Bedrogen idealen, verloren illuzies. Ken Loach over de Spaanse Burgeroorlog.

DE ZACHTE STEM met het Midlands-aksent en de aarzelende formulering doen niet vermoeden dat Ken Loach de radikaalste, meest konsekwente politieke filmer van zijn generatie is. Misschien is hij wel de enige Britse regisseur die nooit aan zijn idealen heeft verzaakt.

Zijn recente films hij is de laatste jaren ongemeen produktief : “Hidden Agenda”, “Riff-Raff”, “Raining Stones” en “Ladybird, Ladybird” zijn even autentiek, sociaal alert, militant en kompromisloos als de neo-realistische sociale drama’s uit de jaren zestig waarmee hij zijn reputatie vestigde (“Cathy come home”, “Kes”).

Dat is niet anders voor zijn nieuwste en meest ambitieuze film, “Land and Freedom”, een ingetogen maar intens epos over de Spaanse Burgeroorlog dat vanaf volgende week in de Belgischebioskoop loopt. De film speelt zich overwegend af in 1936, het jaar waarin Loach werd geboren. Het flash-back verhaal volgt een jonge werkloze (Ian Hart) die Liverpool verlaat om te gaan vechten in Spanje. Daar wordt hij lid van een gewapende brigade, de POUM (Partido Obrero de Unificación Marxista), jonge mannen en vrouwen die zich aansluiten bij de verzetsbeweging tegen Franco.

Wie zou denken dat het om een simpel anti-fascistisch traktaat gaat waarin goed en kwaad lijnrecht tegenover elkaar staan, wordt aangenaam verrast. Loach heeft het vooral over bedrogen idealen, het verlies van illuzies, de konflikten binnen het republikeinse front en het stalinistische verraad dat uiteindelijk de revolutie in de kiem smoorde. Tijdens het hoogtepunt van het betoog, een scène waarin Loach de chaos met een bewonderenswaardige helderheid in beeld zet, richt het door Moskou gemanipuleerde volksleger de wapens tegen de verzetsbrigade.

Hoewel het om gebeurtenissen gaat die zich zestig jaar geleden afspeelden, lijkt het alsof de sterkste scènes toevallig voor onze ogen plaatsvinden. Maar dat is altijd de kracht geweest van Ken Loach. Hij probeert de cinema altijd zo dicht mogelijk bij het echte leven te brengen.

– KEN LOACH : Het moet me toch wel van het hart dat het nogal gênant is om hier in een sjiek hotel in Cannes over de revolutie te zitten kletsen. Dat is pretentieus en misplaatst. Maar ik vind wel dat de vragen die in de film worden gesteld met de dag relevanter worden. Hoe gaan we onze rijkdommen verdelen en gebruiken ? Hoe kunnen we tot een rechtmatige verdeling komen zonder te kollektivizeren ? Dat zijn dringende vragen in een Europa dat met massale werkloosheid kampt, in een wereld waarin we onze natuurlijke rijkdommen snel aan het uitputten zijn en de planeet dreigen te vernietigen. Als we zien hoe slecht verdeeld het allemaal is, hoeveel mensen geen dak boven hun hoofd hebben, hoe het racisme weer de kop opsteekt, hoe de opmars van extreem rechts niet te stuiten is, is het toch duidelijk dat we zo niet kunnen blijven doorgaan. Ik weet natuurlijk ook niet wat er gaat gebeuren… maar iedereen die een beetje nadenkt, stelt zich automatisch dezelfde vragen.

We hebben inmiddels ontdekt dat de zogeheten kommunistische partij niet de ware kommunistische partij was, dat dit niet het socialistisch alternatief was voor het kapitalistische westen, maar wel een bureaukratische diktatuur. Dat kon je al zien tijdens de Spaanse Burgeroorlog, aan de wijze waarop de kommunisten de revolutie hebben verraden en hebben meegeholpen om de grond weer terug te geven aan de grootgrondbezitters. Stalin heeft de revolutie ondermijnd door onder één hoedje te spelen met het Westen, hij heeft zich van de Spaanse Burgeroorlog bediend om af te rekenen met de trotskisten. De tegenstelling tussen het Sovjetkommunisme en het westers kapitalisme was niet de echte tegenstelling, geen van beide is aanvaardbaar. Het echte socialisme werd beleden onder de anarchisten en marxisten in Spanje. Het is dus fout om te stellen dat het ware socialisme gefaald heeft, want men heeft het nooit uitgeprobeerd. We hebben in Spanje een glimp opgevangen van wat het had kunnen zijn het zag er prachtig uit.

