In Kortrijk ging minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) met SP-Kamerlid Renaat Landuyt een confrontatie aan over enkele historische hervormingen van het gerecht.

OMDATOOK DE Kamer van Volksvertegenwoordigers wel eens de indruk wil wekken dat zij niet de stemautomaat van de regering is, interpelleerden zes leden van de bevoegde Kamercommissie vorige week woensdag minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) over de ?Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie.” Met dit pact, dat de minister van Justitie en zijn departementshoofd op donderdag 29 februari ondertekenden met vertegenwoordigers van de advocatuur, de magistratuur, de griffiers, de secretarissen en het personeel van hoven en rechtbanken, kunnen voor het eerst een aantal raderwerken binnen het gerechtelijk apparaat schoongemaakt en bijgesteld worden. Zoals hier daags voor de ondertekening uit de doeken gedaan, wordt daarbij van de actoren wel een en ander verwacht (zie kader).

De zes soms toch wel slecht of oppervlakkig geïnformeerde Vlaamse interpellanten in de Kamercommissie voor Justitie konden alvast zeggen dat zij zich als parlementairen door de justitieminister miskend voelen en dat zij zo hun twijfels hebben bij de Gemeenschappelijke Intentieverklaring. Zowel de woordvoerders van de VU en de VLD als van de SP-coalitiepartner stelden zich namelijk vragen over de Unterlagen van dit pact en over de representativiteit van de vertegenwoordigers met wie De Clerck het afsloot. Daarom worden de besprekingen in de Kamercommissie voor de Justitie volgende week woensdag verder gezet. Op aandringen van Kamerlid Patrick Dewael (VLD) én van zijn collega Renaat Landuyt (SP) gebeurt dat misschien zelfs met de ondertekenaars van de Gemeenschappelijke Intentieverklaring en (nadien ?) met andere representatieve organisaties. Daarbij wordt dan onder andere gedacht aan Magistratuur en Maatschappij (M&M), een pluralistische denktank van (zelf-)kritische magistraten. In een brief aan de minister van Justitie deden zij al op 10 november 1995 een reeks intussen gedeeltelijk in het pact opgenomen voorstellen. Omwille van het profiel van heel wat verkozenen van de Nationale Commissie voor de Magistratuur, staat M&M overigens inhoudelijk sterker. Al blijft het zeer de vraag of deze denktank principiëel ook kandidaten naar voren wil schuiven voor de nog op te richten Federale Adviesraad van de Magistraten.

CONFRONTATIE.

Inmiddels geraakten de medewerkers van de betrokken ministeriële kabinetten eind vorige week omzeggens klaar met het wetsontwerp ter institutionalisering van het college van procureurs-generaal en van de federale magistraten. De ministerraad zal zich daar eerstdaags over uitspreken. Op jarenlang aandringen van de SP wil de regering immers de strafvervolging in de ressorten van de vijf procureurs-generaal en a fortiori van de 27 procureurs des konings eensluidend maken. Want helpt het zogeheten pact de raderwerken van het gerecht aan een eerste onderhoudsbeurt, dan moet het voor het eerst in de geschiedenis geïnstitutionaliseerde college van procureurs-generaal al die klokken ook nog op elkaar afstemmen.

Ook daarover is het verschil in benadering tussen CVP en SP soms subtiel maar toch wel fundamenteel. Zonder dat iemand anders dan Renaat Landuyt daar heel even op inging, vatte volksvertegenwoordiger Tony Van Parys (CVP) vorige week woensdag in de Kamercommissie het standpunt van zijn partij nog eens langs zijn neus weg samen. Twee dagen voordien viel de verschillende benadering van beide regeringspartijen des te meer op tijdens het publiek debat tussen Stefaan De Clerck en Renaat Landuyt in de Kortrijkse Centrale voor Socialitisch Cultuurbeleid. Ingewijden stelden er zelfs vast dat de confrontatie de discussies binnen de interkabinettenwerkgroep haarscherp afspiegelde.

