Het gaat slecht met de Unie. Europees Commissaris Karel Van Miert acht een open crisis nu zelfs zeer waarschijnlijk.

KAREL VAN MIERT is ongetwijfeld één van de meest bezige Commissarissen van de Europese Unie. Als verantwoordelijke voor Concurrentiebeleid krijgt hij trouwens geen kans om ook maar even op adem te komen. Telkens weer proberen regeringen deficitaire luchtvaartmaatschappijen, banken en bijna failliete scheepswerven geld toe te stoppen en moet hij ingrijpen. Economisch gaat het de Unie niet voor de wind en zo dreigt het hele Europese project onherstelbare schade op te lopen. De Europese Commissie is zich van het gevaar bewust, maar slaagt er niet meer in om, zoals onder voormalig voorzitter Jacques Delors, de agenda te bepalen.

KAREL VAN MIERT : We zitten nu met een andere Europese Unie dan onder Delors. Vroeger wilden de meeste regeringen de integratie vooruit helpen, nu proberen ze die vooral te blokkeren. Met zo’n houding zou ook Delors het bijzonder lastig gehad hebben. Toen hij voorzitter werd, wilden de meeste lidstaten vaart in de Europese integratie brengen. Als inventief en dynamisch man slaagde hij er toen in om het initiatief in handen te nemen. Vandaag de realiteit is wat ze is zegt een meerderheid van lidstaten waaraan vooral niet geraakt mag worden. Soms lijkt het erop of alles muurvast zit. Daardoor verkeert ook de Commissie in een delicate situatie. Ze moet rekening houden met het tijdskader, zoniet dreigt ze een roepende in de woestijn te worden. We willen een dynamiek op gang trekken en uitzoeken wie er beschikbaar is om het spel mee te spelen. De Duitse kanselier Helmut Kohl hoort daarbij en de Franse president. Hoewel de kaarten in Frankrijk heel moeilijk liggen, is Jacques Chirac geëvolueerd. De pleitbezorgers van Europa hebben nu veel minder bewegingsruimte dan vroeger.

Trad de Europese Commissie vroeger niet veel actiever op ? Nu lijkt ze veeleer een uitgebluste raad van bestuur.

VAN MIERT : Dat vind ik overdreven. We moeten wel terug in het offensief en opnieuw duidelijker de doelstellingen en de inzet van de Unie formuleren. De publieke opinie hoort veel over tomaten, textiel en openbare diensten praten en is het overzicht kwijt. Ze beseft niet meer waar de Unie in feite voor nodig is. Het gaat immers over veel meer dan alleen maar uitbreiding en vernieuwing van de instellingen. De Unie moet haar lot terug in eigen handen nemen. Vandaag is dat niet het geval. Iedereen moddert maar wat aan. Elk land heeft een eigen nationaal plan tegen de werkloosheid, maar de Europese Unie beschikt niet over de instrumenten en het commandobord om zelf de lijnen uit te zetten.

De Unie die als een stuurloos vlot op de golven van de conjunctuur dobbert ?

VAN MIERT : Zo is het. Delors wou dat met zijn Witboek verhelpen, maar het is hem niet gelukt omdat de regeringen niet mee wilden. Nu de meeste landen moeten besparen, zou de Unie wat soelaas kunnen bieden. Delors had een concreet idee dat echter werd afgevoerd door de ministers van Financiën Philippe Maystadt (PSC) uitgezonderd. Nu stelt de Commissie voor om de bedragen die op landbouw bespaard worden naar infrastructuur over te hevelen. En opnieuw liggen de ministers van Financiën dwars.

Met het risico dat Europa in de deflatie wegzinkt.

VAN MIERT : Precies. Terwijl de Unie moet reageren, kijkt ze toe. Eigenlijk heeft Europa, zoals Delors inzag, een soort economische en sociale regering nodig. Het is een serieus tekort in het verdrag van Maastricht en ik hoop dat de Intergouvernementele Conferentie (IGC) deze fout zal corrigeren. Mensen als premier Jean-Luc Dehaene (CVP) zijn daarvoor gewonnen, maar elders ontbreekt animo. Ook bij mijn eigen politieke vrienden merk ik dikwijls terughoudendheid om de consequenties van een echt Europees werkgelegenheidsbeleid te aanvaarden. Sommigen vinden het blijkbaar leuker om elkaar de zwartepiet door te spelen en Brussel met alle zonden van Israël te beladen. Europa kan echter pas optreden als het de nodige instrumenten, bevoegdheden en macht heeft. Anders blijven we rondjes lopen. Zelden werden we met een moeilijkere toestand geconfronteerd dan vandaag. Afgezien van de traditionele problemen rond instellingen, uitbreiding en budget, zitten we met een terughoudende publieke opinie en willen steeds minder politici hun nek voor Europa uitsteken. Ondertussen spelen de Amerikanen met de dollar, betalen wij het gelag en leggen zij ons uit waarom een eenheidsmunt in Europa niet haalbaar is.