– Op welk ogenblik heeft uw generatie dit verraad ontdekt ? Wanneer kwam er een einde aan de myte van de Spaanse Burgeroorlog ?

– LOACH : Ik werd politiek bewust in de jaren zestig. Het gauchisme was toen anti-stalinistisch getint. Er werd gediskussieerd over wat er was misgelopen in Spanje ; dit was precies één van de redenen waarom we anti-stalinistisch waren. We kregen ook een inzicht in wat er toen was gebeurd dankzij het boek van George Orwell “Homage to Catalonia”, een van de vele boeken die Jim Allen en ik gebruikten als referentie bij het schrijven van het scenario van “Land and Freedom”. Orwell vertelt de geschiedenis van het stalinistisch verraad. Het is belangrijk om het onderscheid te maken : je kan niet zeggen dat de stalinisten de burgeroorlog hebben verraden, ze hebben wel de revolutie verraden die tijdens die eerste maanden spontaan was gegroeid. De mannen en vrouwen die zich aansloten bij de door de kommunisten opgerichte Internationale Brigades waren eerbare, geëngageerde en moedige mensen. Het is niet omdat ze opgetrommeld werden door de kommunisten dat het schurken waren. Nee, in mijn ogen waren het helden.

Een van de redenen waarom we deze film wilden maken, was om de geschiedenis recht te doen. In Franco’s Spanje werd dit allemaal doodgezwegen. In het Westen kwam je er weinig over te weten en onder de kommunisten werden degenen die de partij durfden aanvallen afgeschilderd als fascistische agenten.

– Het onderwerp van de Spaanse Burgeroorlog werd zo goed als doodgezwegen in de film.

– LOACH : Ik denk dat dit minder ligt aan het feit dat het om een ingewikkelde materie gaat dan wel omdat de twee landen die er prat op gaan de grote anti-fascistische voorvechters te zijn, er zo beroerd uit komen. Frankrijk en Engeland wilden in 1936 dat de fascisten zouden winnen. Het Britse Foreign Office stelde Franco een vliegtuig ter beschikking om de diktator weer in Spanje te krijgen. De Britten hadden investeringen in Spanje die ze wilden beschermen ; ze vertrouwden de republikeinen niet. Frankrijk dat toen toch een linkse regering had en Groot-Brittannië hebben een schandelijke rol gespeeld in de Burgeroorlog, vooral daarom wordt die oorlog zo goed als doodgezwegen. Zelf heb ik daar nu geen hinder van ondervonden. De feiten liggen nu zestig jaar achter ons. Wie gaat ons nu nog beletten om de ware toedracht te vertellen ?

– U draaide uw film grotendeels ter plekke in Spanje, op de echte lokaties waar het zich allemaal heeft afgespeeld ?

– LOACH : Inderdaad en de reakties waren merkwaardig. Toen we voor ’t eerst met inwoners van de streek over de film spraken, was de reaktie meestal : waarom oude wonden open rijten ? Waarom allerlei pijnlijke herinneringen boven water brengen ? Maar weinige minuten later vertelden de betrokkenen zelf wat hun vaders en grootvaders hebben meegemaakt. Eenmaal dat je het onderwerp aansneed, merkte je hoe hartstochtelijk de Burgeroorlog is blijven voortleven. De woede is er nog, het konflikt is psychologisch nog altijd niet verwerkt. Het werd begraven, maar niet vergeten.

De film werd al in mei in Spanje uitgebracht en deed de diskussie weer hoog oplaaien. Toen Santiago Carrillo, gewezen sekretaris-generaal van de Spaanse KP, naar de kranten schreef dat we de geschiedenis hadden vervalst, regende het protestbrieven, wat bewijst hoezeer de film ook buiten de bioskoop zijn eigen leven leidt.

– Hoe moeilijk was het om een massa historische informatie in een dramatisch verhaal te gieten ?

