Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Van de weekendkranten, verlos ons Heer. Geen betere manier om twee vrije dagen te verknoeien. Wij kopen er drie: Het Laatste Nieuws voor ons plezier, De Standaard en De Morgen omdat het moet. Dat betekent zaterdag om halfzeven op, anders red je het niet. Eerst plooien wij De Standaard open, en als om kwart over tien, ’s avonds welteverstaan, Goal begint, zijn wij daar bijna doorheen. Tot dan blijkt dat het zaterdagkatern Trottoir er nog achter steekt. Twee bladzijden interview, zes bladzijden interview, twintig bladzijden interview… volstrekt onleesbaar.

Er zijn gelukkig uitzonderingen, merkwaardig genoeg staan die telkens in Het Laatste Nieuws. Zoals ‘Keerpunten’ van Frieda Joris, de beste interviewster uit de Vlaamse pers. Hoe ze het doet, durven wij ons niet afvragen, maar hebt u een geheim dat u te allen prijze wil bewaren, laat dan Frieda niet binnen of vijf minuten later hebt u het verklapt. Vorige week stapte ze af bij den Baard in Oostende. Ongelooflijk, wat die allemaal uitkraamde.

‘Ik ben altijd een echte etter geweest’, steekt hij nog redelijk positief van wal. ‘Dat wisten we toch al lang’, zal u nu roepen, maar wat volgt, tart elke verbeelding. De baldadigheden waarop den Baard zich beroemt, volstaan voor dertig jaar opsluiting, en tien jaar internering erbovenop.

De allereerste dag in het tweede leerjaar kreeg hij onmiddellijk tien bladzijden straf. Van zijn eigen vader! Die onderwijzer was in de dorpsschool van Stavele. ‘Zo’n dommekloot, ik ben er vet mee’, citeert den Baard het oordeel van diezelfde vader over hem. Lezen en schrijven leerde de minister pas in het vijfde studiejaar. En tot vandaag kampt hij met een lateralisatieprobleem. Dat houdt in dat hij moeite heeft met het onderscheiden van links en rechts, wat duidelijk blijkt uit zijn politieke carrière. Een neveneffect is dat hij bijvoorbeeld 67 en 76 met elkaar verwart, wat bij menige begrotingscontrole goed van pas is gekomen.

Den Baard, toen nog het Baardje, stak voor het eerst een huis in brand op zijn elfde verjaardag. ‘Ik wist niet dat er nog mensen binnen waren,’ geeft hij na al die jaren toe, ‘maar het effect was alleen maar spectaculairder.’ Op de middelbare school was hij de schrik van het voltallig onderwijzend personeel. Weigerde huiswerken te maken of lessen te leren, gooide het cursusboek ostentatief onder de neus van de leraars in de vuilnisbak, en werd er enkel door gelaten omdat ze zo tenminste in zes jaar tijd van hem verlost waren.

‘Op de universiteit werd ik pas echt een varken’, lezen wij tot onze onthutsing. Den Baard studeerde pol. & soc., en dan nog in Gent. ‘Elke nacht zat ik op café. Ik keerde pas rond acht uur ’s morgens naar mijn kot terug, sliep dan tot een uur of zeven, studeerde twee uurtjes, en daarna weer de kroeg in. Geld had ik niet, maar ik dronk altijd de glazen leeg van de jongens die gingen dansen. En mijn goede vriend Jan uit Stavele, gaf mij elke maand zijn zakgeld. We hadden afgesproken dat ik dat zou terugbetalen zodra ik zelf geld begon te verdienen, maar dat heb ik natuurlijk niet gedaan.’

Daarna ging hij rechten volgen in Antwerpen. ‘Niet omdat het mij interesseerde, maar om mijn ouders op kosten te kunnen jagen, en om aan de hoppepluk in Poperinge te ontsnappen.’ Zijn brave moeder kreeg de schrik van haar leven, toen op een dag een zwaargewapend peloton eliteagenten haar huis binnenviel, op zoek naar bloembakken die den Baard uit een grootwarenhuis had gestolen.

U denkt dat wij weer aan het overdrijven zijn, maar neem Het Laatste Nieuws van zaterdag 13 november: het staat er allemaal in. Alleen over de bijzonder pijnlijke episode met de jonge Freya Van den Bossche zwijgt den Baard in alle talen, maar voor de rest legt hij zijn hele privé-leven op tafel.

‘Mijn eerste drie vrouwen zijn van ellende gaan lopen, maar daar was niet veel aan verloren’, vervolgt de minister, voor wie duidelijk geen enkele morele grens bestaat. ‘Helaas had ik ook een kind of acht, negen. Het kunnen er ook tien of elf geweest zijn, ik hield dat niet zo bij. In elk geval liep de alimentatie hoog op. In het weekend mochten ze naar mij komen, maar jammer genoeg was mijn studio te klein om iedereen binnen te laten. Ik had alleen een tafeltje en een bed, wassen deed ik mij in het toilet op het ministerie, twee keer per week. Maar ik trakteerde de kinderen soms op een hamburger, die we dan in tien stukken sneden. Een groot voor mij, en voor ieder van hen een kleintje.’

Marijke Schaepelinck, ‘general coördinator’ van de Oostendse basketclub en vierde mevrouw Vande Lanotte, gaf les op de school van de kinderen. ‘Ze kwam mij eens spreken omdat mijn dochter zogezegd problemen had met Duits. ôDuits?” heb ik gezegd. ôAuf dem Teppich, du Luder.” En zo is het begonnen, liefde op het eerste gezicht. We zijn nu een gelukkig gezin.’

Dat blijkt uit een anekdote: ‘Ik ben in Oostende eens meegevlogen met de helikopter van de rijkswacht. Ik had verwittigd dat ik over ons huis zou vliegen. Toen we er bijna waren, belde ik Marijke. ôIk weet niet of ge het kunt zien,” zei ze, ômaar een van de kinderen zit in de dakgoot en de andere staat op de nok van het dak.” En wij hebben een huis van vier verdiepingen! Ik vond dat wreed geestig. Vooral toen de kleinste er van het schrikken bijna afviel.’

Uw dienaar weet veel over den Baard. Tot nu toe zijn wij met die kennis zeer terughoudend omgesprongen. Maar als hij zelf zijn privacy zo te grabbel gooit, wat zouden wij ons dan nog inhouden?

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content