En in Bosnië gaan ze met de pluimen lopen.

VAN MIERT : Dat moeten we ons zelf verwijten. Daarop moeten we de Amerikanen niet kritiseren. We moeten ze veeleer dankbaar zijn dat ze er verder verantwoordelijkheid willen nemen.

Nogal wat mensen vinden de muntunie belangrijker dan de Intergouvernementele Conferentie. Is de kans niet groot dat de noodzakelijke verdragswijzigingen voor de realisatie van de muntunie moeten wijken ?

VAN MIERT : Ja, maar daarmee is de kous niet af, zo liggen de kaarten niet. Er staan een hele reeks kandidaat-leden voor de deur en sommigen worden ongeduldig. Onder meer om veiligheidsredenen willen ze zo vlug mogelijk tot de Unie toetreden. We moeten dat ernstig nemen, want we weten niet hoe de situatie er in 2000 zal uitzien. Vele regeringen menen dan ook dat de uitbreiding van de Unie onvermijdelijk is. De vraag rijst evenwel met wie eerst te praten. Met Polen, Hongarije en Tsjechië, evenals met Malta en Cyprus, die we het beloofd hebben ? Waarschijnlijk moeten we er dan ook Slovenië en Slovakije bijnemen, met minder zal het allicht niet gaan. De Scandinaven vinden dan weer dat we de Baltische staten niet langer mogen laten wachten. Als we ondertussen de eigen structuren niet hebben aangepast en voortwerken met het unanimiteitsbeginsel, leggen we de Unie gewoon lam. Of erger nog, we ontrafelen ze.

Wat kan de Commissie doen ?

VAN MIERT : Ze moet een nieuw gesprek en initatieven stimuleren om gezamenlijk strijd te voeren tegen de werkloosheid. Daartoe moeten we nieuwe middelen zoeken en zullen de ministers van Financiën misschien klem gereden moeten worden. Anders wordt het weer een maat voor niets. Op korte termijn is dat de grootste uitdaging en ze zal mee bepalen of we op andere terreinen vooruitgang boeken. Tegelijkertijd moet aan de muntunie gewerkt worden, zoniet loopt de eenheidsmarkt gevaar.

Is het niet absurd om in deze conjunctuur zo halsstarrig aan de convergentienormen vast te houden ?

VAN MIERT : Toen de normen van Maastricht werden vastgelegd, is er niet aan gedacht dat de conjunctuur kon omslaan. Het zou echter onverstandig zijn om het debat over de criteria te heropenen. De discussie zou uit de hand lopen. We moeten wel proberen de omstandigheden bij te sturen, zodanig dat de evolutie naar de muntunie minder pijn doet. Voorts moet de Commissie erop hameren dat de structuren en de besluitvorming grondig worden aangepast. Als er alleen uitbreiding komt, desintegreert de Unie. We moeten de kandidaat-leden en de lidstaten ook waarschuwen dat de uitbreiding een zeer delicate operatie wordt. Als die landen te snel aan onze concurrentie worden blootgesteld, geraken ze in moeilijkheden. Zie maar naar de voormalige DDR. Zoveel jaren na de eenmaking, en ondanks de enorme financiële injecties, dreigen hele sectoren te worden weggemaaid. Een lange overgangsfase is bijgevolg noodzakelijk. Het is tijd dat we daar heel realistisch met elkaar over praten.

Is werkgelegenheid voor u een prealabel voor al de andere dossiers ?

VAN MIERT : Prealabel is misschien te sterk, want je kunt de onderhandelingen over het verdrag en de uitbreiding niet uitstellen. Als het sociaal-economisch klimaat echter niet opklaart, dreigt veel gehypothekeerd te worden. De Intergouvernementele Conferentie moet meer sociale elementen integreren, anders lopen we onherroepelijk vast.

Omdat de publieke opinie sinds Maastricht en de convergentienormen afhaakte ?

