Op de vooravond van het Groen!-congres verbreekt Eddy Boutmans de gewijde stilte die hij meer dan een jaar aanhield. Een voormalig staatssecretaris over de essentie van ontwikkelingssamenwerking, de noodzaak van België en de gevaren van vaandelzwaaien.

In een politiek mandaat heeft hij geen zin meer, naar de Antwerpse balie wil hij niet terug en de deur van het partijhoofdkwartier van Groen! loopt hij niet meer plat. Tegenwoordig leest hij, schrijft hij, en denkt hij na. Na de zware nederlaag van zijn partij bij de federale verkiezingen van 2003 koos gewezen staatsse-cretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans (Groen!) voor de stilte. Sociale en culturele antropologie heeft hij in zijn bezinningsjaar gestudeerd. En boeken gelezen, veel boeken gelezen.

Groen is hij gebleven, en ook nog steeds lid van Groen!. Maar dan wel zonder zitje in het partijbureau, zonder ambitie om zijn stempel op de vaak woelige Antwerpse politiek te drukken, zonder stiekeme dromen van de een of andere comeback. ‘Ik houd me niet meer bezig met het dagelijkse reilen en zeilen in de Belgische politiek of in mijn partij’, zegt hij. ‘Natuurlijk heb ik wel de discussies in de aanloop naar het partijcongres van volgend weekend gevolgd. Ik heb zelfs een motie voorbereid over de actieve strijd tegen het eigen volk eerst-beginsel.’ Op dat congres wil Groen! zaterdag het project ‘Keuzes voor de toekomst’ op de rails zetten. Daarvoor heeft de partij vier grote thema’s uitgekozen: duurzame economie, anders gaan werken, de interculturele samenleving en ecologische rechtvaardigheid. ‘Groene politiek wil de toekomst vrijwaren’, luidt de boutade. Dat wil Eddy Boutmans ook, maar hij hoopt wel dat zijn Groen! ondertussen heeft ingezien dat ze de kiezers niet zal meekrijgen met diepzinnige teksten alleen.

eddy BOUTMANS: Mijn partij werd op een bepaald moment als een te ideologische groep beschouwd, en dat hebben we moeten bekopen. Wij zijn vooral het slachtoffer geworden van de verrechtsing van de samenleving, die zich wellicht nog een paar jaar zal doorzetten. Toch staat er al een nieuwe generatie klaar die het maatschappijmodel verwerpt waarbij alles op het individuele belang is gebaseerd. Die mensen beseffen dat je rekening moet houden met de draagkracht van de aarde in plaats van materiële goederen te blijven opstapelen. Groen! zou hen moeten kunnen overtuigen. Dat hoop ik toch.

Veel van uw partijgenoten vierden afgelopen week de start van het Kyoto-verdrag. Was er wel reden tot feesten?

BOUTMANS: Iedereen ziet stilaan in wat wij al twintig jaar zeggen: de toenemende uitstoot van broeikasgassen heeft zware gevolgen voor de mensheid. Natuurlijk is het goed dat er op wereldniveau concrete afspraken zijn gemaakt om daar iets aan te doen. Alleen zijn die inspanningen nog veel te klein en doen de grootste vervuilers, de Verenigde Staten, niet mee. Uiteindelijk zullen de VS moeten inzien dat er maar twee mogelijkheden zijn: allemaal samen iets ondernemen of allemaal samen verzuipen. De ironie wil dat het net door de Amerikanen is dat de mogelijkheid om elders emissierechten te kopen in het verdrag is opgenomen. Dat paard van Troje zou wel eens zware gevolgen kunnen hebben. Nu al zien we dat bijvoorbeeld Rusland met plezier het Kyoto-verdrag ondertekent: dat land moet er niets voor doen en kan er volop geld aan verdienen.

België wil emissierechten verkrijgen door in ontwikkelingslanden in milieuvriendelijke technologie te investeren.

BOUTMANS: Op zich is er niets mis mee om zulke landen te helpen de nadelige gevolgen van hun ontwikkeling te beperken. Maar als dat alleen gebeurt opdat België de Kyoto-norm zou halen, is het geen ontwikkelingssamenwerking en mag het dus ook niet met dat budget worden betaald. De middelen van Ontwikkelingssamenwerking dienen om de bevolking in ontwikkelingslanden te helpen een beter leven op te bouwen. Niet voor het prestige van ons land, het indijken van de migratiestromen of de strijd tegen het internationale terrorisme. België heeft wettelijk vastgelegd dat het budget jaarlijks zal worden opgetrokken om ten laatste in 2010 0,7 procent van het bruto nationaal product te bereiken. Maar als geld uit die pot gebruikt wordt om andere dingen te doen, stelt die verhoging niet veel voor. Zo is er vorig jaar een hele hap naar de kwijtschelding van een deel van de Congolese schulden gegaan. Een goede zaak, zou je denken. Alleen is er met ontwikkelingsgeld veel meer voor die schulden betaald dan ze waard zijn en is het verschil in de kas van de Nationale Delcrederedienst terechtgekomen.

