Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Op 21 oktober 1999 maakte Eric Wauters een einde aan zijn leven. Het is nog steeds niet te geloven. Zijn vriend Leo De Vos vertelt.

U kent Leo De Vos van Radio 1. Daar brengt hij elk weekend vanuit het Antwerpse of het Waasland van een of andere voetbalwedstrijd verslag uit. Met een warme en beschaafde stem. Wat fel afsteekt tegen veel andere jandoedels, zoals wij Jan Wauters lang geleden eens hebben horen opmerken. Hierbij keek hij langdurig in de richting van uw dienaar.

Maar meer nog dan voetbalman, is Leo De Vos iemand van de ruitersport. Kent persoonlijk elk paard en vice versa. Is al decennia lang een grage gast op allerlei grote en kleine ruitertoernooien. Op vele roept hij zelf om. “Doet hij de micro”, zoals dat in het jargon heet. Met een vakmanschap dat in die discipline onovertroffen is. Het zal dus niemand verbazen dat Leo bijzonder goed kon opschieten met, en vriend aan huis was bij Eric Wauters, de man die jarenlang de spilfiguur is geweest van de Belgische paardensport. Wauters was een kampioen, een organisator, een onbetaalbare ambassadeur. Hoe is het mogelijk dat een zo geestdriftig en optimistisch man op zijn 48ste zelfmoord heeft gepleegd? Luister naar het levensverhaal van Eric Wauters, en u zal het onbegrijpelijke een beetje begrijpen. Niet helemaal, maar dat kan – wellicht – niemand.

Leo De Vos: Voor elke reportage over de ruitersport kwam je bij Eric Wauters terecht. Om het even waarover het ging: de toestand van de fokkerij, het gebruik van doping, de vaak onvriendelijke behandeling van de paarden, het transport, de ideale springbodem, de jumping van Aken… Eric kende van alles feiten en achtergronden. Hij was ervan overtuigd dat de paardensport, door de gecoördineerde inspanning van mens en dier, iets uitzonderlijks was. De techniek en het talent van de ruiter beschouwde hij niet als het belangrijkste. Wij zijn geen echte sportlui, beweerde Eric altijd, we zijn berijders van sportpaarden. Precies daarom wilde hij naast de anatomie ook de psychologie van de paarden doorgronden, en had hij een encyclopedische kennis van hun afstamming en prestaties.

Wauters legde in elk gesprek de nadruk op de nevenaspecten van zijn sport.

De Vos: Omdat hij er zoveel van wist, kon Eric zijn eigen prestaties en die van de ruiters in het algemeen relativeren. Hij begreep dat jumping alleen een hoog niveau kon halen dankzij de vakkundige inzet van de fokkerij. Hij liet geen kans voorbijgaan om deze mensen uit de anonimiteit te halen, en nam als eerste in dit land het initiatief om de fokkers te laten delen in het prijzengeld. Op de Internationale Jumping van Mechelen, zijn levenswerk, was de huldiging van het “Belgisch paard van het jaar”, telkens een hoogtepunt. In een lege en verduisterde arena, viel dan de spot op een ongetoomd en ongezadeld paard, dat van de volgelopen Nekkerhal een staande ovatie in ontvangst nam. Een eenvoudig moment van grote ontroering.

Wauters was een schitterend ruiter, en ontpopte zich ook moeiteloos tot een perfecte organisator en regisseur.

De Vos: Als ruiter had hij veel gezien en was hij overal in de wereld geweest. Daar heeft hij als organisator veel van opgestoken. Maar ideeën klakkeloos kopiëren, heeft hij nooit gedaan. Van bij de start van wat in het begin “het Criterium van de Vlaamse Gewesten” heette, zocht hij naar nieuwe en verrassende invalshoeken. Eric is ermee begonnen in 1979, precies twintig jaar geleden. Drie jaar na het ongeëvenaarde succes van de Belgische ruiters op de Olympische Spelen in Montreal. Het team met François Mathy, Stanny Van Paesschen, Edgar-Henri Cüpper en Eric Wauters, won daar een bronzen medaille in de landenwedstrijd, nadat Mathy ook individueel brons had behaald. Velen ontdekten toen de ruitersport. De verantwoordelijken van de Federatie wentelden zich in de glorie van dat onverwachte succes, maar ondernamen verder niets. Alleen Eric, met zijn altijd rusteloze geest, besefte dat het nu of nooit was om een populairder imago te bezorgen aan de paardensport, die werd beschouwd als elitair en weggelegd voor rijkeluizen. De achterhaalde “Jumping de Bruxelles”, met zijn protserige en bekakte sfeer, was daarvan een symbool.