VAN MIERT : Niet zozeer omwille van Maastricht, wel door de gevolgen van de eenheidsmarkt. We moeten de buikriem aanhalen, omdat de begrotingen van de jaren tachtig uit de hand liepen. België moet niet besparen omdat Maastricht dat gebiedt, wel omdat we niet eindeloos schulden kunnen opstapelen. We kunnen alle kranen niet opnieuw openzetten en dweilen. Je mag de mensen niets wijsmaken. Ik begrijp echter dat de publieke opinie de schuld bij Maastricht legt. Vandaar de noodzaak dat de Unie de pijn probeert te verzachten. Ik weet niet of het zal lukken, maar we moeten het tenminste proberen.

Hoe groot is de kans dat de ministers van Financiën deze keer wel meedoen ? Zelfs Delors is daar destijds niet in geslaagd.

VAN MIERT : Toen tekende zich een herneming af en won de overtuiging veld dat de problemen vanzelf zouden opgelost raken. Dat is altijd de redenering : afwachten en hopen dat het tij vanzelf keert. Die vergissing mogen we niet meer maken. De werkloosheid is structureel en bij elke crisis belandt ze op een hoger niveau. Men moet nu eindelijk inzien dat het beleid moet worden bijgestuurd. De Unie, het machtigste handelsblok in de wereld, is het aan haar geloofwaardigheid verplicht. In het begin van de jaren tachtig is het ons ook gelukt en hebben we acht tot negen miljoen arbeidsplaatsen kunnen scheppen. De mensen hebben er geen boodschap aan dat we toekijken en afwachten.

Dat vereist wel het vrijmaken van nieuwe middelen.

VAN MIERT : Omwille van de besparingen slagen de meeste landen er niet meer in om voldoende in hun infrastructuur te investeren. Het verhaaltje dat de privé-sector het allemaal alleen kan klaren, is natuurlijk nonsens. De Unie zou hier een deel van de taak van de nationale overheden kunnen overnemen.

En desgevallend geld lenen…

VAN MIERT : Waarom zou dat in de gegeven omstandigheden niet kunnen ? Als we ervoor zorgen dat de sluizen niet opnieuw worden openzet, moeten we de nationale overheden bij de financiering van hun investeringen een handje kunnen toesteken. Dat is toch geen zinloze discussie. Ik kijk met stijgend ongenoegen tegen de al te grote voorzichtigheid aan. Het is niet omdat er in het verleden een paar dingen fout gingen, dat we nu een soort bunkermentaliteit moeten cultiveren. Er mag geen tiende procentje inflatie bijkomen of er wordt al geroepen dat er een catastrofe op komst is. Laten we niet overdrijven en ons niet aan fetisjisme bezondigen.

Overigens, de eenheidsmarkt hangt structureel scheef. Een munt die op twee jaar tijd veertig procent van zijn waarde verliest, schept bij de anderen ontzettende problemen. Even ontwrichtend zijn de sociale dumpingpraktijken. Als daar geen eind aan komt gaat op de duur de gemeenschappelijke markt kapot.

Alle Europese problemen lijken aan elkaar gekoppeld. Is dat nog beheersbaar ?

VAN MIERT : Mede om die reden is dit de allergrootste uitdaging die we ooit hebben gekend. Er zijn nog crisissituaties geweest, maar nooit lagen er zoveel dossiers tegelijkertijd op tafel. Specifiek is ook dat er minder politieke wil is om de problemen aan te pakken en dat degenen die er wel tegenaan willen, minder manoeuvreerruimte hebben. Het uur van de waarheid komt nu snel naderbij.

Stevent de Unie op een open crisis af ?

VAN MIERT : Dat valt niet meer uit te sluiten. Ik hoop dat ik me vergis, maar als ik de trends zie, vrees ik het ergste.

Een crisis is nu waarschijnlijker dan een normaal onderhandeld compromis ?

VAN MIERT : Ik heb de neiging om dat inderdaad te geloven. Vroeger kon je de moeilijkheden nog vooruit schuiven, maar zelfs dat zit er niet meer in. De uitbreiding en de muntunie kun je immers niet verdagen. Deze keer is er geen ontsnappingsroute. Als iedereen dat beseft, herpakt men zich misschien.

En op het einde van de rit zit je met een kleiner Europa ?