Wat is er mis mee om bijvoorbeeld de migratiestroom aan te pakken en in dezelfde beweging ontwikkelingslanden te helpen?

BOUTMANS: Niets. Maar ook dat is geen ontwikkelingssamenwerking en dus moeten de middelen ergens anders gehaald worden. Ontwikkelingssamenwerking werkt op lange termijn, terwijl al die losse doelen vluchtig zijn. Vandaag kunnen we bijvoorbeeld geld investeren in Marokko omdat daar veel migranten vandaan komen, en morgen richten we ons weer op een ander land. Als de ontwikkelingssamenwerking haar werk doet, zal de migratiestroom misschien ingedijkt worden op een termijn van tien of vijftien jaar.

Hebt u als staatssecretaris zelf moeten afrekenen met dergelijke aanvallen op uw budget?

BOUTMANS: Collega-ministers hebben mij ontelbare keren gevraagd om een Belgisch of Europees probleem met geld van mijn departement op te lossen. Vooral Buitenlandse Zaken en Defensie vonden geregeld dat ze aanspraak konden maken op een deel van mijn budget. Om het Belgische leger populair te maken in Benin wou minister van Landsverdediging André Flahaut (PS) bijvoorbeeld dat ik een aantal infrastructuurprojecten bekostigde. Hij heeft ook verschillende keren geëist dat wij zouden bijdragen in een buitenlandse missie of reis, of met legervliegtuigen zouden werken. Dat is niet typisch Belgisch: in haast alle Europese landen wil het departement Defensie het liefst ook de middelen van Ontwikkelingssamenwerking besteden. Het resultaat is dat legers overal in de wereld zogenaamd aan ontwikkelingshulp doen. Dat kán niet. Structurele hulp moet neutraal zijn, en een leger is dat per definitie niet.

Hebben uw opvolgers op Ontwikkelingssamenwerking meer te zeggen omdat ze zich minister mogen noemen?

BOUTMANS: Integendeel! Als staatssecretaris was ik natuurlijk de ondergeschikte van minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR), maar ik had wel een volmacht over het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Michel had gedacht dat hij met dat geld zou kunnen spelen en vond het dan ook knap vervelend dat ik altijd maar dwarslag. Hij en premier Guy Verhofstadt (VLD) hebben met man en macht geprobeerd om me die volmacht af te nemen, maar dat heb ik niet laten gebeuren. Zodra Groen! uit de regering is vertrokken, hebben ze die volmacht dan ook geschrapt. Daardoor heeft huidig minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker (MR) minder macht dan ik had.

Hij is zelfs niet meer bevoegd voor humanitaire hulp en conflictbemiddeling.

BOUTMANS: Zelf heb ik altijd kunnen verhinderen dat Buitenlandse Zaken die bevoegdheden inpikte. Wel vond ik het goed dat ook Buitenlandse Zaken een budget voor diplomatieke tussenkomst bij conflicten kreeg. Maar het is zeker geen goede zaak dat ze conflictbemiddeling én humanitaire hulp daar nu helemaal in handen hebben. Waarvoor dient het departement Buitenlandse Zaken? Om het Belgische belang in de wereld te verdedigen. Dat gaat niet samen met humanitaire hulp, die neutraal moet zijn.

Houdt u een wrang gevoel over aan de vaak moeizame samenwerking met Louis Michel?

BOUTMANS: Wij waren het altijd fundamenteel oneens over de krachtverhouding tussen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Wel zaten we inhoudelijk meestal op dezelfde golflengte over de internationale politiek. Over de rol van de VS in de wereld waren wij het bijvoorbeeld in grote lijnen eens. Alleen was ik wat radicaler omdat ik de VS als de voornaamste bedreiging voor de wereldvrede beschouw. Dat kan een minister van Buitenlandse Zaken natuurlijk niet openlijk zeggen.

Louis Michel is ondertussen Europees commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking. Bent u daar blij mee?

BOUTMANS: Hij wilde altijd al over de middelen voor ontwikkelingssamenwerking beslissen, en nu mag hij dat in de Europese Unie doen. Het is natuurlijk wel ironisch dat hij min of meer in dezelfde positie zit als ik destijds. De vraag is of de Oostenrijkse commissaris voor Buitenlandse Zaken Benita Ferrero-Waldner geen te grote stukken van zijn bevoegdheid en budget naar zich toe zal trekken. Ik vrees dat Michels positie binnen de Commissie nogal zwak is. Mij kan het op zich niet schelen wie over het Europese budget voor ontwikkelingssamenwerking beslist. Belangrijker is of het zal worden gebruikt voor het algemeen Europees belang of voor internationale solidariteit.

