Er is nog leven na Cassavetes. De grote Gena Rowlands schittert opnieuw, in “The Neon Bible” van de Brit Terence Davies.

WIE Gena Rowlands zegt, denkt onvermijdelijk aan de reeks films die ze maakte met haar echtgenoot John Cassavetes : “A Woman Under the Influence” (1974), “Opening Night” (1978), “Gloria” (1980), “Love Streams” (1983). Het waren rauwe, intense gedragstudies, die ons ook een radiografie toonden van het Amerikaanse middle class-onbehagen. Hoewel die films veel meer op een dramatisch doortimmerd scenario steunen dan vroeger werd aangenomen, reiken ze de akteurs ook het ruwe materiaal aan voor eindeloze improvizaties. Het behavioristisch uitleven voor de camera wordt zo extreem doorgedreven, dat het resultaat afwisselend onthutsend, uitputtend en verrassend is. Vooral Rowlands woelt diep in haar karakters zodat ze tot een waarheid komt die echt aangrijpend is, soms zelfs subliem.

“The Neon Bible” is Rowlands'(61) eerste grote film sinds Cassavetes’ dood in 1989 een vroegtijdig einde maakte aan hun unieke samenwerking en aan de experimenten van zijn vast akteursensemble (de andere getrouwen zijn Peter Falk, Ben Gazzara en Seymour Cassel.)

Rowlands komt hier in een cinematografische wereld terecht die de antipode is van de gekonstrueerde “cinéma vérité” van Cassavetes, voor wie de akteurs de kreatieve motor waren. “The Neon Bible” is namelijk de eerste Amerikaanse film van de super-Britse Terence Davies, een regisseur met een rigoureuze, visuele stijl van wie de akteur geen millimeter buiten het strenge kader mag treden dat hij zijn films oplegt.

Tot voor kort was het werk van Davies drie korte films gebundeld tot “The Terence Davies Trilogy” (1984), twee lange speelfilms, “Distant Voices, Still Lives” (1987) en “The Long Day Closes” (1992) strikt autobiografisch. Telkens ging het om mijmeringen over zijn jeugd en over het verglijden van de tijd. Ondanks het beschreven milieu de arbeidersklasse in het noorden van Engeland zijn het misschien wel de meest autentiek Proustiaanse films uit de geschiedenis.

De kineast uit Liverpool verruimt nu voor het eerst zijn wereld met de verfilming van de postuum gepubliceerde roman van John Kennedy Toole. Op zijn éénendertigste pleegde hij zelfmoord ; hij schreef zijn vroegrijp debuut later zou er nog één roman volgen, “A Confederacy of Dunces” toen hij zestien was. Het is de leeftijd van de protagonist uit “The Neon Bible” die in het begin van de film fragmenten uit zijn jeugd ziet opdoemen tijdens een betoverende treinreis.

Davies zet het materiaal volledig naar zijn hand door Davids jeugdjaren, in een groot dorp in de Amerikaanse “bible belt” van de jaren veertig, in een subtiel geschakeerde flashback-struktuur te gieten waarin de elementen tijd, geheugen en herinnering op een zuiver filmische manier herschikt worden. David (afwisselend vertolkt door Drake Bell en Denis Leary) groeit op in een puriteinse wereld vol religieus fundamentalisme (de rituele enscenering van een reusachtige bijeenkomst van gelovigen is één van de grote scènes in de film).

Bij zijn ouders vindt hij weinig soelaas, alleen de komst van zijn tante Mae brengt vreugde en zon in zijn bestaan. Ze wordt zijn mentor en medeplichtige. Deze derderangszangeres, die zich blijft vastklampen aan haar showbizz-illuzies, is een gedroomde rol voor Gena Rowlands. Haar zonder veel stem, maar met des te meer gevoel “My Romance” van Rodgers en Hart te horen zingen, is een extra cadeau in deze verrukkelijk droefgeestige film.

– Was u vertrouwd met de films van Terence Davies ?

– GENA ROWLANDS : Ik kende noch de regisseur noch het boek. Het waren de producers die me de roman toestuurden. Ik hield van mijn rol, maar ik dacht niet dat het mogelijk was om de roman om te zetten in een filmscript omdat er zoveel wordt verinnerlijkt. Ze verzekerden me dat Terence Davies dit wel voor elkaar zou krijgen. Ik ging toen “Distant Voices, Still Lives” en “The Long Day Closes” bekijken en stond versteld van zijn talent. Eindelijk zag ik iemand die het toch wel zou aankunnen.

– Hebt u uit uw herinneringen kunnen putten om dat personage van tante Mae te creëren ?

