Geen gezeur meer over integratie, alstublief: gelijke rechten, gelijke plichten is het enige beginsel waarop een multiculturele samenleving geschoeid kan zijn. Dat zeggen Tarik Fraihi en Dyab Abou Jahjah, twee ‘angry young men’ die aan een eigen emancipatiebeweging werken.

‘De Zwarte Zondag van 8 oktober een verrassing? Voor ons niet. We hadden al een half jaar van tevoren voorspeld dat het Vlaams Blok weer zou stijgen. En ik kan u nu al zeggen, ga zo door en het Blok zal blijven winnen. Het fundamentele probleem is: Vlaanderen is ziek. Vlamingen hebben een verkeerde basisattitude. Ze aanvaarden de diversiteit in de samenleving niet. Wie anders is, wordt niet als gelijkwaardig beschouwd. Voor u mag dat misschien wollig klinken, voor de allochtonen is het een keiharde realiteit.’ Tarik Fraihi (31) is voorzitter van het jongerencentrum Centrum West in Molenbeek en medewerker van de Federatie voor Marokkaanse Democratische Organisaties. Over enkele maanden studeert hij aan de VUB af als eerste Marokkaanse filosoof van Vlaanderen.

‘Boos zijn we niet. Je raakt er ook aan gewend. Vlamingen zijn nu eenmaal racisten, denk je dan. Dat is natuurlijk ook een verwerpelijk vooroordeel. Eigenlijk zijn we vooral sterk ontgoocheld in de democratische partijen. In plaats van in zichzelf te geloven, in hun eigen visie en ideologie, hollen ze het Vlaams Blok met zijn goedkoop populisme achterna. Zo reduceren ze het signaal van de kiezer tot het signaal van hooguit 33 procent van de kiezers. Zo laten ze het Vlaams Blok de agenda dicteren. Ons respect voor de inhoudelijke capaciteiten van een aantal politici is ook ernstig geslonken. Neem nu de verkiezingscampagne van Marc Van Peel in Antwerpen, die inspeelde op het zogenaamde onveiligheidsgevoel. Wat een gebrek aan inzicht! Filip Dewinter zegt toch altijd zelf dat het origineel beter verkoopt dan de kopie? Als het zo verder gaat, maakt het binnenkort niet meer uit of het Vlaams Blok ooit aan de macht komt – de andere partijen voeren zijn programma wel uit.’ Dyab Abou Jahjah doctoreert in de politieke wetenschappen aan de universiteit van Louvain-la-Neuve. Hij is voorzitter van Al Rabita, een vereniging die de belangen van Arabische migranten wil behartigen. Als medewerker van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen werkt hij aan de oprichting van een allochtone jeugdbeweging – die zou er moeten komen in september.

ALLOCHTONE STEMMENTREKKERS

De gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober hadden één duidelijke winnaar: het Vlaams Blok. Antwerpen beleefde zijn zesde Zwarte Zondag in successie. Het Blok behaalde er 33 procent van de stemmen, vijf procent meer dan in 1994. Filip Dewinter triomfeerde, want van zo’n succes had zelfs hij niet durven te dromen. Maar tegelijkertijd scoorden de allochtone kandidaten op de lijsten van de democratische partijen opmerkelijk goed. Fatima Bali (Agalev) behaalde 3.719 stemmen, het beste resultaat na lijsttrekster Chantal Pauwels en lijstduwster Mieke Vogels. Nahima Lanjri (CVP) kreeg 3.512 stemmen achter haar naam, en moest alleen lijsttrekker Marc Van Peel laten voorgaan.

Ook de minder of totaal onbekende allochtonen behaalden mooie cijfers. Bij de groenen deden vijf van de zes allochtone kandidaten het beter dan staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans (860 stemmen) en ex-parlementslid Hugo Van Dienderen (830 stemmen). Op de SP-lijst lieten vier van de vijf allochtonen ex-vakbondsleider en Vlaams parlementslid Robert Voorhamme (992 stemmen) achter zich en alle vijf scoorden ze hoger dan BV Carl Huybrechts (639 stemmen).

