De regering herijkt het asielbeleid. Zonder mirakels of illusies, want het blijft mensenwerk. Het systeem kan morgen opnieuw kraken. Impressies van de chaos in de hoofdstad in dit helse jaar voor vluchtelingen en poortwachters.

LOS HET ZELF MAAR OP. “Duizend asielzoekers per maand? Dat moeten we kunnen dragen.” Het was gewezen minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP) die het Bob Pleysier, directeur van het Klein Kasteeltje, enkele jaren geleden voorrekende. Twaalfduizend in een jaar. Op tien miljoen Belgen geeft dat over tien jaar een bevolkingstoename van geen twee procent! Moet kunnen, toch in een zeer welvarend Europees land als het onze, ondanks alle crisisdenken en xenofobe politieke stemmingmakerij. Op korte tijd voltrok zich de wonderlijke deling van Tobbacks humanitaire rekenkunde: van 28.000 naar ongeveer 14.000 asielzoekers per jaar. De statistieken zagen er goed uit. Het uitgedokterde systeem liep gesmeerd.

“Anderhalf jaar heeft het gewerkt”, zegt Pleysier. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ), meer bepaald de Cel Dispatching aan North Gate II op de Brusselse Jacqmainlaan, stuurde asielzoekers netjes door naar het Klein Kasteeltje en de andere opvangcentra. Werd hun asielaanvraag ontvankelijk verklaard, dan konden ze hun knapzakje maken en zich aanbieden bij een OCMW ergens te velde. Werkt prima, als de vluchtelingen zelf een beetje meewillen, wat niet evident is als je geen van beide landstalen kent en de procedure met handen en voeten uitgelegd moet krijgen. Als er zich duizend en één dolenden per maand aandienen, en niet een vier- of vijfvoud daarvan. En als de gastheren en -vrouwen aan de poort, het personeel van opvangcentra en OCMW’s, het kunnen bolwerken. En als er niet te veel huisjesmelkers en andere humanitaire woekeraars op de loer liggen. En als…

Ach, het zijn iets te veel variabelen voor een systeem waarvan het slagen of falen een directe weerslag heeft op mensen, en niet alleen op tabellen. Als één schakel in deze ketting het begeeft, valt de rest. Humanitaire chaos is dan het gevolg. Chaos en improvisatie die een karikatuur maken van zelfs het beste plan van Binnenlandse Zaken. Zo’n jaar is het geweest voor vluchtelingen én poortwachters. En het ziet er niet naar uit dat een akkoord in de Wetstraat 16 over een hertimmerd asielbeleid daar snel verandering in zal brengen.

Het begon in de zomer van 1998 met het voorspel van de oorlog in Kosovo. “Ik herinner me nog dat ik op een zekere dag in mijn agenda schreef: ‘Het is de eerste keer dat Dispatching niet meer genoeg plaatsen vindt'”, zegt Pleysier. “Toen klapte het ineen, zat iedereen op het tandvlees.” In september stierf Sémira Adamu. Kort daarna maakten actievoerders zoveel stampei dat niemand nog langer kon doen alsof mensen zonder papieren niet bestonden. De blanco’s in de statistieken zag je plots op straat en op de televisie opduiken.

Het dodelijke kussentje, oorlogsvluchtelingen langs de Negende Linielaan, bezette kerken en scholen, en een jaar later opnieuw Kosovaren en andere Midden- en Oost-Europese gestranden op de parkeerterreinen en velden langs de E40 of in de buik van het Zuidstation. Het zijn evenzovele momentopnamen die veel emoties losweken en die vooral een idee geven van de chaos aan de poorten van ons land.

Het personeel aan de eerste poort begon noodgedwongen te improviseren, de rest moest volgen. Dispatching kon de stroom niet meer aan, en omdat al snel het Klein Kasteeltje en de andere opvangcentra dichtslibden begon de DVZ mensen rechtstreeks door te sturen naar OCMW’s. Die stuurden ze weer naar de Negende Linielaan. Dispatching begon dan mensen kriskras door elkaar naar het Klein Kasteeltje én naar de OCMW’s te sturen. Rijkswachtcombi’s reden op en neer met hun menselijke lading en de boordradio bood geen soelaas meer. Los het zelf maar op.

