hetzelfde niveau staan als verklaringsmodellen die begrippen als klassestrijd, volk, ras en geloof centraal stellen. De rationaliteit meent van zichzelf de superieure metode te zijn om tot waarheid te komen.

De oplossing die Gellner voorstelt om de rede te redden, is de assertieve verdediging op zich te nemen. De kern van zijn betoog is tevens zijn zwakste punt : kijk naar de feiten, de wetenschap en zie haar sukses. Gebruik die rationele metode ook in het dagelijks leven om problemen op te lossen, hanteer de rationaliteit als een poging om mens en wereld te verklaren omdat de metode suksessen gekend heeft en nog kent. Maar hij geeft toe dat de droom van Descartes niet te verwezenlijken is : de mens is geen autonoom individu dat via zijn rede een nieuwe wereld kan scheppen, ook de rationaliteit is afhankelijk van de wereld.

Toch zijn er heel wat opmerkingen te maken bij Gellners boek. Er is zijn verwarrend woordgebruik ten onrechte maakt hij geen onderscheid tussen rede en rationaliteit (het tweede is de mogelijkheid van de rede) , er zijn vage literaire omschrijvingen van begrippen en er zijn te veel herhalingen waardoor de auteur in zijn eigen doolwegen verdwaalt.

BOEKHOUDER.

Gellner schrijft bovendien een biezonder eigenzinnige geschiedenis van de rationaliteit. Hij gebruikt auteurs en hun ideeën om zijn eigen stellingen te bewijzen, ook al verdraait hij hun gedachtengoed. Gellner wou dan ook een polemisch opstel schrijven en niet zozeer een streng wetenschappelijk werk. Als we het werk in die optiek bekijken, vinden we inderdaad heel wat grappige uitlatingen (met als hoogtepunt de kritiek op Ludwig Wittgenstein waarvan Gellner zegt : “Wittgenstein komt de ongebruikelijke verdienste toe zichzelf op z’n kop te hebben gezet, iets waarmee hij grote roem heeft geoogst. “) Maar eerlijk is anders. Gellner bespreekt en noemt een aantal essentiële figuren niet. Geen woord over Locke’s kritiek op het rationalisme. En dat Jürgen Habermas niet vermeld wordt, is onvergeeflijk. Opvallend is bovendien hoe weinig recente literatuur er is opgenomen.

Gellner is een slechte verdediger van de rationaliteit, omdat hij stekeblind is voor de aberraties die in de praktijk een westerse, kapitalistische, twintigste-eeuwse variant geworden is. Omdat hij de doelmatigheid verdedigt en dat als kernelement overhoudt, kan hij de huidige ekonomie verdedigen die steunt op wetenschap en technologie. Maar als hij een ander principe van de rationaliteit, de evenredigheid, de symmetrie wil benadrukken, moet hij een andere ekonomie verdedigen, één waar het gelijkheidsprincipe centraal staat.

Het ekologische denken heeft aangetoond hoe verderfelijk het doelmatigheidsstreven kan zijn, omdat het de blik slechts richt op de nabije toekomst. Het doelmatigheidsrationalisme houdt geen rekening met menselijke faktoren, noch met etische of estetische overwegingen. Dit denken en handelen heeft oogkleppen op. Het is biezonder flauw dat Gellner geen antwoord formuleert op het werk van de critici van de technologie.

Maar Gellners rationaliteitsbegrip is vooral een te massief blok beton. Hij houdt geen rekening met de menselijke, met de levende faktor : hij baseert zijn denken op levenloze materie. Daardoor is zijn rationalisme tot een boekhoudersmentaliteit verworden en is ze niet bevrijdend, het steunt te veel op wetenschap en dus ook technologie. Het is pas door een morele dimensie in het begrip rationalisme op te nemen en niet enkel als een doel dat een rationele maatschappij zonder verknechting, haat en geloof mogelijk is, een samenleving waar de mens zich van de technologie kan bevrijden, niet door ze te verwerpen maar door ze te beheersen.

Johan Velter

Ernest Gellner, “Rede en cultuur”, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 224 blz., 750 fr.

Ernest Gellner : een denken gebaseerd op levenloze materie.

De godin van de rede : de rede bekritizeert de eigen verworvenheden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content