Het Franse oudemuziekensemble Le Poème Harmonique staat voor schoonheid, raffinement en elegantie. De komende maanden toert het gezelschap door België en Nederland. En volgend jaar is het ‘artist in residence’ in Bozar. Knack sprak met drijvende kracht Vincent Dumestre en sopraan Claire Lefilliâtre.

Volgende concerten in België:- febr. 2005: “Esperar, sentir, morir” in Antwerpen (13/2), Mechelen (25/2), Hasselt (28/2)- maart 2005: “Nova Metamorfosi” in Antwerpen (18/3) – juli 2005: “Le ballet des fées” in Brugge (24/7)

Tegenover het Noordstation in Parijs ligt achter een brede poort een impasse, afgesneden van de drukte van de metropool. Een smal pad langs lage rijhuisjes leidt tot achter in de tuin waar, verborgen tussen het groen, een huis staat. Hier, op de tweede verdieping, woont Vincent Dumestre met zijn levensgezellin Claire Lefilliâtre. Oude boeken, snuisterijen en een oude Arabische luit verfraaien het donkere, houten interieur. Voor drukbezette muzikanten als zij lijkt dit de omgekeerde wereld. ‘Het is nochtans de wereld waarin ik me het beste voel’, zegt Vincent Dumestre. ‘Gewoon rustig thuis zijn, lezen, studeren, luit spelen. Maar wat doe ik? Reizen met Le Poème Harmonique. Eigenlijk zou ik het liefst rustig op een boerderij wonen, diep in het zuiden van Frankrijk waar mijn wortels liggen.’

U bespeelt zelf een van de stilste instrumenten, de luit. Heeft dat ook te maken met uw verlangen naar rust?

VINCENT DUMESTRE: Jazeker. En met de oude muziek in ’t algemeen. Die is de weerspiegeling van een maatschappij zonder transport, auto’s, stadslawaai. Wij realiseren ons dat niet meer, maar in vorige eeuwen kon je de natuurgeluiden nog ongestoord waarnemen. Musici in de Middeleeuwen, de Renaissance of de Barok werkten voor de muziekkapel in hun eigen dorp of stad. Zij bleven heel hun leven op dezelfde plek. Vermaarde musici als John Dowland reisden wél, maar de meeste anderen niet. Vandaar ook dat de muziek in bijvoorbeeld Napels, Firenze en Milaan zo verschillend was.

Als u zo’n huismus bent, bent u dan ook eerder introvert?

DUMESTRE: (weifelend) Ja, toch wel…

Claire Lefilliâtre protesteert: ‘Nee, dat vind ik niet. Vincent is ‘intérieur’. Hij heeft een zeer rijk innerlijk leven en dat vertaalt zich in de manier waarop hij muziek benadert. Maar echt introvert? Daaronder versta ik dat hij niet graag met andere mensen in contact zou komen. En dat is niet zo.’

DUMESTRE: Je moet jezelf durven uitdrukken, je innerlijke laten spreken. Maar je moet ook plezier scheppen in het delen met anderen. Je moet ook willen exploreren, graag op zoek gaan. Daarvoor heb je een nieuwsgierige geest nodig, zoals in de 17e eeuw.

Claire Lefilliâtre, u bent de sopraan van het ensemble. De ster, zeg maar. Hoe is het bij u allemaal begonnen?

CLAIRE LEFILLIÂTRE: Mijn grootmoeder heeft een belangrijke rol gespeeld in mijn muzikale opvoeding. Ze hield veel van klassieke muziek en nam me vaak mee naar concerten. Ik deed mijn conservatoriumstudies in Normandië, waar ik vandaan kom. Zangles kreeg ik vanaf mijn zestien privé bij Alain Buwé. Hij heeft het heel voorzichtig aangepakt en mij enorm aangemoedigd. Hij gaf me in het begin eenvoudige aria’s uit opera’s van Mozart: Cherubino, Suzanne… en pas later moeilijkere dingen. Hij volgde de ontwikkeling van mijn stem erg nauwgezet, zonder ze te bruuskeren. Zo kon mijn timbre langzaam groeien.

Was het dat timbre dat u zo aansprak in de stem van Claire?

DUMESTRE: Het viel me meteen op dat haar stem iets bijzonders heeft. Maar het is meer dan timbre alleen. Ook charisma op scène telt, de manier van zingen, beheersing van het vibrato, ornamentatie, en ze heeft een uitzonderlijk goed geheugen!

In 1996 stonden we voor het eerst samen op het podium. Le Poème Harmonique bestond toen nog niet. We zijn elkaar toen een tijdje uit het oog verloren, tot ik Claire gevraagd heb om in te springen voor een zangeres die ziek was, en het jaar daarop zijn we begonnen met Le Poème Harmonique.

Die ornamentatie, zo typisch voor veel renaissance- en barokmuziek, is een studie op zich, neem ik aan?

LEFILLIÂTRE: Ja, maar volgens mij doe je er meer kwaad dan goed mee door er keihard op te studeren. Ikzelf ben er langzaamaan mee vertrouwd geraakt, toen we werkten aan onze eerste cd voor Alpha met muziek van Moulinié. Ik herinner me goed dat we toen ornamentaties hebben zitten uitproberen, spelenderwijs.

Waar draait het precies om bij Le Poème Harmonique? Oude partituren herontdekken? Nieuwe interpretatiemogelijkheden zoeken?