– LOACH : Dat was het grote probleem. Zoals altijd schreef Jim Allen de dialogen, maar schreven we samen het verhaal. We gingen als volgt te werk : eerst stipten we alle historische gebeurtenissen aan die we moesten vermelden en verduidelijken, daarna verzonnen we het verhaal dat ons door die gebeurtenissen loodst. Het mocht natuurlijk niet mechanisch lijken. We hebben echt zitten wroeten om telkens weer de gepaste emotionele ontwikkeling te vinden die de politieke situatie helpt verhelderen. Daarom was het belangrijk dat de protagonist begint als een overtuigd kommunist en aan het eind een anti-stalinist is. We wilden dat ook de toeschouwer dezelfde weg zou afleggen. We wilden ook een arbeidersjongen en geen intellektueel in de hoofdrol.

– Er zit een lange praatscène in de film waarmee u flink wat risico’s neemt, een politiek debat over de vraag of in een bevrijd dorp kollektivizeringen moeten doorgevoerd worden.

– LOACH : Die scène duurt vijftien minuten en is dramatisch inderdaad erg gewaagd. Ik vond ze ook essentieel. Het gaat om gewone lieden wier mening gevraagd wordt over hoe de grond nu moet verdeeld worden. Geen diskussie over abstrakte politieke ideeën maar over heel konkrete zaken die hun verdere leven zullen bepalen, hoe ze voortaan aan hun voedsel zullen geraken, wat er met het land zal gebeuren. Natuurlijk zijn er meningsverschillen. We vonden het inderdaad een risico, maar zonder die scène verliest de film ook zijn lef. Als je dit er uit laat, waarom moet er dan nog gevochten worden ?

– We hebben nooit het gevoel dat de gevechten gerekonstrueerd zijn, ze hebben het werkelijkheidsgehalte van journaalbeelden.

– LOACH : We wilden dat het er niet teveel bestudeerd uitzag, dat de film de vitaliteit zou hebben van een dokumentaire. Het belangrijkste is dat de aktie voor de camera geloofwaardig wordt geënsceneerd, dat het geen stoet wordt van tableaus maar iets wat organisch groeit.

– Was u geïnspireerd door de fotojournalistiek van oorlogsfotografen zoals Frank Capa ?

– LOACH : We hebben die foto’s zeker bestudeerd, maar we wilden dit niet imiteren. We wilden niet dat het eruit zag als een film uit de jaren dertig, dat zou pas vals zijn geweest. We wilden dat de camera zo onopdringerig mogelijk was. De camera neemt de positie in van iemand die er bij is en zo goed mogelijk probeert te begrijpen wat er gebeurt.

– Er is een schokkende scène waarin iemand vanop een kerktoren op leden van de POUM schiet ; het blijkt een priester te zijn die later zelf geëxecuteerd wordt.

– LOACH : De katolieken moeten maar onder ogen zien dat de kerk aktief het fascisme heeft gesteund. We weten dat dit nog geduurd heeft tot na de Tweede Wereldoorlog, toen het Vatikaan zelfs oorlogsmisdadigers hielp ontsnappen. De kerk zat tot over zijn oren in het fascisme en moet daar maar de verantwoordelijkheid voor dragen. Dit incident is op feiten gebaseerd. We wisten dat we daarvoor gekruisigd zouden worden, dus hebben we niets verzonnen. Sommige priesters vochten tegen de internationale brigades. De kerk had hen opgeroepen om dit te doen, voor hen was het een rechtmatige strijd. Ze werden misleid om een heilige oorlog te vechten. We wilden dat die scènes zouden schokken, niet uit sensatiezucht maar omdat de waarheid nu eenmaal schokkend is.

– U bent nog nooit zo produktief geweest als de laatste jaren, terwijl dit nu toch een veel ongunstiger tijd is voor het soort films dat u maakt ?

– LOACH : Het is een feit dat het publiek voor de film die niet uit Hollywood komt, onder druk van marktmechanismen erg versmald is. Ik kan mijn films blijven maken omdat ze niet zo duur zijn. De Europese distributie volstaat om met “Land and Freedom” uit de kosten te komen. Zodra je Amerika nodig hebt om de financiering rendabel te maken, ben je gezien. Je moet een Hollywood akteur nemen, en allerlei koncessies doen. Dat is dodelijk. Ik maak nog liever geen films of een dokumentaire dan dat ik die toegevingen zou doen.

– In de jaren zeventig was u zo goed als van het filmtoneel verdwenen ?