Voor Wauters een goed voorbeeld van hoe het niet moest.

De Vos: Eric heeft van Jumping Mechelen een feest voor de hele paardensportwereld gemaakt. Voor heer en boer, zoals hij zelf graag zei. In Brussel vonden ze dat de ruitersport met dit soort manifestaties de provincialistische toer op ging, maar binnen de kortste keren kreeg Mechelen een grote internationale uitstraling. Er kwam een manche van de World Cup en van de Nation’s Cup, en de kerstveiling van Belgische paarden en veulens, raakte tot ver buiten Europa bekend. Dit jaar is Mechelen trouwens het decor van de wereldbeker dressuurrijden. Dat alles is de verdienste van een man met een ongelooflijk doorzettingsvermogen en een onwrikbaar geloof in de kracht van zijn sport.

Kwam Eric Wauters uit een paardensportmilieu?

De Vos: Eric was de jongste van negen kinderen. Zijn vader was aanvankelijk een welgesteld man, bestuurder van de Graannatie, met een grote belangstelling voor paarden. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog ging hij failliet, en werd hij zwaar ziek. Moeder Wauters, een vrouw die van aanpakken wist, begon in Keerbergen een vastgoedzaak. Ze koos Keerbergen omdat dat een residentieel gebied in volle expansie was. Een mooie streek met veel dennenbossen, een kleine luchthaven, een golfterrein, maneges, hotels, en een paar befaamde restaurants. De verkoop van gronden en huizen liep er van een leien dakje. En via die omweg streek de familie Wauters neer in het Mekka van de paardensport. Hun buurman was Maurits De Kimpe, een bekende paardenhandelaar. Eric was niet weg te branden uit zijn stallen. Paarden borstelen, boxen schoonmaken en uitmesten, en als beloning gratis rijlessen. In de paardenhal annex manege waren zo’n veertig paarden gestald, meestal van gefortuneerde lieden die alleen in de weekends kwamen opdagen. Ze rekenden op de achtjarige Eric, om na schooltijd hun paarden af te rijden. Jack Asselberghs gaf hem zijn eerste springlessen en op zijn tiende kwam hij al uit in de jongerencompetities.

Was dat met eigen paarden?

De Vos: Zijn eerste paard heette Roy. Eric heeft mij er dikwijls over verteld. Het was zijn lievelingsdier in de manege van De Kimpe, en vader Wauters had het voor hem gekocht, zonder dat iemand het wist. Jarenlang heeft hij in het geheim de rekeningen betaald, en Eric reed dus op een paard waarvan hij niet eens wist dat het van hem was. Dat is pas uitgekomen toen zijn vader op een dag weer zwaar ziek werd, en naar het ziekenhuis moest. Moeder Wauters wist niet wat ze zag, toen de rekeningen van pension, hoefsmid en dierenarts binnenliepen. Ze moest zich elke dag te pletter werken om haar gezin te onderhouden, en om aan drie broers van Eric de kans te geven voor landbouwkundig ingenieur te studeren, en dan had haar man stiekem een springpaard gekocht. Dezelfde dag werd Roy verkocht. De kleine Eric was ontroostbaar. Hij trok er de les uit dat een ruiter zich het best niet te zeer hecht aan een paard. De volgende jaren reed hij bijna uitsluitend met materiaal van anderen.

Later is hij naar Duitsland getrokken.