– ROWLANDS : Dat doe je altijd als je een rol creëert. Ik kom uit een familie uit het zuiden die elkaar eindeloze verhalen vertelt over verwanten waar je vaak nog nooit van gehoord hebt. Daardoor is het alsof ik in mijn geheugen een voorraad aan personages heb opgeslagen waarin ik kan graaien als ik een karakter moet portretteren. Ik denk dat sommige schrijvers ook op die manier te werk gaan.

– In welke mate voelde u zich verwant met Aunt Mae ?

– ROWLANDS : Ik heb een zwak voor kranige, sterk individualistische vrouwen. Wat ik het meest interessant vond aan haar is haar survival-instinkt. Hoe komt het toch dat sommigen zo sterk zijn en alles overleven, terwijl anderen langzaam doodgaan zoals de moeder, gespeeld door Diana Scarwid, die gewoon ziek wordt van verdriet nadat ze haar man verloor.

De film speelt tijdens de oorlogsjaren. Het zijn harde tijden, veel levens worden verwoest, maar tante Mae weet er zich altijd doorheen te slaan. Ze is er vast van overtuigd dat ze een uniek talent bezit en dat ze op een dag een grote ster zal worden. De werkelijkheid heeft geen vat op haar. Behalve van die eigenschap, hield ik van haar uitbundige persoonlijkheid. Ze is geestig en weet echt hoe ze met die kleine jongen moet omgaan.

Het zijn altijd stukjes en kantjes van een karakter die me aantrekken. Ik weet dat er vaak iets geks is aan de personages die ik speel, dat er vaak een steekje los zit. Ik probeer er niet te veel over na te denken, wie weet wat ik dan zou ontdekken !

– Herkent u uzelf in een vrouw die het talent heeft om te overleven ?

– ROWLANDS : Ik hoop dat ik heb wat nodig is om te overleven, je weet het nooit tot je zelf zwaar op de proef wordt gesteld. Ik zou niet beweren dat ik van nature sterk ben. Sterkte is niet iets wat we meekrijgen, maar wat we verwerven. Het is ook een staat waar we naar streven. Ik zie zelf teveel zwakke plekken in mijn leven om me als een sterk persoon te omschrijven, maar ik probeer me taai te houden.

– Wat sprak u aan in die filmstijl van Terence Davies, waarin de akteur altijd ondergeschikt blijft aan zijn dwingende cinematografische visie ?

– ROWLANDS : Ik was erg geboeid door zijn eigenzinnige benadering van de faktor tijd. Ik was even in de war toen ik plotseling “how do you do ? ” moest zeggen tegen een persoon die ik al drie scènes eerder had ontmoet. Ik dacht dat het om een kontinuïteitsfout ging, maar Terence verzekerde me dat hij dat bewust had gedaan omdat de onnauwkeurigheid van onze herinneringen ons nu eenmaal parten speelt. Toen ik hem vroeg of het publiek dit zou begrijpen, antwoordde hij gewoon : ik hoop het. Terence gaat zeker geen risico’s uit de weg.

We hadden af en toe ruzie over zaken die ik te langdradig vond, die voor mijn part best mochten weggesneden worden. Dan zei hij altijd : “You really think so ? How nice”. En deed gewoon waar hij zin in had. Terence weet precies wat hij wil bereiken. De manier waarop hij zijn tijd neemt om de toeschouwer onder te dompelen in de gewenste sfeer is toch prachtig. Vooral in een tijd waarin alles zo opgedreven is, zo flitsend en zo snel.

Tijdens de eerste twintig minuten van de film moet je inderdaad enkele keren diep ademhalen en je laten meevoeren op zijn ritme, je zeker niet tegen de film verzetten. Voor al wie bereid is dit te doen, zal de reis zeker de moeite lonen.

Iemand vroeg me of ik soms niet het gevoel had dat ik eerder in een schilderij van Edward Hopper zat dan in een filmscène, maar dat gevoel had ik niet. Ik hou me nooit bezig met het licht, met de camera, omdat ik me dan niet meer vrij zou voelen om te akteren.

– Voelt u zich als aktrice niet geremd door de dwingende stijl van Davies ? In uw films met John Cassavetes begint en eindigt alles met de akteurs. Is het hier niet net andersom ?

– ROWLANDS : Jawel, het is geforceerd, en vooral in het begin had ik er moeite mee. Maar ik ga ervan uit dat Terence weet wat hij doet. Ik zou het idee verafschuwen dat ik maar op één manier kan werken. Ik heb me gewoon aangepast, hoewel ik inderdaad een veel vrijere set gewoon ben. Bij John overheerste de akteur. Degene die daar te beklagen was, was de arme cameraman die zich in de vreemdste bochten moest wringen en almaar moest blijven circuleren om ons scherp in het vizier te houden. Bij Terence wordt de camera op een zeer formele manier gehanteerd, het beeld is prachtig uitgelicht. Voor je de set op wandelt, zit alles al muurvast en dat is even wennen.