Nahima Lanjri en Fatima Bali waren kandidaat om schepen te worden in Antwerpen, maar vielen allebei uit de boot. Lanjri trok haar kandidatuur in omdat Van Peel onverwacht schepen wilde worden en Eric Anthonis nu eenmaal de geknipte kandidaat voor de portefeuille van Cultuur was. Fatima Bali won het op het Antwerpse partijcongres niet van Chantal Pauwels en Erwin Pairon. In de partij beschouwen velen haar veeleer als een uitstekende basismilitante dan als een bekwame bestuurster. Bali barstte voor de tv-camera’s in tranen uit. ‘Ik ben het beu anderen in een gouden koets naar het schepencollege te zien rijden, en voor mij blijven de bouletten over’, fulmineerde ze. Bali heeft intussen aangekondigd haar lidmaatschapskaart van Agalev niet meer te zullen vernieuwen.

Goed kennen ze elkaar niet, Fraihi en Jahjah. Ze hebben elkaar al weleens ontmoet tijdens een vergadering, een debat of een optreden. Maar allebei werken ze, ieder in hun eigen organisatie(s), ieder in hun eigen stad – respectievelijk Brussel en Antwerpen – aan hetzelfde doel: de ontvoogding van de allochtone gemeenschap in Vlaanderen. Het moet uit zijn met het paternalistische integratiebeleid van de Vlaamse overheid, waarbij van de allochtoon gevraagd wordt dat hij zich aanpast, inpast, inburgert, terwijl hij elke dag opnieuw zijn democratische basisrechten geschonden ziet. Dat is, kort samengevat, hun boodschap. Om Vlaanderen duidelijk te maken dat multiculturaliteit niet hetzelfde is als multiculinariteit, willen ze een allochtone emancipatiebeweging op gang brengen. Want gelijke rechten, gelijke plichten is voor hen het enige principe waarop een multiculturele samenleving kan worden gegrondvest.

DUBIEUS SPELLETJE

Over de kwaliteiten van Fatima Bali zijn hun meningen verdeeld. Fraihi wil haar het voordeel van de twijfel gunnen. Hij heeft veel meer respect voor haar dan voor ‘showkikkers als Mieke Vogels’ en hij vindt dat haar rol helemaal niet uitgespeeld hoeft te zijn. Jahjah daarentegen vindt dat Bali de allochtone gemeenschap meer kwaad dan goed heeft gedaan, door voortdurend de verkeerde thema’s – hoofddoeken, uithuwelijking, jeugddelinquentie – onder de aandacht te brengen. Haar uitval naar Agalev noemt hij ‘onwaardig en totaal onprofessioneel’.

Maar dat Bali noch Lanjri nu deel uitmaakt van het Antwerpse stadsbestuur is voor allebei meer dan een toevallige samenloop van politieke omstandigheden. ‘Het bewijst nog maar eens dat de partijen een heel dubieus spelletje spelen met allochtone politici in het algemeen’, zegt Fraihi. ‘Op een gegeven moment hebben de progressieve partijen de marktwaarde ontdekt van allochtone politici’, legt hij uit. ‘Want die brengen gigantisch veel stemmen op: democratische geesten die een sterk signaal tegen extreem-rechts willen geven, kiezen vaak voor een allochtoon, louter omdat het een allochtoon is. De partijen zijn actief allochtonen gaan rekruteren. Maar normalerwijze moet het andersom gaan: iemand heeft politieke ambities, omdat hij bepaalde concrete doelstellingen wil bereiken, en stapt daarom naar een partij. Veel allochtone kandidaten waren voorheen niet eens politiek geïnteresseerd.’