De Vos: Na hun studies begonnen de broers van Eric uit te zwermen. Eén trok naar Zuid-Afrika om er asperges te kweken, een tweede begon in Ivoorkust een ananasplantage, en een derde ging aan de slag bij de Boerenbond. Vader en moeder Wauters wilden dat ook Eric, na het hoger secundair in de tuinbouwschool van Vilvoorde, voor landbouwingenieur ging studeren. Maar dat liep heel anders. In de vakantie trok Eric naar Münster om Reiner Klimke te ontmoeten, die net brons had behaald op de Olympische Spelen in Mexico. Hij volgde bij hem een cursus en tekende na afloop zonder veel nadenken een driejarig contract als Lehrling-Bereiter. Hij kwam in een veredelde kazerne terecht, bij Major Paul Stecken, een onvervalste Duitse militair. Vader Wauters, die een afkeer had van Duitsers, zag dat allerminst zitten, en trok zelf naar Münster om Eric er weer weg te halen. Maar de gezamenlijke interesse voor paarden zorgde ervoor dat hij en Stecken al snel dikke vrienden werden.

En in de plaats van dat Eric mee terugkwam, bleef vader daar?

De Vos: Nee, maar het scheelde niet veel. Eric leerde bij Stecken grondig de basisprincipes van het paardrijden, maar vertrok toch na negen maanden. Met een Urkunde waarin vreemd genoeg vermeld stond: “Überdurchschnittliche Veranlagung für Dressurreiten, aber das Springen ist nicht so gut.” In Warendorf haalde Eric zijn diploma van Bereiter, trok terug naar België, en volgde lessen aan de hoefsmederijschool in Brussel. Zijn echte carrière begon toen Rik Van Erps, een amateur-ruiter uit Vilvoorde, het voor bekeken hield. Van Erps had goede paarden op stal. Zoals Markies, een kruising van een trekpaard en een draver, een halve wilde die over alle hindernissen dook maar daarbij zijn berijder meer dan eens uit het zadel lichtte. Eric hield van lastigaards, zag het ook als een bewijs van zijn ruiterskunst om ze in toom te krijgen. Hij debuteerde met Markies in de Grote Prijs van Brasschaat, won meteen, maar hield er wel een gebroken sleutelbeen aan over. Een tijdje nadien werd hij uitgezonden naar Den Haag. Daar stonden internationale toppers als Alwin Schockemöhle, David Broome, Nelson Pessoa en Jonquères d’Oriola aan de start. In dat gereputeerde gezelschap won Eric zijn eerste grote wedstrijd. In de barrage van de “Kies uw punten” versloeg hij niemand minder dan Harvey Smith. Het was jaren geleden dat een Belgische ruiter een buitenlandse wedstrijd had gewonnen. Onmiddellijk gingen er stemmen op om een Belgische ploeg naar de Olympische Spelen van München te sturen. Ferdi Tyteca was voor vermeende brutaliteiten geschorst door Federatievoorzitter ridder Menten de Horne, een soort militair dictator. Het paard van Thierry Storme was hopeloos uit conditie. En Edgar-Henri Cüpper, een andere valabele kandidaat, was zwaar ziek geweest. Zo werd Eric tot zijn eigen verbazing geselecteerd.

Dat was nog altijd met Markies?

De Vos: Ja, en die deed het uitstekend in de olympische wedstrijd. Eric maakte bij zijn eerste omloop vier fouten, dat waren zestien strafpunten, waarmee een plaats in de finale mogelijk was. Maar hij was zo opgetogen dat hij vergat te finishen! Het publiek joelde en tierde, Eric begreep niet waarom, tot hij de prins van Edinburgh, de voorzitter van de internationale federatie, in de gaten kreeg. Die stond ook al te molenwieken: “You forgot to finish!” Weg finale. In de landenwedstrijd haalde Markies acht strafpunten, net als Talisman van Mathy. Maar de andere twee rijders, François Thiry en Jean Damman, werden uitgebeld.

Die dwaze flater maakte Wauters populair.