België draagt niet alleen bij aan de Europese ontwikkelingssamenwerking, maar een derde van het budget gaat ook naar de VN-organisaties.

BOUTMANS: Dat is ontzettend belangrijk. Alleen de multilaterale instellingen van de Verenigde Naties zijn over de hele wereld aanwezig én staan los van de belangen van de rijke landen. Unicef is bijvoorbeeld al heel lang in Zuidoost-Azië actief, en kan daardoor een grote rol spelen in de coördinatie van de hulp aan de landen die door de vloedgolven zijn getroffen. Toch zijn veel rijke landen niet zo happig om veel middelen aan de VN te geven omdat ze hun vrijgevigheid dan niet kunnen onderstrepen door de nationale vlag in zo’n ontwikkelingsgebied te planten. Een beetje bescheidenheid graag! Het planten van de vlag is de grootste bedreiging voor de ontwikkelingssamenwerking.

Vooral als het om de Vlaamse vlag gaat?

BOUTMANS: Vlamingen planten in elk geval graag hun vlag. Wie subsidie krijgt van de Vlaamse Gemeenschap, moet bijvoorbeeld de Vlaamse Leeuw op zijn briefpapier laten drukken. Dat is toch belachelijk?

Ik zie trouwens helemaal niet in waarom de ontwikkelingssamenwerking geregionaliseerd zou moeten worden. In de Lambermont-onderhandelingen is daar-over een politiek akkoord bereikt. Ik ben er trots op dat ik de uitvoering ervan vrij doeltreffend heb weten te saboteren. ‘Over mijn politiek lijk’, zei ik – en toen betekende dat iets, want ze hadden mijn partij in die tijd nodig. In de bijzondere wet die op basis van Lambermont is geschreven, staat alleen dat een werkgroep voorstellen zal formuleren over die regionalisering. Meer niet.

Waarom wou u die regionalisering saboteren?

BOUTMANS: Omdat dat een heel slechte zaak is. Voorstanders zeggen: als Vlaanderen bevoegd is voor de landbouw in België, waarom dan ook niet voor de landbouw in Niger? Omdat dat niets met elkaar te maken heeft! Daarom! ‘Alles wat we zelf doen, doen we beter’, is het Vlaamse motto. Voor ontwikkelingssamenwerking klopt dat alvast niet: het budget zal niet stijgen en het zal niet beter worden besteed. Wat willen al die grote staatshervormers? Het federale geld aan Vlaanderen geven zodat ze daar in het beste geval evenveel zullen kunnen doen als de federale overheid nu al doet. Wie wordt dáár nu beter van? Geen enkel ontwikkelingsland heeft er iets aan als we in België een beetje met onze middelen schuiven. Bovendien zal het opsplitsen van de sector handenvol geld en tijd kosten. Het zal zeker tien jaar duren voor de Vlaamse, Waalse en Brusselse ontwikkelingssamenwerking in theorie net zo goed kunnen werken als de federale vandaag.

Waarom wordt ontwikkelingssamenwerking dan toch geregionaliseerd?

BOUTMANS: Omdat sommigen België kapot willen! Vandaag zijn dat niet alleen meer partijen die van nationalisme hun handelsmerk hebben gemaakt, want het Vlaamse denken is in alle partijen doorgedrongen. Geregeld zetten ze zichzelf dan voor het blok, zoals met de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. De burgemeester van Kapelle-op-den-Bos heeft de hele politieke klasse zover gekregen dat ze in een stoet achter hem aanloopt en een prioriteit maakt van een probleem dat nauwelijks iemand interesseert. Zoals Shake-speare al zei: ‘ Madmen lead the blind.‘ Nu moeten we die collectieve verdwazing bekopen.

De staatshervorming is wat u betreft ver genoeg gegaan?

BOUTMANS: Ik vrees dat Vlaanderen zichzelf enorm overschat. Het uiteenvallen van België zou een ramp betekenen voor Vlaanderen. Zonder Brussel raken we onze voet in het centrum van Europa kwijt en dreigen we tot een marginale regio in Europa te verschrompelen. In deze tijden nog een Vlaamse natiestaat opbouwen, lijkt me niet haalbaar. Het is dus roekeloos om de federale staat stap voor stap te ontmantelen. Zeker nu we onze overheden nodig hebben om de solidariteit te organiseren en om een tegenwicht te vormen voor de grote economische machten. Een staat is dus een belangrijk instrument, en niets garandeert dat de Vlaamse staat een beter instrument zou zijn dan de Belgische. Laten we dus onze energie alsjeblieft niet in de afbraak van onze staat steken. (stilte) België heeft het voordeel dat het, in tegenstelling tot Vlaanderen, géén nationalisme van ons vraagt. Ik zou me ook liever met interessantere dingen bezighouden dan de verdediging van België. Maar wie zal het anders doen? (lacht)

Door Ann Peuteman

‘Het uiteenvallen van België zou een ramp betekenen voor Vlaanderen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content