DUMESTRE: Beide. Het is belangrijk de muziektaal te vernieuwen en de interpretatie te actualiseren. Na de generatie van Jordi Savall en Gustav Leonhardt en na die van Minkowski, Herreweghe en Rousset, vormen wij een derde generatie musici. Het heeft geen zin te herhalen wat al gezegd en gedaan is. Dus is het interessanter voor ons om op zoek te gaan naar muziek waar onze voorgangers zich niet voor interesseerden, ondanks het feit dat die componisten in hun tijd succesvol waren, zoals Domenico Belli. Of neem nu Moulinié, Guedron, Boésset… componisten die verbonden waren aan het Franse hof. Musici en musicologen in Frankrijk kennen hen heel goed, maar niemand had interesse voor hen. Hoe dat komt? Sla een partituur van Moulinié open en begin ze te lezen: dat spreekt op het eerste gezicht niet aan. Tenzij je gaat nadenken over hoe je de tekst zou kunnen omzetten in muziek, zodat die mooi en interessant gaat klinken. Het opent horizonten als je gaat nadenken over de context waarin de muziek werd gespeeld, de akoestiek, de instrumenten, welke soort zangers, hoe ze improviseerden…

LEFILLIÂTRE: De ornamentaties zijn vaak niet uitgeschreven. Ik herinner me nog bij Domenico Belli dat we dat de eerste keer doornamen en dat de musici echt vroegen: ‘Ben je wel zeker dat je deze muziek wil doen?’

Hoe komt u bij iemand als Domenico Belli terecht? Hij is een compleet vergeten naam.

DUMESTRE: Ik kwam zijn naam tegen in de bibliotheek van Versailles. Hij bleek drie werken gecomponeerd te hebben, alledrie in 1616 gepubliceerd: de opera Orfeo dolente, een Requiem en een bundel madrigalen. Dat boek madrigalen is heruitgegeven door een Amerikaan en dat kreeg ik dus onder ogen in Versailles. Het Requiem bleek in de sacristie van een klein kerkje in Brescia te vertoeven en van Orfeo Dolente bevond zich één druk in de bibliotheek van het Vaticaan, en een andere in de bibliotheek in Brussel.

U werkt samen met musicologen?

DUMESTRE: Tegenwoordig met een vijftal, ja. Maar ik heb ook zelf veel opzoekwerk gedaan. Ik woon dan ook vlakbij de bron. Hier in Parijs heb je de Bibliothèque Nationale waar je zowat alles vindt. Ik ben ooit naar Italië getrokken voor een partituur, om daarna te moeten vaststellen dat ze zich ook in Parijs bevond. Ook Londen en het Vaticaan zijn belangrijk. En Rusland. En kleine bibliotheken in Duitsland. Er zijn nog zoveel schatten te ontdekken!

‘Esperar, sentir, morir’ heet het programma waarmee jullie nu door Nederland en België trekken. Wat is het precies?

DUMESTRE: Bedoeling is de invloeden duidelijk te maken van de populaire muziek op de klassieke muziek in Italië en Spanje. Zo lieten in Spanje bijvoorbeeld de canario en de jacara hun sporen na in de partituren van bekende componisten, op vergelijkbare wijze als de ciaconna en de passacaglia dat deden in Italië. We doen dit programma met een beperkte bezetting van 4 personen: Joël Grare (percussie), Kaori Uemura (gamba), Claire (sopraan) en ik (luit).

In maart komen we in deSingel met het Monteverdi-programma Nova Metamorfosi en in juli in Brugge met Le ballet des fées.

En volgend jaar wordt u ‘artist in residence’ in Bozar in Brussel.

DUMESTRE: Volgend seizoen, ja. Dan doen we een programma rond Franse populaire chansons en een project rond de ‘bataille’met componist Heinrich Albert. Hoogtepunt zal zijn Le Bourgeois Gentilhomme van Lully en Molière, met twee opvoeringen in het voorjaar van 2006. Het gaat om een combinatie van theater, dans en muziek, een ‘comédie ballet’met een bezetting van om en bij de 50 personen. Zo’n grote groep is nieuw voor ons, maar we werken al een tijdje aan de uitbreiding van ensemble tot ’troupe’. Le ballet des fées was met muzikanten én dansers en bij Il fasolo kwamen er ook toneelspelers aan te pas. De kunsten verenigen tot een equipe zoals in de 17e eeuw, dat vind ik mooi. Een van onze volgende projecten, maar dat komt niet in België, is trouwens de reconstructie van het Romeinse carnaval, met acrobaten, jongleurs, koorddansers… Later is daar het circus uit gegroeid. Daarvoor zullen we samenwerken met Le Centre National de Cirque, de grootste school op dat vlak in Frankrijk.

Die aandacht voor verschillende kunstvormen vinden we ook terug in de vormgeving van uw cd’s. Met Alpha hebt u een schitterende platenfirma achter u. De cd’s zijn net kleine kunstwerkjes.

DUMESTRE: Het toeval heeft gewild dat zich rond Alpha veel interessante personen hebben geschaard. Zoals labelmanager Jean-Paul Combé die een groot kunstliefhebber is, fotograaf Robin Davies die uitsluitend werkt voor Alpha, en Denis Grenier die de commentaren schrijft bij de schilderijen. En Claire ontmoeten en andere musici, en dan tot een soort familie komen waar iedereen zijn plaats heeft… daarvoor heb je ook geluk nodig.

Greet Van ’t veld

Hoogtepunt volgend jaar wordt ‘Le Bourgeois Gentilhomme’ van Lully en Molière.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content