Folk is in Vlaanderen aan een nieuwe opgang bezig. Vandaar het kersverse folkfestival van de Gele Zaal in Gent. In het kader van die tweedaagse maakte Wouter Van den Abeele ‘Het Project’.

Vlaamse folk heeft lang een belegen imago gehad en (over)leefde als het ware ondergronds. De voorbije jaren trad een nieuwe, jonge generatie echter steeds nadrukkelijker op de voorgrond. In Gent en in Antwerpen grepen de muzikanten naar akoestische instrumenten, in Gooik liepen de stages vol jong volk. Jong volk dat te horen is op het eerste folkfestival van de Gele Zaal in Gent en Stichting Alfa uit Tilburg. Wouter Van den Abeele, de bezieler van het meer experimentele ensemble Olla Vogala, kreeg meteen een compositieopdracht.

Folk en volksmuziek worden in veel gesprekken gemakkelijk door elkaar gebruikt. Toch blijkt er een verschil. Volksmuziek is de traditie, terwijl folk eigentijdser klinkt. Folk verwijst naar de naoorlogse periode. Vooral in de late jaren zestig en zeventig beleefde het genre een grote bloei. In Vlaanderen maakten onder meer groepen als Rum, De Vlier en ’t Kliekske furore, naast de populairdere kleinkunst. De opvolgers hebben twintig jaar op zich laten wachten, maar nu staan ze er. Groepen als Laïs, Ambrozijn, Olla Vogala en Fluxus zijn in. Ze krijgen veel lof van de pers. Maar in muziekmiddens laaien de discussies op. Hoe ver kan folk gaan?

Wouter Van den Abeele pleit voor creativiteit, openheid en muzikale vermenging. ‘We evolueren naar een eigen muziekgenre, met enkele vaste, typische elementen: oude teksten uit Vlaamsche liedboeken, sommige structuren van volksdansen. Maar dat alles op een eigenzinnige manier verwerkt. We noemen ons Vlaams, maar brengen een amalgaam van West-Europese en Noord-Afrikaans getinte volksmuziek. Het venster is op de wereld gericht, we denken eclectisch zonder het belang van de eigen wortels te vergeten. Muziek is hier nooit zo puur geweest als bijvoorbeeld in Ierland. We zijn altijd overspoeld geweest. Nu schrijven we zelf meer en spitsen ons dan op liederen toe. Vroeger speelden we vooral balmuziek. Een leerrijke tijd om de muziek te begrijpen. Maar nu zoeken we elders. Het wordt luistermuziek. Ook Bach had dat: hij heeft ook bourrées en gigues geschreven, maar niemand die daarop danst’, aldus Van den Abeele.

De volksmuzikanten van vandaag hebben een enorme voorsprong. De vorige generatie moest alles weer opdelven. Niet alleen de liederen, maar ook de instrumenten hebben ze moeten ‘uitvinden’ op basis van tekeningen. Wouter Van den Abeele: ‘Wij nemen die instrumenten gewoon vast en spelen. We hebben dus ongeremde mogelijkheden. De nieuwe generatie bestaat ook uit ervaren muzikanten. Ze proberen het professioneler aan te pakken. Het is niet zo dat we het er naast onze job nog even moeten bijnemen.’

KIEZEN VOOR LIEDEREN

Ook organisatorisch leeft er wat. ‘De vijfdaagse zomerstages in Gooik bestaan nu zo’n vijftien jaar. De drempel om vreemde instrumenten te ontdekken, werd op die manier veel lager. In Dranouter biedt het festival elk jaar een internationaal podium aan de Vlaamse folk en ook de VRT (Radio 1 en Klara), de Ancienne Belgique en de culturele centra maken regelmatig tijd voor folk. En nu komt daar een nieuw festival bij met de Gele Zaal (Gent) en Stichting Alfa als voortrekkers.’

Wouter Van den Abeele kreeg een compositieopdracht. Samen met een aantal folkies uit de jaren zestig én met een doedelzakspeler moest hij Het Project vorm geven. Het resultaat is een mengeling van oude Vlaamse traditionele liederen, nieuw gecomponeerde muziek en hedendaagse arrangementen. Paul Rans en Marc Hauman brachten de teksten bij elkaar. De keuze voor liederen is opvallend. ‘De instrumentale muziek van de negentiende eeuw is in Vlaanderen op platte akkoorden gezet, voor fanfares bijvoorbeeld. In de vocale muziek heeft de tekst ervoor gezorgd dat het modale karakter is gebleven. De teksten snijden de grote thema’s aan, zonder diepgaande filosofische bespiegelingen. Mensen worden nog altijd verliefd, kinderarbeid bestaat nog altijd.’

Waarom dan altijd die oude Vlaamse teksten? Zijn er geen eigentijdse te vinden? ‘Natuurlijk’, zegt Van den Abeele. ‘Misschien moeten we hedendaagse dichters aanspreken. Het is niet evident, want de orale traditie was hier uitgestorven. Een heel verschil toch met bijvoorbeeld Ierland. Opschrijven is belangrijk, maar maakt de traditie ook kapot.’

Het Project is veel meer dan folk. ‘We willen de mensen laten genieten van muziek, of die nu uit onze Middeleeuwen of uit de barok komt, gebaseerd is op volksmuziek of op Noord-Afrikaanse zang. Het verschil tussen folk en klassiek is soms heel vaag. Alles moet ook snel gaan, binnen de beperkte tijd van repetities. Daarom de keuze voor goed geschoolde, overwegend klassieke muzikanten, maar dan heel open naar die volkse traditie. Ik schrijf ook graag voor de uitvoerders. Als arrangeur is dat je opdracht. Hoe meer je je op hen richt, hoe groter het enthousiasme. Je krijgt een groepsgevoel, een groepscompositie. Het moet om een verhaal gaan, niet zomaar wat liederen afgewisseld met instrumentale tussenspelen. We beginnen met een echte ouverture en sluiten met een echte finale af. Het resultaat is zeker geen volksmuziek. Het gaat de richting van Bela Bartok uit – zonder mij met hem te willen vergelijken. Maar ook hij greep terug naar elementen uit de volkstraditie om daarna met een heel eigen compositie voor de dag te komen.’

Johan Van Acker

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content