Pleysier: “Op den duur leegde de rijkswacht de busjes voor onze deur, belde aan en reed dan zo snel mogelijk weg, om discussie te vermijden. Want ze hadden wel een briefje van Dispatching maar ze wisten ook wel dat we vol zaten. Je kunt ze niets verwijten. Ze vragen zich zelf ook af waar de controles nog toe dienen. Onlangs hebben ze hier veertig mensen voor de poort afgezet. De meesten bleken eerder al eens te zijn toegewezen aan een OCMW. Maar ze werden opgepakt tijdens hun poging om naar Engeland te gaan.”

Zo begon geleidelijk aan alles te schuiven en werd het voor iedereen behelpen, van in de fase van de eerste elementaire opvang. Al ruim een jaar wordt er alleen nog nagedacht over brood en bed.

POORT GESLOTEN WEGENS ZENUWCRISIS. “Soms krijgen we van Dispatching in Brussel een fax met de aankondiging: ‘De familie Janssens zal zich morgen bij u aanbieden.’ Soms arriveren de mensen eerder dan de fax. Soms horen we helemaal niets van Brussel”, klinkt het in het OCMW van Temse dat vorige week een alarmerende brief schreef naar premier Guy Verhofstadt. Andere keren zijn ze daar in Temse dan weer gealarmeerd als vluchtelingen zich te goed voorbereid aandienen. “De laatsten die we hier binnenkregen, Bulgaren en Slovaken, hadden al een huurcontract op zak en voor sommigen was de borg zelfs al betaald. Waar hebben ze die middelen vandaan, vragen wij ons dan af Meestal zijn ze vergezeld van iemand die zich uitgeeft voor ’tolk’: auto, mobiele telefoon, vlot pak. We hebben al geprobeerd om hun identiteit te achterhalen, maar tevergeefs.”

Pleysier: “Je hebt OCMW’s die alles doen wat in hun macht ligt. Je hebt er die iedereen tweeduizend frank in hun handen steken voor de eerste dagen. En je hebt er die zeggen: ‘Zoek eerst maar een woning en kom dan eens terug.’ Je krijgt het hele gamma.”

In zo’n chaos krijgt de manier waarop de overheid probeert vast te houden aan de logica van het systeem en de bestaande procedures al snel iets kafkaïaans. In “normale abnormale” omstandigheden heeft minister van Maatschappelijke Integratie Johan Vande Lanotte (SP) gelijk als hij zegt dat de “illegalen” de asielzoekers niet mogen verdringen bij de opvang. Maar de gedachte is niets waard bij de poort: “Spreek daar het woord asiel uit en je bent geen illegaal meer.” Dechaos zorgt ook voor een bizarre paradox. “Het systeem komt onder druk door een te grote instroom van vluchtelingen. En als het systeem faalt, wordt de instroom nog groter. Voor mensen die weten dat er mazen in het net zitten, wordt het weer aantrekkelijk.”

Sinds kort is het weer wat rustiger in en rond het Klein Kasteeltje. Pleysier: “Het is cyclisch. Precieze verklaringen zijn er zelden. Na een piek volgen nieuwe maatregelen en dan neemt het weer af. Vandaag is er weer wat meer ruimte. Komt het door de drukte in de media? Dat sommige filières zich alweer verlegd hebben? Ik weet het niet. Maar in zijn geheel genomen heb ik deze toestanden nooit eerder meegemaakt. In augustus telde de Dienst Vreemdelingenzaken 4400 dossiers. Dossiers, dat betekent ongeveer 6000 mensen en dus bedden.”

Pleysier pendelde vorige week tussen het Klein Kasteeltje en het opvangcentrum in Sint-Pieters-Woluwe. Dat werd enkele maanden geleden geopend, volgend op de pieken van eind 1998. “Bedjes naast elkaar. Geen kastjes. Elke dag wat brood en alleen tijdens het weekend warm eten. ’s Morgens moet iedereen er weer uit, naar het OCMW of de DVZ, met het niet geringe risico dat ze enkele uren later weer voor de deur staan. Tweeëntwintig plaatsen zijn ook overdag permanent bezet, door vluchtelingen waarvan diverse instanties zeiden: Hou ze even bij.”