De Vos: Niet zozeer de flater, wel de inzet en de geestdrift waarmee de bescheiden combinatie zich geweerd had. Het optreden van Wauters gaf de hele Belgische ruitersport een injectie. Eric was het type sportman dat aanslaat bij het publiek. De selfmade man, niet gefortuneerd, niet door het lot bevoordeeld, geen geschenken, de doorzetter, de vechter, de man die er altijd weer voor ging.

En toen kwam Pomme d’Api.

De Vos: Pomme d’Api was een Hannoveraan van buitengewone klasse. Dat Eric ermee mocht rijden, dankte hij aan de tussenkomst van François Mathy, en aan de financiële inbreng van een bemiddelde dame, mevrouw Jedwab. Eric heeft Pomme d’Api wereldberoemd gemaakt. Ze wonnen samen een hele reeks Grote Prijzen, en als klap op de vuurpijl sprong het paard in Le Touquet over de puissance-grens van twee meter dertig. Dat was een wereldrecord. Voor het eerst werd een Belgische ruiter uitgenodigd om in de Verenigde Staten zijn kunsten te komen demonstreren. Wauters en Pomme d’Api wonnen er onder meer de prestigieuze Grote Prijs van Washington. Dat succes leidde tot de verkoop van het paard, aan de Canadese eigenaar Mathers, die zijn eigen zoon er al mee zag schitteren op de Spelen in Montreal. Maar de jonge Mathers kon met het paard niet uit de voeten, en een jaar later stond Pomme d’Api weer netjes in Keerbergen.

Eric had in die tussenperiode bij Alwin Schockemöhle de achtjarige Hannoveraan Gute Sitte weggekocht. Een schot in de roos, want in Brussel en Parijs eindigde deze merrie telkens op de tweede plaats. Gute Sitte was een rasecht olympisch paard, maar een week vóór de Spelen van Montreal liep het een spierscheur op. Paard in het gips, goed verzorgd, en toch maar ingezet in het individuele toernooi. Dat was een verkeerde gok, en Wauters kwam zwaar ten val. Maar in de landenwedstrijd ging het al heel wat beter, en met zeven strafpunten had Eric een groot aandeel in de bronzen medaille van de Belgische ploeg.

Nadien is hij voortdurend in de top blijven meedraaien, met een pleïade aan goede paarden: Winnetou, Jordan, Rossantico, Mrs Carlsberg en vooral Va Petit Mousse, waarmee hij drie keer de derby van La Baule won, en in Wembley tot beste combinatie van het concours werd uitgeroepen. Maar tussendoor was er het rampjaar 1978 geweest. Zijn pasgeboren zoontje stierf, en toen hij zelf na een val in Wembley met een dubbele bekkenbreuk in het ziekenhuis lag, overleed ook zijn vader. Het noodlot heeft Eric nooit gespaard.

Wauters was de eerste Belgische profruiter.

De Vos: Met Universal Promotions als sponsor, later zijn andere bedrijven gevolgd. Eric was zich er goed van bewust dat een carrière in de springsport afhankelijk is van de kwaliteit van het paard. En net als in andere takken, werd de impact van het geld en de commercie alsmaar groter. Voor toppaarden worden vele tientallen miljoenen neergeteld, en dat blijft een zeer riskante onderneming. Dat was ook de reden waarom Eric, met zijn vele talenten, zijn actieradius ging uitbreiden. Hij werd een doortastend organisator, niet alleen in Mechelen maar ook in Monaco. De kinderen van prinses Caroline kwamen trouwens bij hem in Putte rijles volgen. Hij werd coach van de Belgische olympische equipe in Los Angeles, Barcelona en Atlanta. Hij was de gedreven secretaris van de International Jumping Riders Club, de belangenvereniging van de ruiters. Hij was een kundig veilingmeester en een gewaardeerd televisiecommentator. En vooral was hij de pleitbezorger van zijn sport bij openbare instanties en sponsors, die hij door zijn enthousiasme, zijn welbespraaktheid, en zijn aansprekend voorbeeld als sportman, over de streep haalde. Zonder Eric Wauters, het is echt niet overdreven, zou de ruitersport in dit land niet staan waar ze nu staat. Dit weekend gaat in de Nekkerhal de twintigste Jumping van Mechelen van start, sinds een paar jaren omgedoopt in de Flanders European Christmas Horse Show. Het wordt bijna ondoenbaar om het verlies van Eric op te vangen.