VAN MIERT : Als het tot een open crisis komt, moeten degenen die bereid zijn om verder te gaan, hun verantwoordelijkheid opnemen. Het valt me trouwens op dat de echt gemotiveerden het stilaan op hun heupen krijgen. In België, in Duitsland, ten dele ook in Frankrijk heeft men er onderhand genoeg van dat enkelen het hele project blokkeren.

Komen er dan twee Europa’s, de serie A en de serie B ?

VAN MIERT : (zucht) Ja, dat zou kunnen. Het is tenslotte niet nieuw dat sommige landen verder willen gaan dan andere. Als we destijds naar de Britten hadden geluisterd, was er vandaag geen Europa. Ze waren vierkant tegen het Europa van de Zes en nu proberen ze iedereen die verder wil gaan te culpabiliseren. Iemand moet echter die motorfunctie vervullen. Nu eens is het de Frans-Duitse as, dan weer de Commissie. Zonder motor komen we in stagnatie en aftakeling terecht.

De Frans-Duitse as laat het de laatste tijd wel regelmatig afweten.

VAN MIERT : Hij komt echter opnieuw onder stoom. Bonn en Parijs beseffen dat ze elkaar nodig hebben, anders is de Europese Unie zo goed als veroordeeld. Een klein land kan dat misschien betreuren, maar dat is nu eenmaal de realiteit. We moeten echter opletten dat de grote landen de communautaire spelregels van de Unie blijven respecteren en de intergouvernementele werkmethodes, zoals Schengen, afbouwen. Die functioneren toch niet. Dan pas kan er over een Europa met een harde kern gepraat worden als het duidelijk is dat het communautair blijft. Ook in Frankrijk, vooral bij de gaullisten, hoor je zeggen dat de grote landen het voortouw moeten nemen en dat ze zich niet teveel om de instellingen moeten bekommeren. Het is een gevaarlijke illusie. Alsof Europa met zwakkere instellingen sterker kan worden. Dat is nonsens natuurlijk en ook voor de kleinere landen niet aanvaardbaar.

Even absurd is het idee om Europa door een soort Veiligheidsraad te leiden. Er is wel een Frans-Duitse samenwerking nodig en iedereen weet dat die landen een cruciale rol moeten spelen. Ze moeten echter aanvaarden dat de kleine landen voluit in de communautaire instellingen aan bod kunnen komen. Tot voor kort was de relatie tussen grote en kleine landen geen punt van discussie. Vandaag is het dat wel en ook dat illustreert hoe groot de verwarring is.

Is uw pessimisme wel terecht ? Europa kan toch niet kapot. Het beantwoordt aan zo’n evidente economische noodzaak dat het wel moet blijven bestaan.

VAN MIERT : Het zou onverstandig zijn om te geloven dat Europa niet meer stuk kan. Dat is een onjuiste inschatting van de realiteit. Als de dingen eens op de helling komen, gaat het meestal vrij snel. Vandaar de noodzaak om vooruit te gaan. Natuurlijk, moeten we onze situatie niet met die in ex-Joegoslavië vergelijken, maar we moeten er ons wel van bewust zijn dat Europa nog met gevaarlijk veel historische conflictstof zit. De vlam kan er onmiddellijk weer inslaan. Daarom moeten we stevige structuren hebben, zodat we met elkaar kunnen praten in plaats van op de vuist te gaan en weer in een duivelskring terecht te komen. De aanwezige springstof wordt onderschat en meestal wordt vergeten dat ook de lont nog niet is weggehaald. De controle is vlugger verloren dan men denkt.

Is dit geen argumentatie die vooral de oudere generaties aanspreekt ?

VAN MIERT : Ik denk dat je die boodschap nog altijd kan overbrengen. Na de Eerste Wereldoorlog dacht iedereen dat er nooit meer oorlog zou komen. Het was een vergissing. In Sarajevo hebben mensen eeuwenlang met elkaar samengeleefd en plotseling brak de hel uit. Een ontsporing valt nooit volledig uit te sluiten, dus moeten we maximale voorzorgen nemen. De Unie lijkt me dan ook de best mogelijke vredespolitiek voor Europa. Daarom werd ze in feite opgericht.

Paul Goossens

Karel Van Miert : Besparende lidstaten investeren onvoldoende in infrastructuur. De Unie kan ze tegemoet treden.

De Duitse kanselier Helmut Kohl met de Franse premier Alain Juppé : De aanwezige springstof wordt onderschat en de lont is niet weggehaald.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content