Het gaat snel bergaf met de economie. Dat zet extra druk op ons sociaal systeem en roept om snelle en doortastende beleidsmaatregelen, vindt arbeidsmarktdeskundige Jan Denys. Zijn remedies: beperk de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, roep vroegtijdige pensionering een halt toe en vang de vergrijzing van de beroepsbevolking deels op door migratie.

Tot de zomer ging het de goede kant uit met de economie. Het grote aantal vacatures was daarvoor een perfecte graadmeter. Maar de schuldencrisis in de EU heeft de economische motor sindsdien doen stokken. Het ondernemersvertrouwen is in korte tijd gekelderd en dat blijft niet zonder gevolgen voor de arbeidsmarkt. ‘Toch ben ik niet meteen pessimistisch’, zegt arbeidsmarktdeskundige Jan Denys van uitzendbureau Randstad. ‘Er is nog geen krimpscenario. De uitzendarbeid zit ook nog altijd op het niveau van 2010. Maar we moeten wél waakzaam zijn en ons voorbereiden op slecht weer voor de economie.’

Het is Denys intussen niet ontgaan dat de opleving van de economie na de financiële crisis van 2008 sneller dan verwacht heeft doorgewerkt op de Belgische arbeidsmarkt. ‘Met die prestatie is ons land zelfs een van de beste leerlingen van de klas in de EU’, klinkt het.

Maar Denys geeft ook toe dat de daling van de werkloosheid en de stijging van de werkgelegenheid in de afgelopen twee jaar vooral toe te schrijven zijn geweest aan het systeem van tijdelijke werkloosheid en aan banengroei in onder meer de gezondheidszorg en de sector van de dienstencheques. Er is dus heel veel belastinggeld aan te pas gekomen om het raderwerk van de arbeidsmarkt te smeren.

Jan Denys: Akkoord. Maar dat heeft zich op de korte termijn ook uitbetaald in meer arbeidsplaatsen en minder werklozen. Op lange termijn zal echter meer nodig zijn en moet ook de efficiëntie van maatregelen zoals de tijdelijke werkloosheid kritisch bekeken worden.

Een goed arbeidsmarktbeleid is niet gratis. Ook het Deense systeem van flexicurity, dat met een doorgedreven activering voorrang geeft aan werkzekerheid op jobzekerheid, kost veel geld. Daartegenover staat de neergang van de Amerikaanse arbeidsmarkt. Die is altijd zeer flexibel geweest, maar kent geen activeringspolitiek en geen buffers bij ontslag of werkloosheid. Tel daarbij het toegenomen woningbezit dat een rem heeft gezet op de grote arbeidsmobiliteit in Amerika, en het gevolg is dat in veel staten van de VS de werkloosheid de hoogste pieken bereikt in veertig jaar. Als ze daar mensen opnieuw aan de slag willen krijgen, kunnen ze nog iets leren van Europese landen.

Volgens het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving (K.U.Leuven) heeft de crisisbestrijding ook duizenden banen gekost omdat de ontslagnemende regering haar maatregelen niet of slechts deels heeft ingetrokken.

Denys: Eenmaal maatregelen zoals tijdelijke werkloosheid of vervroegde uittreding er zijn, blijkt het heel moeilijk om ze weer af te schaffen. Dat is een typische beleidsval, maar in Europa heeft niet alleen België daar last van. Ik noem dat een gebrek aan strategische flexibiliteit. Overheden moeten dringend wendbaarder worden met hun ingrepenarsenaal voor de arbeidsmarkt. In het verleden waren de economische conjunctuurgolven veel meer in de tijd gespreid en haast voorspelbaar, maar sinds een vijftal jaar gaan ze snel en fel op en neer. Om die bewegingen te volgen, moeten overheden hun instrumenten vlugger inzetten als het nodig is, en weer intrekken als het kan. Alleen denk ik dat de vakbonden én de werkgevers daar bij ons niet rijp voor zijn.

Gunstig volgens u is dat ‘de vervangingsvraag de arbeidsmarkt sterk onderstut’. Wat bedoelt u daarmee?

Denys: Dat hangt samen met de demografische evolutie. De actieve bevolking vergrijst en massa’s oudere werknemers gaan met pensioen. Voor de EU werd enkele jaren geleden voorspeld dat er in de periode 2006-2020 ongeveer 100 miljoen vacatures zullen zijn. Daarvan dient tachtig procent om een vertrekkende werknemer te vervangen.