– Hoe werkt hij dan eigenlijk met akteurs ? Zegt hij wat u moet doen ? Laat hij u met rust ?

– ROWLANDS : Hij geeft veel uitleg, vertelt en praat er op los. Hij kan het ene moment razend entoesiast zijn en dan weer totaal teneergeslagen. Als hij tevreden is met wat je doet, veert hij recht uit zijn stoel en staat hij zelfs te zingen en te dansen. Doe je iets wat hem niet bevalt, dan is hij als aan zijn stoel genageld en blijft hij je gewoon aanstaren. En dan probeer jij hem wat op te beuren, en zeg je dat je het op een andere manier zal aanpakken.

Het gebeurt ook dat hij je vijf minuten voor de opname bij de hand neemt enpoëzie begint voor te lezen. Dat heb ik nog nooit iemand zien doen. Zijn keuze van gedichten is heel gevarieerd, maar ze hebben altijd iets te maken met de emotionele geladenheid van de scène in kwestie. Ik ken niemand die zo mooi gedichten kan voorlezen. Tussen films door zou hij heel suksesrijk kunnen zijn op poëzie-avonden.

– In “Opening Night” speelt u een aktrice tijdens de krisis van het ouder worden. In hoeverre vertolkte u daarin uw eigen angsten ?

– ROWLANDS : Alles wat mijn personage in die film meemaakt, heb ik zelf ook wel beleefd, behalve dan dat ik nooit een fan had die voor mijn ogen verongelukte. Die film toont inderdaad een groot stuk van mijn leven, van het leven van elke aktrice ; van de grote voldoening die je aan dit vak beleeft, maar ook van de grote angsten waarmee je bij het ouder worden onvermijdelijk wordt gekonfronteerd.

Myrtle, de aktrice uit “Opening Night”, heeft geen kinderen, geen echtgenoot, ze leeft alleen voor het teater. Als haar toekomst op de planken in gevaar komt, heeft ze niks om op terug te vallen. Op dat vlak herken ik me helemaal niet in het personage en sta ik bijvoorbeeld veel dichter bij Mabel in “A Woman Under the Influence”. Op het eerste gezicht lijk ik niet op haar, maar omdat ik weet wat het betekent een man lief te hebben, kan ik me best inbeelden hoe verschrikkelijk het moet zijn iemand door je liefde zodanig te verstikken dat die persoon je niet meer kan luchten. Voor mij is dit ook de essentie van akteren : elke rol die we spelen zit ook in ons, we spelen altijd stukjes van onszelf.

– Naast de onafhankelijke produkties van Cassavetes, bleef u geregeld Hollywood-films maken.

– ROWLANDS : Ik heb altijd ook met andere regisseurs gewerkt. Voor ik met John films begon te maken, speelde ik opBroadway. We bleven elk afzonderlijk aan de slag om zodoende het geld bijeen te brengen waarmee hij dan zijn films kon regisseren. Soms accepteerden we een akteerklus om het laboratorium te kunnen betalen.

– Zag u er niet tegen op om naast de films die u in volle vrijheid maakte ook in konventionele Hollywoodprodukties te spelen ?

– ROWLANDS : Nee, het was gewoon anders, vervelender, minder plezierig. Ik kijk zeker niet neer op produkties uit de grote studio’s. Ook daar kan je als aktrice aan je trekken komen, alleen gaat het er minder geestdriftig aan toe dan bij de “independents” die veel meer opgaan in hun werk, wat aan de arbeid meer energie geeft. Op een set in Hollywood zit alles netjes op zijn plaats, het is rustiger. Er zijn ook Hollywood produkties waar ik goede herinneringen aan bewaar, zoals “Once Around” van Lasse Halstrom.

– Houdt u nog kontakt met de andere vaste akteurs uit het Cassavetes-gezelschap ?

– ROWLANDS : Ik speelde met Ben Gazzara in “An Early Frost”, de eerste tv-film over aids, maar toen leefde John nog. Daarna deden Ben en ik nog “Love Letters”. Met Peter (Falk) en Seymour (Cassel) heb ik niet meer gewerkt, maar we blijven kontakt houden. We zien elkaar niet zo vaak, maar telefoneren. Onze vriendschap kunnen we instandhouden, maar nu John er niet meer is, zitten we zonder leider. Zonder hem kunnen we onmogelijk de samenwerking voortzetten. We hebben allemaal zoveel geleerd van John. Soms zeg ik al gekscherend dat ik alles in dit leven ofwel van John ofwel van mijn moeder heb geleerd.

Patrick Duynslaegher

“The Neon Bible” : Gena Rowlands in Hopper-land.

Gena Rowlands en John Cassavetes : “Elke rol die we spelen zit ook in ons, we spelen altijd stukjes van onszelf. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content