Hoe is het mogelijk dat uitgerekend een zo’n enthousiast man zelfmoord pleegt?

De Vos: Die vraag hebben we ons sinds die fatale dag allemaal onophoudelijk gesteld. Eric heeft het voorbije jaar af te rekenen gekregen met een rij tegenslagen die hem moedelozer en wanhopiger hebben gemaakt dan wij konden vermoeden, en dan hij durfde of wilde toegeven. Hij was al een tijdje depressief, al verborg hij dat voor de buitenwereld achter een masker. Maar ik weet van Yolande, zijn vrouw, dat hij er soms agressief van werd, op het einde zelfs min of meer bedreigend. Eric is altijd een perfectionist geweest. Hij was goedgezind en vol begrip voor wie vakbekwaam was en zijn werk deed, maar hij kon net zo goed razend worden op wie door onkunde of nonchalance een blok aan het been was. Hij had autoritaire trekjes, wat ook moet als je iets van enige omvang organiseert. Ik zeg dat, omdat het helpt Erics karakter te doorgronden.

Het is een delicaat onderwerp, maar weinig mensen plegen zelfmoord omdat ze thuis zo gelukkig zijn.

De Vos: Ik zal er eerlijk op antwoorden. Eric voelde zich stilaan een passant in zijn eigen huis, en dat zat hem meer dwars dan hij toegaf. Hij was zelf opgegroeid in een kroostrijk gezin, in zijn hart was hij een familieman. Maar zijn job en passie dwongen hem ertoe bijzonder veel uithuizig te zijn. Dertig jaar lang van jumping naar jumping, waar ook ter wereld. Die toernooien duren altijd drie of vier dagen, je moet de paarden transporteren en terug thuis brengen. Eén internationaal concours betekent een week van huis weg. En ook als Eric zelf niet reed, werd hij overal gevraagd. Hij bekleedde zoveel functies dat hij, waar ook ter wereld, altijd wel uit hoofde van één daarvan werd uitgenodigd. De dag van zijn dood werd hij in Monterrey in Mexico verwacht, op de beroemde hengstenkeuring. Eric had drie dochters. Wendy is een beloftevolle amazone, en Eric was echt gelukkig als hij met haar naar een wedstrijd kon trekken. Zeker als de rest van de familie meeging. Maar door zijn drukke bezigheden was dat zelden mogelijk. De andere gezinsleden bouwen tijdens al die afwezigheden onvermijdelijk hun eigen leven uit, en Eric was zich steeds meer een buitenstaander gaan voelen.

Hoe belangrijk is de dood van Obrahim geweest?

De Vos: Sportpaarden zijn erg kwetsbaar, en vragen een uiterst subtiele omgang, die voor een ruiter synoniem is van professioneel inlevingsvermogen. Er is vanzelfsprekend het besef van de handelswaarde van een paard, en de drang om zijn springvermogen te optimaliseren. Maar er is ook een emotionele, bijna sentimentele band met dat dier. Eric Wauters, tegelijkertijd afstandelijk en gevoelig, was daar constant mee bezig. Vergeet ook niet dat ruiters, in tegenstelling tot veel andere sportlui, heel lang actief kunnen blijven. De Braziliaan Nelson Pessoa is 64, maar behoort nog steeds tot de top. De Oostenrijker Hugo Simon won twee jaar geleden op zijn 55ste de wereldbeker. Dat zijn levenslange carrières. De grote ervaring van die mannen kan een enorm surplus geven aan het talent van het paard. In jumping is het opmerkelijker wanneer een jongere, zoals zoon Rodrigo Pessoa, succes boekt. Vandaar dat oudere ruiters vaak nog een brandende ambitie bezitten. Zo ook Eric Wauters, die droomde van een topprestatie op de Olympische Spelen van Sydney.

Was dat nog realistisch?