Jahjah verwijt de partijen een gebrek aan verantwoordelijkheid. ‘Ze hebben mensen binnengehaald die wel een goede vriendenkring hebben, maar een absoluut gebrek aan politieke visie. Mensen die in het openbaar niet eens hun mond durven open te doen. Sommigen van hen zijn nu verkozen. Moeten zij onze belangen behartigen? Natuurlijk moeten we ook de hand in eigen boezem steken, want allochtonen stemmen voor allochtonen. Maar het opportunisme van die partijen gaat toch erg ver. Of moet ik nog cynischer zijn? Misschien hebben ze liever een allochtoon zonder persoonlijkheid? Dat schept vast minder problemen.’

Volgens Fraihi zijn de kandidaten daarom niet altijd zwak, maar nemen de partijen allochtonen niet ernstig genoeg. ‘Ze worden vaak louter als mascotte gebruikt, ook als ze heel wat meer in hun mars hebben. Ze worden paternalistisch bejegend en mogen zich zelden bezighouden met de belangrijke dossiers. De echte politieke beesten in de allochtone gemeenschap willen zich daar niet toe lenen. Die houden zich buiten de partijpolitiek. Want als je weet hoe het spel nu wordt gespeeld, speel je liever niet mee. Dan maak je je eigen spel.’

HET MECHANISME VAN DE MACHT

Macht, daar gaat het uiteindelijk om, stellen Fraihi en Jahjah. Politicoloog Jahjah: ‘Ik ben geen Realpolitiker, maar wel een realist in de politiek. De democratie is een systeem van checks and balances dat door machtsdeling machtsmisbruik voorkomt. Maar de allochtone gemeenschap heeft geen toegang tot de instellingen die die democratie gestalte geven. Een zwakke groep die niet vertegenwoordigd is in de machtsorganen wordt zeer gemakkelijk slachtoffer van machtsmisbruik. Van onderdrukking, als je het zo wilt noemen. En dat is geen complottheorie, het is gewoon een beschrijving van het mechanisme van de macht.’

Macht verwerven is nu dan ook de eerste opdracht van de allochtone gemeenschap. Fraihi: ‘Dat kan alleen maar door een echte krachtsverhouding tot stand te brengen. Als allochtone politici een sterke achterban achter zich zouden hebben, die zelfbewust is en weet waarover het gaat, die te mobiliseren is, dan zouden ze veel sterker staan. Maar die achterban moet hechter zijn dan de virtuele achterban van alle mensen die ooit op je gestemd hebben. We moeten ervoor zorgen dat we als groep naar buiten kunnen treden – om op tafel te kloppen, te onderhandelen, compromissen te sluiten.’

‘Op dit moment zit onze emancipatiebeweging nog in een vrij embryonale fase. De beweging wordt getrokken door de allochtone zelforganisaties en de federaties waarin ze verenigd zijn. Eigenlijk willen we nu liefst even met rust gelaten worden. Wij willen nu ons ding doen. Op het moment dat we zelf sterk genoeg staan, kunnen we allianties aangaan met autochtone organisaties en bewegingen. Dat moet ons in staat stellen om zwaarder op de politieke agenda te wegen. Want we blijven numeriek natuurlijk altijd een kleine minderheid. Een eigen politieke partij zou dus niet veel zin hebben. Experimenten zoals Merci en Noor in Brussel hebben in het verleden trouwens al bewezen dat dat toch niet lukt.’

Een politieke beweging of pressiegroep acht Fraihi mischien wel nuttig. Die zou druk kunnen uitoefenen op politieke partijen zonder zelf electorale aspiraties te hebben. ‘Ons gaat het om de inhoud: krijgen wij ons ding erdoor? Agalev heeft in het verleden bewezen, en het Vlaams Blok doet het nog iedere dag, dat je daarvoor niet per se deel hoeft uit te maken van het beleid.’

Jahjah gelooft niet in een eigen politieke partij, noch in een allochtone politieke beweging. ‘Allochtoon-zijn is geen ideologie. Een allochtoon is ook liberaal, of socialist, of religieus-conservatief of ecologisch. Of apolitiek. Zo’n politieke beweging of partij zou dus hooguit een tijdelijk project kunnen zijn, in de strijd voor basisrechten. Zodra die verworven zijn, zou iedereen weer zijn eigen weg moeten gaan.’

