?Dag mijnheer,” zegt de netjes gekapte jongeling, terwijl hij voorbeeldig zijn hand uitsteekt. Officieel heet hij Ferenc maar iedereen noemt hem Ferre. Hij houdt van muziek die wild en ruig is. Grunge en hard-rock. En hij is verslaafd tot en met al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen. Zijn verslaving heeft hij in een foedraaltje gewikkeld dat niet veel groter is dan een portefeuille, bedrukt met het motief van een slangenhuid. Zijn zakcomputer. Hij heeft hem twee jaar geleden gekocht. ?Je kan er je hele leven in kwijt,” zegt Ferre, ?en hij heeft het voordeel dat je er overal mee kan werken, zelfs in de bus. Het nadeel is natuurlijk dat je er altijd mee bezig bent.”

Zijn vader een Hongaarse inwijkeling is er mee begonnen. Ferre was amper zeven, toen papa voor het eerst een computer mee naar huis bracht. Een half jaar later was Ferre al zo ver dat hij eigen programma’s begon te schrijven. Een whiz kid, ja. Maar is hij ook een wonderkind ? Op de school waar hij handelswetenschappen studeert, hebben ze daar hun twijfels over. Vorig jaar is Ferre zelfs blijven zitten. Sommige leraars vragen nu spottend of die computer hem niet wat meer kan helpen. Maar het leedvermaak is wederzijds. Geen enkel vak weet hem daar te boeien. En als er met de computer wordt gewerkt, hinken ze daar natuurlijk hopeloos achterop. ?In Engeland heb je een aantal scholen waar met een aangepaste versie van de psion les wordt gegeven, maar hier moeten ze alles nog leren. Totaal geen niveau. En haal je dan eens een psion boven, dan noemen ze je een stoefer.”

Ferre is er rotsvast van overtuigd : zijn zakcomputer is de meest flexibele ter wereld. Hij schat dat hij de mogelijkheden van dat toestel al voor 99 procent onder de knie heeft. Er zijn maar weinig jongens van zijn leeftijd, denkt hij, die dat kunnen zeggen.

Niet dat Ferre het gevoel heeft dat het eenzaam is aan de top. Via zijn computer heeft hij al vele vrienden gemaakt. Hij neust even in zijn bestand, en kijk, daar staan ze : 1067 adressen. En hij is geen zombie. Hij maakt ook tijd voor ander amusement, en vrienden die geen snars van computers afweten.

Zijn ouders vinden de passie van zoonlief best, als hij zijn middelbare-schooldiploma maar haalt. Ferre heeft daar wel begrip voor. ?Al is het vandaag veel meer de ervaring die telt.” Universiteit ? Ze hebben daar natuurlijk schitterende apparatuur, maar hij wil toch liever in zijn eentje verder experimenteren. Hoe dan ook wil hij een job in de computersector. Commerciële programma’s uittekenen. Geld is daarbij zeker niet de eerste beweegreden.

Naar televisie kijkt hij nooit. ?Het aanbod is er zo triestig.” En sport ? ?Dat zie je toch aan mijn figuur, zeker ?” De enige sport die hij beoefent is surfen op Internet. Hij probeert zich daarbij enigszins in te tomen, al was het maar omdat de telefoonrekening zo oploopt. Tien uur per week is meer dan voldoende. En al dat geklets met correspondenten, over afspraakjes, of over het weer in Minneapolis, gaat Ferre op den duur toch vervelen.

Na schooltijd zoekt hij asiel bij een verdeler van computers. Het is zowat zijn tweede huis geworden. Telkens daar een personeelslid langskomt, schakelt Ferre over op een vreemdsoortig abracadabra. Computerlands. Of hij af en toe ook nog wat leest ? ?Nee,” zegt Ferre, ?maar misschien zou ik dat beter wél doen. Ik moet echt op zoek naar de woorden als ik Nederlands spreek.”

M.B.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content