De Vos: Ik denk het wel. Met de financiële steun van een tiental gefortuneerde vrienden had hij Obrahim gekocht. Een achtjarige zoon van Darco, een van de beste Belgische paarden ooit, waarmee Ludo Philippaerts zijn grootste successen heeft behaald. Wauters noemde Obrahim het meest vermogende paard waarmee hij ooit had gereden. Maar het dier recupereerde niet van hevige darmkolieken. Een paar keer leek alles ten goede te keren, maar uiteindelijk waren alle inspanningen van Wauters zelf, en van de diergeneeskundige specialisten van de Gentse universiteit, ontoereikend. Het is het lot van de ruiter. Maar meer dan in andere sporten, is in jumping slagen of mislukken de bevestiging van het eigen gelijk, of het erkennen van de eigen onmacht. En die onmacht wordt, net als in het leven zelf, vaak bepaald door het toeval, het onvermijdelijke. De imponderabilia, noemden de oude voetbalreporters dat graag.

Obrahim had naar verluidt vijftig miljoen frank gekost. Kwam Eric in financiële problemen?

De Vos: Nee. Hij had een tiental eigenaars samengebracht, en het paard was goed verzekerd. Die mensen hebben geen financieel verlies geleden, maar ze zagen zichzelf misschien al als co-eigenaar van een olympische medaillewinnaar, en wie weet, hoopten ze ook op een grote meerwaarde. Eric voelde zich tegenover hen een beetje schuldig. Hij beschouwde het verlies van Obrahim, en we komen weer op hetzelfde punt uit, als een professioneel falen. Ook voor zijn eigen carrière was het een enorme klap. Van lieverlee viel hij terug op zijn vertrouwde Bonami. Een veertienjarige Belgische halfbloed, geen topper, maar wel vrij regelmatig in zijn prestaties. Nog goed voor de kleine toer, zuchtte Eric soms. Dat was wat al te pessimistisch, want in 1997 won Bonami op de World Breeding Championships van Lanaken de prestigieuze wedstrijd voor internationale dekhengsten, en sprong hij Eric in Bavikhove naar zijn derde landstitel. Maar dit jaar verging het de combinatie heel wat minder goed op Zangersheide: Bonami liep er een peesblessure op die hem definitief uitschakelde voor verdere wedstrijden. Ook voor Sydney. Deze nieuwe opdoffer was meer dan zelfs de sterkste ruiter had kunnen verdragen. Voor Eric ging het licht uit.

Eric wilde in Sydney de miskleun van Atlanta uitwissen.

De Vos: Voilà. Onderschat het eergevoel van de ruiter niet. Eric wilde in de eerste plaats topruiter blijven, en als topruiter erkend worden. In Atlanta beleefde hij een van de grootste afgangen in zijn carrière. Hij was teamleider, en had ook zichzelf geselecteerd. Dat is altijd gevaarlijk. Er kwam kritiek en Eric stond onder grote druk. Hij mocht niet falen tijdens de wedstrijd zelf. Maar voor het oog van de hele wereld, werd hij door Bonami over een hindernis gecatapulteerd. Elke val is voor een jumpingruiter een vernedering. Hij staat voor joker, het publiek lacht, hij moet weer in het zadel zien te geraken, wat niet evident is bij een opgeschrikt en nerveus paard, en een nieuwe sprong draait meestal uit op een weigering. Eric is in zijn carrière herhaaldelijk zwaar gevallen. Omdat hij risico’s nam bij het rijden, vaak ook paarden had die zich moesten overtreffen. Ik denk dat hij zowat al zijn botten minstens één keer heeft gebroken. Dat is fysieke schade die ook mentaal zwaar doorweegt. En de blamage van Atlanta wilde hij ten koste van alles, rechtzetten. Weer een kwestie van zijn professionaliteit te bewijzen. Het besef dat dat niet zou lukken, heeft hem alle moed ontnomen. Tel dat op bij al die andere onderdeeltjes van zijn leven die niet meer verliepen zoals hij het wenste, en ik denk dat je dicht in de buurt van de verklaring komt. Eric had er genoeg van.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content