De directrice werd met vakantie gestuurd. Overspannen. Twee weken geleden verschanste het personeel zich op een dag in de eigen lokalen. Versuft en over hun toeren gingen ze erbij zitten. Voor het raam hingen ze een affiche: GESLOTEN. De rijkswacht joeg iedereen voor de deur weg. “Het gebonk op deuren en ramen, je moet het meemaken”, zegt Pleysier. “Sommige mensen zagen blauw en groen van de schrik.”

OM TE LACHEN: 100 MENSEN VOOR 23 BEDDEN. Vorst, Centrum voor Dringend Onthaal Ariane. Aan de overkant torent de al jaren leegstaande brasserie Wielemans boven de spoorweg uit. “Gigantische ruimtes daar”, zegt directeur Gilles Dethiou. In zijn eigen lokalen struikel je over meubilair en rondslingerend speelgoed. Je botst er op muren of mensen. Dethiou heeft een onhebbelijke gewoonte. Hij schaterlacht na elke zin, al vertelt hij niets grappigs. Ook Ariane speelt mee in de mensencarambole tussen DVZ, asielcentra en OCMW’s. Vooral die laatste doen wanhopig een beroep op het twintigtal opvangtehuizen van Brussel. De meeste daarvan zijn opgericht voor Belgen in nood. En ze hebben allemaal hun specialiteit. Sommige zijn uitsluitend bedoeld voor alleenstaande mannen, andere voor vrouwen. Nog andere voor drugsgebruikers, of voor jongeren alleen. Sommige bieden alleen nachtasiel. Op Brussels grondgebied zijn er maar vier tehuizen “voor iedereen”. En op papier is maar één daarvan bedoeld voor dringende opvang, en dat is Ariane.

Ook hier wordt er nu al ruim een jaar geploeterd. Heel boeiend vindt Dethiou de discussies over illegalen versus asielzoekers, en de vragen over filières en economische versus politieke vluchtelingen. Heel onderhoudend allemaal. “Maar hier zit je en er staat nu een mens voor de deur. Wat doe je? Dat is dan de enige vraag waar je binnen de kortste keren een antwoord op moet verzinnen.”

“Je hebt altijd pieken gehad in de vluchtelingenstroom. Maar het afgelopen jaar werd de uitzondering de regel. Het gevolg is dat iedereen verzuipt. Iedereen schuift de hete aardappel door naar iedereen. Niemand treft schuld, want iedereen draait even dol. We hebben drieëntwintig plaatsen. Onlangs belde de rijkswacht: of we honderd mensen onderdak konden geven?” Schaterlach.

De kleine ruimte in Ariane herbergt momenteel één familie kandidaat-vluchtelingen. En een paar mensen zonder papieren. De stroom dondert voorbij en Dethiou, zoals zovele anderen, kan niets meer doen dan met een bekertje water scheppen. Ariane sloot vorig jaar een samenwerkingsverband met Steunpunt Mensen zonder Papieren over een huisvestingsproject. Samen hebben ze een afspraak met andere opvangtehuizen en woongemeenschappen om elk één, twee of drie personen in een illegale situatie op te vangen. Gedurende één jaar kunnen ze een tiental mensen tegelijkertijd steunen met 250 frank per dag, voor een maximum van zes maanden per persoon. Een druppel.

En voor het overige hangen Dethiou en zijn medewerkers bijna permanent aan de telefoon om met OCMW’s zo kwaad en zo goed mogelijk een onderdak te vinden voor mensen die niet bij Ariane terechtkunnen. Samen op zoek naar een mens van goede wil tussen de huisjesmelkers. “Dan moet je geluk hebben dat je een eigenaar vindt die genoegen neemt met een morele borg. En dan nog. Vind je er zo één, dan kan het nog twee weken duren vooraleer de kandidaat zijn intrek kan nemen. Tegen dan kan die eigenaar zich al bedacht hebben.”

Of noch Ariane noch de OCMW’s dan een ultiem wettelijk wapen hebben om pandjesbazen tot inschikkelijkheid te dwingen? ” Si! Crier.” En met de deur al in de hand: “In het militair hospitaal van Neder-Over-Heembeek maakten ze eerst vijfentwintig bedden vrij, uit te breiden tot vijftig. Mag ik lachen, ja?” Het werden er vorige vrijdag dan toch 1200 extra voor het hele land.