Belangenbehartiging, het stimuleren van het verenigingsleven, de uitbouw van een eigen sociaal netwerk vindt Jahjah efficiëntere middelen om het doel van gelijkberechtiging te bereiken. ‘Met een beweging die zich politiek noemt bereik je alleen een elite, sprokkel je misschien een paar duizend mensen bijeen. Maar echte slagkracht zullen die je niet geven. Kijk naar de Vlaamse civic society, dan zie je hoe belangrijk het verenigingsleven, de jeugdbewegingen, het veelbesproken “middenveld” is. Dáár ontwikkel je persoonlijkheid, leg je contacten, smeed je banden, vorm je kaders. Wij hebben kritiek op de politieke partijen omdat ze vaak zwakke allochtone kandidaten rekruteren. Maar zij kunnen de bal gemakkelijk terugkaatsen: “Geef ons dan sterke kandidaten!” Oké, laten we daar werk van maken.’

INTEGRATIE: EEN PROVOCATIE

Een allochtoon vragen te integreren is hem provoceren en affronteren, zo menen Fraihi en Jahjah. ‘In andere landen heeft het begrip integratie een positievere betekenis gekregen. Maar de manier waarop Koninklijk Commissaris voor de Migranten Paula Dhondt het hier heeft ingevuld, vind ik absoluut verwerpelijk. Integratie werd hier altijd gezien als een tussenfase op weg naar volledige assimilatie. De integratie was pas geslaagd als er geen enkel verschil meer was tussen de Vlaming en de allochtoon, zelfs niet op cultureel gebied. Het was niet alleen een onrealistisch maar ook een zeer ondemocratisch uitgangspunt’ betoogt Jahjah. ‘Integratie werd ook als voorwaarde gesteld om aanspraak te kunnen maken op basisrechten. Volgens internationale mensenrechtenverdragen hoef je anders alleen maar mens te zijn om recht te hebben op gelijke rechten.’

‘Het gaat niet om integratie maar om organisatie’, stelt Fraihi. ‘Hoe organiseren we de samenleving, de publieke ruimte, zodat iedereen, welke levensbeschouwing hij ook heeft, er zich goed kan voelen? Wel, voor alles, op alle terreinen moet gelden: gelijke rechten, gelijke plichten. In de Belgische grondwet zou niet moeten staan Alle Belgen zijn gelijk voor de wet, maar, naar Nederlands voorbeeld, Alle inwoners van België zijn gelijk voor de wet.’

De Snel-Belg-wet mag de naturalisatie voor allochtonen dan al veel eenvoudiger hebben gemaakt, gemeentelijk stemrecht blijft voor Jahjah en Fraihi een belangrijke eis. Jahjah: ‘Als je jezelf een democraat wilt noemen, en zeker als je een liberale democraat bent, moet je het principe no taxation without representation respecteren. Wie belasting betaalt, moet kiesgerechtigd zijn. Of kiesplichtig, dat is mij om het even.’ Fraihi noemt de strikte band tussen stemrecht en nationaliteit een achterhaald idee. ‘Tegenwoordig kun je in heel wat clubs meespelen zonder lid te worden. Vroeger moest je ook Belg zijn om aandelen van de Société Générale te kunnen kopen. Dat is nu toch ook niet meer zo?’

Maar stemrecht is niet voldoende. In alle sectoren van de samenleving moet ‘het apartheidsdenken’ worden aangepakt. ‘Want wat moeten we de gewone mensen verwijten dat ze racistisch zijn, als ook overheidsinstellingen, bedrijven, scholen naar hartelust discrimineren?’ aldus Fraihi. ‘Zou het niet normaler zijn dat het personeel in overheidsdiensten zoals de post, de gemeentediensten, de politie een afspiegeling was van de samenstelling van de bevolking? Is het niet onvoorstelbaar dat allochtone zelfstandigen een beroepskaart die hen 13.900 frank kost moeten aanschaffen om een zaak te mogen beginnen?’

