De Koe brengt “Het jachtgezelschap” van Thomas Bernhard: de mens is er om te sterven.

Cie. de Koe is voortaan gewoon De Koe. Na het vertrek van Bas Teeken en Frank Focketeyn vormt Katelijne Damen (Zuidelijk Toneel, Drie Vingers) samen met Peter van den Eede de artistieke kern. Hun eerste productie is Het jachtgezelschap van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard (1931-1989). Voor de regie werd een beroep gedaan op Damiaan De Schrijver van TgSTAN, een gezelschap dat in het verleden ook al met Bernhard bezig was.

De Schrijver trekt Het jachtgezelschap niet op het spoor van TgStAN en toch is de voorstelling anders dan men de jongste jaren van Cie. de Koe gewoon was.

Het jachtgezelschap wordt gespeeld in een nieuwe bewerking. Een aantal figurerende personages gaat ongemerkt over in de drie overblijvende personages: een generaal (Bruno Van den Broecke), een huisvriend die als schrijver wordt aangesproken (Van den Eede) en de vrouw van de generaal (Damen).

Het hoofdthema in het werk van Bernhard is de dood en alles wat daar mee samenhangt aan verval, aftakeling, ziektes, ongemakken en ontluistering bij de mens, in de natuur en het politiek-maatschappelijk gebeuren. In Het jachtgezelschap maakt de boomschorskever de bomen kapot, sterft het bos en gaat de generaal voor het laatst fazanten schieten. Hij heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in Stalingrad zijn linkerarm verloren, wordt blind en heeft met een kettingzaag in zijn been gezaagd, waardoor een ongeneeslijke ziekte zich manifesteerde. Dat hij ten dode is opgeschreven mag de generaal niet weten, maar hij doet alsof en kiest ten slotte voor zelfmoord.

ZWART KOSTUUM EN KALE KOP

De handeling in de voorstelling door De Koe wordt beperkt tot een aantal woordenwisselingen in een half-donkere kamer, van waaruit de personages het onmetelijke, stervende en ondersneeuwende bos kunnen zien. De vrouw en de schrijver hebben een zeer nauwe band. De schrijver wint van de vrouw in het kaartspel en zij is niet alleen gezelschap maar ook een klankbord voor zijn filosofieën. De generaal vertegenwoordigt een uiterst conservatief gezag en oreert onder meer met grote minachting over schrijvers en theater. De schrijver verdedigt zich door te vluchten in romantische beschouwingen, die hij vindt bij de vroeg gestorven Russische dichter-soldaat Michail Lermontov.

De ironie in het stuk zit onder meer in het feit dat Bernhard zichzelf en zijn werk door de mond van de generaal bekritiseert, zelfs onderuithaalt en eigenlijk geen tegenargumenten heeft. Theater en leven waren bij Bernhard zo stevig met elkaar verstrengeld, dat de slogan dat de mens er is om te sterven zijn hele doen en laten beheerste.

Vandaar de sombere sfeer die de voorstelling van De Koe tekent. En vooral ook het statische in de personages. Van interactie is weinig te merken. Zelfs de schrijver en de vrouw hebben nauwelijks lijfelijk contact. Van den Eede in zwart kostuum en met kale kop heeft veel van een uitgevaste kluizenaar, maar hij bekoort door de lichte nuances in zijn zegging en de haast monkelende manier waarop hij de ironische ondertoon profijtig laat doorklinken. Damen is als generaalsvrouw een tussenpersoon die zich niet laat kennen, een bazig iemand die de situatie van bovenaf bekijkt. Van den Broecke is een zachte verschijning en geeft de indruk een uitgeputte generaal te zijn die net van het front komt en daardoor slagvaardigheid mist in zijn aanval op de schrijver.

Niet alleen de verwijzingen naar Lermontov, de mooie negentiende-eeuwse aankleding van de generaalsvrouw en het statische verloop van de handeling, maar het hele sfeerbeeld kunnen zo uit een stuk van Tsjechov komen. Voor wie goed luistert, doet dat niets af van de actualiteitswaarde van het stuk. Het literaire karakter van Bernhards werk, dat ook hier aan verbaliteit lijdt, wordt er eerder door beklemtoond dan verwerkt.

Reisvoorstellingen. Info: 03/248.66.60

Roger Arteel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content