ONS HELPT ONS: SOLIDARITEIT OP HET TROTTOIR. Molenbeek, het OCMW. Ze hebben daar weinig gemerkt van een toestroom de laatste weken en maanden. “Dat komt omdat ons quotum bereikt is. We krijgen geen asielzoekers meer toegewezen. Wel zitten er op ons grondgebied mensen die afhangen van andere OCMW’s.” Van Koekelberg bijvoorbeeld, rijker, dorpser en daarom vijandiger als omgeving. Je voelt je daar als vreemde sneller bekeken dan in de achterafstraatjes rond de Gentse Steenweg tussen het Canal de Charleroi en metrostation Ossegem. Daar treffen ontheemden ook allochtone Belgen zoals Khalid Al’Jattari, coördinator van jeugdhuis Centrum West, eigenlijk uitgegroeid tot een allround sociaal dienstenhuis.

In deze straten is er in de loop van de jaren een informeel circuit van solidariteit ontstaan. Zoals zich langs de E40 en de perrons van het Zuidstation een schaduwland vormt, naast het geregelde leven van de pendelende Belgen; zo is er in Molenbeek een sociaal netwerk ontstaan naast het autochtone vangnet. Ons helpt er ons. Met slecht behuisde vzw’tjes. In het Kosovaars café om de hoek, of enkele straten verder, in de parochie van de Protestantse Afrikanen. Daar wordt elke avond veel gekletst. ’s Zondags niet. Dan wordt er gezongen.

“Meer dan morele steun vinden vluchtelingen hier niet in de buurt”, zegt Khalid. “Het klinkt stom, maar die steun betekent vaak het verschil tussen dag en nacht. Niemand vlucht voor zijn plezier. Om het even wat de geschiedenis is van de meesten die hier neerstrijken, ze hebben allemaal een angoisse meegemaakt waar jij en ik ons geen idee van kunnen vormen.”

Emile getuigt. “Ik wilde ooit naar Brussel komen, maar ik had het me anders voorgesteld. Ik hoopte mij hier te kunnen komen specialiseren als arts en daarna terug te keren als een vrij burger naar Congo.” Het is anders gelopen. Zijn verblijf in België werd een juk. Je ziet het op niet één gezicht, maar het is er wel: het verschil tussen vrije keuze en noodzaak.

Emile was adjudant in het leger van Mobutu en studeerde geneeskunde. Omdat hij weigerde te verklikken en zich te laten inlijven bij het leger van Kabila, werd hij tot twee keer toe gearresteerd en mishandeld in de cel. Plaatselijk protest, van medestudenten en het Rode Kruis waarvoor hij vrijwilligerswerk deed, bracht hem telkens weer op vrije voeten. Maar de strop werd verder aangehaald. Familieleden werden gekoeioneerd, de universiteit sloot hem uit. Toen het boevenkarretje een derde keer voorreed, vluchtte hij naar een oom in de provincie. Die hielp hem het land uit. Hij vertrok met twee hemden, een broek en enige inderhaast bijeengeraapte bewijzen van zijn arrestaties. Ondanks die bewijzen werd zijn asielaanvraag geweigerd. “Op dezelfde dag werd in Congo mijn oudere broer gearresteerd. We zijn met acht thuis. Vijf daarvan zijn gevlucht. Mijn ouders en het jongste kind bleven thuis.” Het beroep is hangende.

“Je weet niet wat er van je moet worden. Je kunt alleen maar hopen dat je in afwachting van een vervolg op je toekomst een beetje goed terechtkomt”, zegt Madufuana Kimolo. “En daar komt veel toeval bij kijken, geluk.” Gruwelijk geluk soms, willekeur. Kimolo komt ook uit Congo. Hij werd in België geregulariseerd om humanitaire redenen: een ziek kind. En hij, en anderen, getuigen van nog meer toeval waardoor sommige vluchtelingen minder gelijk zijn dan anderen. Kimolo stak een grens over die er voor autochtone Belgen niet is: die tussen Koekelberg en Molenbeek. “Aan de ene kant is er intimidatie. De politie belt aan en zegt: ‘Haal je kinderen van straat of we zetten ze op een vliegtuig.’ En moet je kind dringend naar het ziekenhuis, dan stuurt het OCMW je eerst door naar de gemeente die je een afspraak geeft. Kom volgende week maar eens terug.”