‘En waarom is er wel een spreidingsbeleid om de vorming van allochtone concentratiescholen tegen te gaan, maar niet om autochtone concentratiescholen open te breken? Nu werkt het spreidingsbeleid alleen maar averechts: allochtone leerlingen verlaten wel de ene school, maar mogen de andere niet in. Het beste is natuurlijk dat hele beleid af te schaffen en er gewoon voor te zorgen dat iedere school fatsoenlijk onderwijs kan aanbieden – daar is het tenslotte een school voor. Geef de directies daar middelen en mensen voor. En de ene school kan misschien een extra taalleerkracht gebruiken, terwijl de andere school behoefte heeft aan een extra kracht om de leerlingen een interculturele houding bij te brengen.’

Fraihi wil voor beide gemeenschappen één uitzondering maken op het gelijkheidsprincipe: ‘Voor de allochtone minderheid moet er een beleid van positieve actie worden gevoerd om hun sociaal-economische achterstand weg te werken. En de autochtone meerderheid heeft dringend een positieve actie nodig om af te raken van haar xenofobie en de diversiteit in de samenleving te leren aanvaarden. Die twee uitzonderingen op de gelijkheidsregel moeten de gemeenschappen naar elkaar toe doen groeien.’

Dat de Vlamingen hun migrantenbeleid én hun basishouding tegenover de allochtone gemeenschap grondig moeten bijsturen, dat zeggen ook de meeste autochtone ‘migrantologen’ intussen. Maar moeten Fraihi en Jahjah dan ook niet de moed hebben om de fouten van de eigen gemeenschap te erkennen? Fraihi stelt dat de allochtonen ook aan hun eigen taboes moeten werken. ‘In ons jeugdcentrum werken wij veel rondom criminaliteitspreventie. Ik heb zelf een opiniestuk geschreven waarin ik zeg dat allochtone vrouwen niet als visa voor mannen uit de landen van de herkomst mogen worden beschouwd. Uiteindelijk zijn dat interne aangelegenheden. Maar ik pik het niet dat autochtonen onze zwakke plekken, de gevoelige punten waarin wij onszelf proberen te emanciperen, precies aangrijpen om onze emancipatie af te blokken.’

ONVEILIGHEID : EEN URBAN LEGEND

Jahjah wil niet verder gaan dan de allochtonen een gebrek aan politiek bewustzijn aan te wrijven. ‘De eerste generatie heeft het te druk gehad met werken en overleven, de tweede is voortdurend gediscrimineerd. Wat zal ik hen dan verwijten gaan maken?’ Ach ja, de klachten over de hoge criminaliteit bij allochtone jongeren. Jahjah noemt ze urban legends. ‘Natuurlijk zorgen onze jongeren weleens voor overlast, natuurlijk zijn er ook bij ons kleine crimineeltjes. De jeugd tast nu eenmaal grenzen af. Het feit dat onze jongeren zich door niemand gewaardeerd voelen en weinig toekomstperspectieven hebben, helpt ook niet echt om hen binnen de lijnen te houden.’

‘Dat er spanningen in de wijken zijn, dat weet ik wel. Maar om te zeggen dat er een algemene onveiligheid heerst? België blijft natuurlijk een van de veiligste landen ter wereld. Academisch onderzoek heeft trouwens uitgewezen dat er geen speciaal verband bestaat tussen allochtonen en criminaliteit, maar dat een allochtoon voor dezelfde feiten wel tien keer meer kans loopt om gearresteerd te worden dan een autochtoon. Onveiligheid, dat voelen wij, allochtonen. De mensen staan er niet bij stil wat het betekent te weten dat ten minste eenderde van je stadsgenoten je liever kwijt dan rijk is. Daar zijn louter statistisch bekeken ook heel wat dokters bij, brandweerlui, ambulanciers, politieagenten – mensen op wie je in een noodsituatie misschien een beroep moet doen. Ik kan u verzekeren dat dat geen prettig idee is.’