Voor België heeft professor Luc Sels (K.U.Leuven) in september bij het Verbond van Belgische Ondernemingen een soortgelijke simulatie voorgesteld. Mede door de vroegtijdige pensionering van oudere werknemers komen er jaarlijks 100.000 arbeidsplaatsen vrij. Maar die vervangingsvraag is geen absolute zekerheid. Ze verdwijnt als de economie, zoals nu in Griekenland, in elkaar klapt. Dat is echter een uitzonderlijke situatie. In ons land leidt de vervangingsvraag ook bij een scherpe economische terugval, zoals in 2008 en 2009, nog altijd tot een grote dynamiek op de arbeidsmarkt.

In Vlaanderen moeten tegen 2015 zowat 300.000 oudere werknemers vervangen worden. Maar voor elke tien werknemers die met pensioen gaan, staan slechts acht jongeren klaar.

Denys: Dat is alvast een prima reden om zo weinig mogelijk mensen nog vroegtijdig te laten uitstromen. Een deel van de oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt zal ook moeten komen van migratie. Ik durf zelfs te voorspellen dat we weer de arbeidsmigratie zullen zien die we hier vijftig jaar geleden meegemaakt hebben. Mensen uit het zuiden van Europa – Griekenland, Spanje, Portugal – zullen naar België, Nederland, Duitsland en de Scandinavische landen komen voor werk.

Ondanks de grote vervangingsvraag komen jongeren onvoldoende aan de bak.

Denys: De relatief hoge werkloosheid onder jonge nieuwkomers op de arbeidsmarkt is op zich niet ongewoon en voor de overgrote meerderheid van hen is het een tijdelijke situatie. Dat is zeker zo in Vlaanderen, omdat die groep steeds beter en hoger opgeleid is. Maar tegelijk stijgt ook het aantal jongeren dat het secundair onderwijs zonder diploma verlaat. Als zij geen job vinden of hun werk weer snel verliezen, is dat het begin van een loopbaan die levenslang onzeker is en een verliespost wordt voor de economie en de samenleving.

De werkgelegenheidsgraad in ons land neemt maar mondjesmaat toe en blijft met ongeveer 63 procent in de leeftijdsgroep 15-64 jaar ver onder het EU-gemiddelde.

Denys: In vergelijking met 1990, toen de werkzaamheidsgraad 50 procent bedroeg, is er vooruitgang. Maar sinds 2000 is er zo goed als een stagnatie en blijven we achter op de rest van Europa. Dat is des te opmerkelijker, want er zijn meer vrouwen aan het werk, de scholingsgraad is sterk toegenomen en met de dienstencheques zijn er meer dan 100.000 banen gecreëerd.

De verhoging van de werkgelegenheidsgraad moet een prioritair aandachtspunt zijn voor de nieuwe regering. Formateur Elio Di Rupo (PS) heeft 250.000 nieuwe banen aangekondigd, maar ik ben sceptisch. We slagen er onvoldoende in om mensen aan het werk te krijgen en we laten nog altijd toe dat oudere werknemers te vroeg stoppen.

De arbeidsmarkten van Vlaanderen, Wallonië en Brussel verschillen sterk. In Wallonië en Brussel zijn er voor elke vacature drie tot vier keer meer werkzoekenden dan in Vlaanderen.

Denys: Dat is een van de fundamentele zwaktes van de arbeidsmarkt in ons land. In de EU zijn België en Italië de landen met de grootste regionale arbeidsmarktverschillen. In de drie regio’s worden inspanningen gedaan, maar zelfs dan zal Wallonië niet genoeg banen hebben. Brussel idem. Voor het hoofdstedelijk gewest zal de toekomst dan ook voor een groot deel in Vlaanderen liggen. Nu al trouwens is de arbeidsmobiliteit van Brussel naar Vlaanderen groter dan die van Wallonië naar Vlaanderen. Maar veel stelt dat allemaal nog niet voor, terwijl de oorzaken bekend zijn: het gebrek aan scholing en de beperkte talenkennis van veel Brusselaars, en de problemen die ze hebben om buiten hun regio tot op het werk te raken.

Het communautaire akkoord dat Di Rupo op zak heeft, schuift meer hefbomen voor een eigen werkgelegenheidsbeleid naar de regio’s: controle op de beschikbaarheid van werklozen, lastenverlaging voor doelgroepen, de dienstencheques enzovoort.

Denys: Het is positief dat de regio’s een beleid dicht bij de eigen arbeidsmarkt kunnen voeren. Maar ze moeten daarbij ook nadenken over mogelijk negatieve effecten, die de verschillen nog groter maken en die de arbeidsmobiliteit tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel fnuiken. Een hoge jobkorting in Vlaanderen bijvoorbeeld kan een Vlaming tegenhouden om in Wallonië te gaan werken.