Als kandidaat-vluchteling studeerde Kimolo sociale school. In 1997 begon hij met een ploegje vrijwilligers een Maison d’Enfants et des Jeunes Africains “La Pyramide”. Ze organiseren alfabetiseringscursussen voor volwassenen en naschoolse taken en ontspanning voor kinderen. Tenminste, voor die kinderen die ondertussen door bemiddeling van Kimolo of anderen een school gevonden hebben. Maar bovenal is ook deze vzw een bureautje voor noodgedwongen zelfhulp. Mensen zonder papieren komen er langs, en hun kinderen. De vzw krijgt tegenwoordig een paar duizenden franken van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Maar de huur voor het aftandse onderkomen van zijn vzw betaalt Kimolo met zijn eigen kinderbijslag. ” Enfin, ik sta al drie maanden achter met de huur. Burgemeester Philippe Moureaux heeft beloofd dat hij zou bemiddelen bij de eigenaar.” Telefoon en fax zijn al zes maanden afgesloten.

En zo bekwaamt men zich hier in Molenbeek verder in het zeer creatief zijn met verschrikkelijk weinig. Voor de tijd dat het duurt, tot de toekomst begint. De pas geopende Bottelarij nam Fouad Ahidar in de arm om “bruggen te slaan” tussen het hippe, toneelminnende Brusselse volkje en de sociale mix van leven en overleven die achter de oude gueuzefabriek begint. Ahidar is gewezen coördinator van Centrum West en werkt nu op het kabinet van Bert Anciaux. Als het van hem afhangt, krijgt het hippe volkje binnenkort drankjes geserveerd door vluchtelingen met of zonder papieren. En ook werkt hij aan de organisatie van een benefietavond ten voordele van Kimolo’s winkel én een tehuis voor oude Molenbekenaars.

On se debrouille“, zegt Khalid.

Enkele huizen voorbij Kimolo’s vzw stappen we een café binnen. We zijn al over de drempel als we merken dat het een supporterscafé van RWD Molenbeek is. Enkel autochtonen van middelbare leeftijd aan de toog, ooit veel spierballen maar nu vooral een beetje bezopen. We worden getaxeerd. Maar we krijgen onze koffie. En Khalid spreekt met twee woorden: “Hou het wisselgeld, meneer.” Dat ontdooit. Integratie, het hoeft niet altijd veel te kosten. Minder in elk geval dan de studie die Justitieminister Marc Verwilghen (VLD) wil laten uitvoeren en die nu al twee weken bron is van ongeloof en ontgoocheling in Molenbeek. “Niet weinig genaturaliseerde migranten hebben hier op Verwilghen gestemd”, zegt Khalid. ” Soit, we zijn nog altijd beter af dan de vluchtelingen.” Het derde leger, de schaduwbelgen.

EPILOOG. Vrijdag 24 september. De regering-Verhofstadt trekt de krijtlijnen van een nieuw asielbeleid. Kortere procedures, een nieuwe poort ter vervanging van North Gate II, hervatting van de uitwijzingen, iets doortastender regularisaties maar toch ook niet té. Ook op deze plannen kan eigenlijk geen hoera- of boegeroep volgen. Natuurlijk wordt België geen paradijs, natuurlijk wordt het geen hermetische burcht. Mirakels bestaan niet en, zolang dit een beschaafd land is, ook geen misdaden tegen de menselijkheid. In het menselijk verkeer van oost naar west of van zuid naar noord is er geen plaats voor naïviteit. En evenmin voor illusies. Niet van de vluchtelingen, niet van de “flinkse” bewindslieden die misschien al te lang – en vooral na elke crisis, zoals die rond Sémira Adamu – hebben willen doen geloven dat “alles onder controle” was.

Wat zou het? Het blijft mensenwerk. Er is alleen plaats voor nuchtere, doortastende toekomstwerkers, hier en ginder. Bob Pleysier: “Alle energie die de overheid in de Albanese vluchtelingen heeft gestoken, ware veel beter besteed in Albanië zelf. Dat is een pays mort. Natuurlijk lopen de mensen daar weg. Ik begrijp niet hoe de Europese Unie het niet kan opbrengen om wat geld in dat kleine landje te steken. Bemoeder het een beetje en dan zouden we nu niet moeten dweilen aan onze poorten. Maar ik zal wel naïef zijn.”

Foto’s: Patrick Despiegelaere

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content