– LOACH : Dat kwam gewoon omdat er toen geen geld was voor Britse films. Er werd alleen geïnvesteerd in Amerikaanse produkties die in Engelse studio’s werden opgenomen. Ik was toen genoodzaakt om televisiefilms te maken. Rond 1980 begon Channel Four in kleinschalige Britse films te investeren en werd de Britse film weer een realiteit. Ondanks het geklaag is het nu een betere tijd dan in de jaren zeventig. Er zijn tenminste diverse kanalen om films te financieren : Channel Four, British Screen, het BFI dat zich toespitst op kleine produkties, zelfs de BBC investeert nu in bioskoopfilms. Wat betekent dat je films kunt maken met een Europees perspektief. Tenminste als je het geld zuinig spendeert, in ons geval 2,6 miljoen pond, afkomstig uit Groot-Brittannië, Spanje en Duitsland.

– Welke films bewondert u ?

– LOACH : De films waar ik altijd naar teruggrijp zijn de Tsjechische films uit de jaren zestig, de Praagse Lente met figuren als Milos Forman, Jan Nemec en Jiri Menzel. Ook van het werk van de Italiaanse neo-realisten heb ik echt genoten, al heb ik die in lange tijd niet meer gezien.

– En in de huidige filmerij ?

– LOACH : Het liefst zie ik films waarin ik een persoonlijke stem hoor. Ik baal van al die films die alleen maar naar andere films verwijzen. Dat eeuwige navelstaren. Ik vind dat films naar de wereld moeten verwijzen, niet naar de cinema. Voor “Land and Freedom” hebben we doelbewust geen fiktiefilms over de Burgeroorlog bekeken, alleen dokumenten. “L’Espoir”, de film die André Malraux maakte over de Spaanse Burgeroorlog, heb ik bijvoorbeeld nooit gezien.

– Hebt u uw hoofdrolspeler Ian Hart gekozen nadat u hem had gezien als John Lennon in “Backbeat” ?

– LOACH : Helemaal niet. Ik had hem in geen enkele film gezien. Ik beoordeel nooit akteurs op vroegere prestaties. Dat heeft gewoon geen zin. Je weet immers niet wat de inbreng van de regisseur was, je kent de omstandigheden niet waaronder werd gedraaid. Iemand kan slecht overkomen in een film en toch een prima akteur zijn. Als ik de kandidaat-akteur ontmoet, praat ik nooit over zijn werk, ik probeer hem te zien als een persoon, niet als een akteur.

– Hoe merkt u dan of ze goed zullen overkomen op film ?

– LOACH : Gewoonlijk doe ik tijdens de laatste selekties kleine improvizaties op video, wat in feite meer dient als geheugensteuntje. Wanneer ik met iemand praat en ik voel dat ik kontakt heb met die persoon, zal hij ook wel het publiek weten te raken. Rond de akteur wordt een hele mystiek gecreëerd. Dat komt gewoon omdat mensen hun eigen oordeel niet vertrouwen, daarom doen ze alsof er allerlei mysterieuze zaken een rol spelen. Terwijl het eigenlijk een heel eenvoudig proces is. Hetzelfde geldt voor filmregie. Ook daar is niks moeilijks aan. Daarom vind ik dat filmscholen doorgaans een verderfelijke invloed hebben. Om hun bestaan te rechtvaardigen, moeten ze het hele proces tot iets geweldigs opblazen.

– Er komt bij het maken van een film toch heel veel techniek kijken die toch moet aangeleerd worden ?

– LOACH : Veel minder dan je denkt. Het is natuurlijk handig om te weten hoe je de shots aan elkaar moet krijgen, en of je een totaalopname of een close-up wilt hebben, maar daar houdt het ook mee op. De cameraman weet hoe de camera te bedienen, de geluidsman hoe hij het geluid moet opnemen, de monteur hoe hij moet snijden. Méér is er toch niet. Je kan het allemaal in één dag leren, de rest komt wel vanzelf. De ware kreativiteit schuilt trouwens bij de scenarioschrijver, wiens aandeel vreselijk wordt onderschat. Ik verfoei hoe ze hier in Cannes spreken van “Un film de…. ” Een film maak je niet alleen. Ik vind het gênant als er gesproken wordt van “Een film van Ken Loach”. Die hebzucht en opgeblazen eigenwaarde is nu echt typisch voor het filmbedrijf.

Patrick Duynslaegher

Ken Loach tijdens de opname van “Land and Freedom” : “Films moeten naar de wereld verwijzen, niet naar de cinema. “

“Land and Freedom” : het volksleger richt de wapens tegen de verzetsbrigade.

Ian Hart in “Land and Freedom” : werkloze uit Liverpool in Spaanse Burgeroorlog.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content