ARABISCHE TROTS

Arab Pride noemen sommigen de nieuwe dynamiek binnen de allochtone gemeenschap al. En Fraihi, Jahjah en hun geestesgenoten worden weleens de Arab Panthers genoemd. Ze laten zich de vergelijking wel aanleunen, al beklemtonen ze meteen dat ze geen paramilitaire groep zijn. ‘Maar we zijn inderdaad trots op wie we zijn. Op onze geschiedenis en onze cultuur. Geen probleem hebben met wie je zelf bent is een basisvoorwaarde om met anderen in dialoog te kunnen treden’, zegt Jahjah.

Dat zoveel zelfbewustzijn angst inboezemt wil hij graag geloven. ‘Ik woon lang genoeg in Vlaanderen om te weten dat de woorden “Arabisch” en “islamitisch” alleen al de mensen onmiddellijk doen denken aan fundamentalisme en extremisme en exploderende vliegtuigen. Maar misschien wordt het wel tijd om de zaken nuchterder te bekijken, om in te zien dat onze Arab Pride ook een kreet is voor meer democratie.’

‘Als je een bevrijdingsstrijd voert, is het heel belangrijk om een sterk zelfbewustzijn te hebben’ vindt Fraihi. ‘Je moet weten wie je bent, wat je positie is, wat je kunt en wat niet. Niet alleen als individu, maar ook als groep. Je moet zoeken naar wat je als groep bindt. Kijk naar de vrouwenemancipatie. Vrouwen stelden zich ook vragen over wat dat nu precies was, vrouw te zijn.’

Jahjah: ‘De integratiepolitiek heeft bij een aantal jongeren een minderwaardigheidscomplex teweeggebracht. Integratie betekent voor een allochtoon in essentie: je mag niet blijven wie je bent, je moet anders worden. Onze jongeren hebben die retoriek voor een stuk geïnterioriseerd. Door nu te hameren op onze Arabische trots willen we dat underdog-gevoel neutraliseren.’

‘We stellen het etnisch-culturele centraal in onze beweging. Maar begrijp mij goed: met racistische of etnocentrische ideeën hebben wij niks te maken. Arabieren behoren niet eens tot één ras, je hebt ze in blanke en in zwarte uitvoering. Wij zeggen gewoon dat wij een etnisch-culturele identiteit hebben. Je kan ons meestal herkennen op straat. We spreken naast het Nederlands ook een andere taal. En we hebben een andere cultuur – die niet dezelfde is als die in onze landen van herkomst, maar zeker ook niet dezelfde als de autochtone cultuur. Dat etnisch-culturele verschil wordt nu aangewend om ons te discrimineren. Daartegen voeren wij strijd. Dat verschil moet erkend worden, maar moet voorts een neutraal maatschappelijk gegeven zijn. Zodra wij dat hebben bereikt, hoeven we onze Arab Pride niet meer zo in de verf te zetten.’

‘Je identiteit is niet meer of niet minder dan het verhaal dat je over jezelf vertelt’, zegt de filosoof Fraihi. ‘Te veel allochtonen hebben een negatief verhaal, een negatief zelfbeeld. Dat verlamt hen, of erger nog: zet hen aan tot negatieve actie. Wij willen hen een positieve ingesteldheid geven door hen rolmodellen aan te reiken en door hen vertrouwd te maken met hun eigen traditie en cultuur.’

‘In Centrum West vroeg ik eens aan een klein meisje of ze een sprookje kende. Ze begon Sneeuwwitje te vertellen. Ik zei, nee, een Arabisch sprookje. Ze keek beteuterd. “Wij hebben dat niet, sprookjes.” Toen ik haar over Aladdin vertelde, was dat kind in de wolken.’

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content