Er zijn niet alleen arbeidsmarktverschillen tussen, maar ook binnen de drie regio’s.

Denys: Dat klopt. De werkloosheid in de grote steden bijvoorbeeld is hoger en hardnekkiger omdat hun bevolking meer kansarmen en laaggeschoolden telt, terwijl diensten en grote bedrijven daar net hoogwaardige jobs voor hoogopgeleide mensen aanbieden. Dat leidt tot een permanente mismatch. In Brussel is die het grootst. Het beleid moet daarom ook inzetten op werkcreatie voor laaggeschoolden en op nog meer begeleiding en activering.

De grote kritiek op de activering van werkzoekenden is dat ze weinig uithaalt als er vervolgens geen werk voor hen is.

Denys: Dat is een beetje goedkoop. Kijk naar de vele knelpuntvacatures die maar niet ingevuld raken. Daar zijn ook veel jobs voor lager geschoolden bij. Het gaat weliswaar vaak om werk dat niet op gewone uren en niet in de meest aangename omstandigheden wordt verricht. Maar dat opent wel een sociaal debat over wat van werklozen kan worden gevraagd. Voor de notie ‘passende arbeid’ wil Di Rupo bijvoorbeeld de afstand tussen thuis en werk optrekken van 25 naar 60 kilometer.

De activering van werkzoekenden, zoals die in 2003 door toenmalig minister Frank Vandenbroucke (SP.A) op gang is getrokken, heeft onze arbeidsmarkt alleszins beter doen werken. Ik heb dan ook nooit begrepen dat de vakbonden daar destijds zo tegen gekant waren, terwijl het van oorsprong een links Zweeds concept is. Ik versta trouwens evenmin waarom de vakbonden het idee van langer werken niet genegen zijn. Als meer mensen aan de slag zijn en langer werken, is dat de beste manier om de sociale zekerheid te vrijwaren. Het verdriet van links is dat de politieke partijen aan die kant van het spectrum en de vakbonden over deze kwestie zo verdeeld zijn.

In de eerste jaarhelft van 2011 kreeg de VDAB ruim 185.000 vacatures binnen. Daarvan kon meer dan een derde niet worden ingevuld.

Denys: Op de arbeidsmarkt is er altijd ruis tussen vraag en aanbod. Tussenstations zoals de VDAB en de uitzendbedrijven proberen die weg te nemen. Maar eenvoudig is dat niet. De redenen voor het blijven openstaan van vacatures zijn zeer verscheiden: van de persoonlijke voorkeur van mensen tot de niet aangepaste opleiding van een werkzoekende. Toch vind ik dat de studiekeuze van jongeren vrij moet blijven. We leven tenslotte niet in een politiestaat. Maar hogere studies mogen wel duurder worden en de VDAB mag dwingender optreden als iemand na een opleiding niet meteen werk in het verlengde daarvan vindt.

De mismatch tussen vraag en aanbod maakt de arbeidsmarkt volgens u ‘schizofreen’.

Denys: Eigenlijk zou voor elke vacature moeten worden onderzocht waarom ze niet ingevuld raakt. Ook bedrijven doen dat te weinig. Heel vaak hebben ze geen langtermijnstrategie. In plaats daarvan volgen ze een microplanning als ze een nieuwe werkkracht nodig hebben. Die moet er liefst meteen zijn, en ook nog eens heel goed zijn. Die tijd is echter voorbij. Dergelijke krachten zijn dun gezaaid. Daarom proberen uitzendbedrijven bijvoorbeeld ook om hen te zoeken in het buitenland, of te kijken naar ervaren vijftigplussers of allochtonen.

Na een aantal klachten over discriminatie heeft de uitzendsector nochtans geen al te beste reputa-tie bij die laatste groep.

Denys: Ik zou kunnen antwoorden met een boutade: discriminatie op de arbeidsmarkt is geen uitzondering maar de regel, tenzij je een blanke, goed opgeleide, knappe man tussen dertig en veertig jaar bent. Ik aanvaard het verwijt dat in een beperkt aantal gevallen een uitzendmedewerker te ver is meegegaan met een discriminerende vraag van een klantbedrijf. Binnen de sector is er consensus dat dit niet kan. Maar ik zou het ook op prijs stellen als erkend wordt dat uitzendbedrijven voor werkzoekende allochtonen een heel positieve rol spelen en het historisch ook beter hebben gedaan dan de VDAB. Voor oudere werkzoekenden hebben we overigens lange tijd minder goed gescoord, maar daarvoor zijn we nooit op de korrel genomen.

DOOR PATRICK MARTENS

Uitzendbedrijven spelen een heel positieve rol voor werkzoekende allochtonen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content