RENAAT LANDUYT : De SP wil zo vlug mogelijk duidelijkheid over het onderscheid tussen de zittende magistratuur, waartoe rechters en raadsheren behoren, en anderzijds de leden van de parketten en de parketten-generaal, die tot de staande magistratuur behoren, maar die volgens ons zelfs geen magistraten zijn. Wij willen de zaken vooralsnog niet op de spits drijven, maar er moet in ieder geval een veel duidelijker onderscheid gemaakt worden tussen de zetel en het parket. In een democratie is het toch onvoorstelbaar dat de leden van het parket, die bepalen welke misdrijven in het bijzonder vervolgd worden, zich niet hoeven te verantwoorden.

Al in april 1990, bij het afsluiten van het parlementair onderzoek naar de bestrijding van het banditisme en terrorisme, drongen wij aan op een systeem waarin ook de procureurs-generaal en de parketmagistraten ter verantwoording kunnen geroepen worden. Volgens het huidige regeerakkoord zullen zij moeten werken in samenspraak en onder de leiding van de minister van Justitie. Die kan tenminste geïnterpelleerd worden. Tot nog toe is het al te makkelijk. Als lid van de uitvoerende macht kan de minister de scheiding der machten inroepen, zodoende de rechterlijke macht zijn gang laten gaan en het parlement wandelen sturen. De SP denkt daarentegen dat de rechtsonderhorige in een democratie zijn woordje te zeggen moet hebben over het vervolgingsbeleid dat de procureurs-generaal voeren ; uiteraard los van de behandeling van de individuele dossiers, waarin de onafhankelijkheid van de procureur evenals die van de rechter gevrijwaard blijft.

Het college van procureurs-generaal en de minister van Justitie moeten echter, in overleg met het parlement, beleidslijnen uitstippelen die bepalen welke misdrijven al dan niet vervolgd worden en hoe dat gebeurt. In afwachting dat ook die wetsontwerpen worden voorgelegd, vrees ik dat een Gemeenschappelijke Intentieverklaring of een pact ons niet veel verder helpen.

STEFAAN DE CLERCK : Toch blijft het vreemd dat u een pact aanvecht dat een hele reeks agendapunten uit het regeerakkoord kan helpen verwezenlijken.

LANDUYT : Ik vind het vooral vreemd dat rechters en raadsheren een Gemeenschappelijke Intentieverklaring ondertekenen waarin staat hoe zij het regeerakkoord gaan uitwerken. Als dat het nieuwe pact wordt, dan heb ik mijn twijfels. Daarom blijf ik herhalen dat dit pact slechts zin heeft als ook de wetgever daarin opgenomen wordt. Zoniet maakt het zelfs geen kans.

DE CLERCK : Bij de bespreking en de goedkeuring van de wetsontwerpen, die nodig zijn om het pact gestalte te geven, wordt het parlement vanzelfsprekend betrokken. Anderzijds moet de politiek inderdaad ook het algemeen strafrechtelijk beleid bepalen. Dit is de wezenlijke stelling van het regeerakkoord. En als dit tot op heden niet gebeurde, dan is het de fout van het parlement en ook wel eens van de vorige ministers van Justitie. Mede daarom kunnen wij de procureurs-generaal moeilijk verwijten dat zij destijds die verantwoordelijkheid dan maar op zich namen. Het is echter niet zo eenvoudig om enerzijds de bevoegdheden van de politici en anderzijds die van de procureurs-generaal af te bakenen. De formulering van het algemeen strafrechtelijk beleid behoort zeker tot de politieke verantwoordelijkheid. En als de procureurs-generaal terzake niet tot een gezamelijk akkoord komen, heeft de politiek voldoende mogelijkheden om te bepalen welke beleidslijn moet gevolgd worden. Wij kunnen mogelijk wel in nesten geraken bij de toepassing van die algemene richtlijnen op het terrein. Het wordt dus even wennen voor elke substituut-procureur des konings zijn individueel optreden afstemt op het algemeen strafrechtelijk beleid, zoals dat in het college van procureurs-generaal zal uitgestippeld worden.

Ik zeg dat het strafrechtelijk beleid wel degelijk door de minister van Justitie wordt bepaald, zij het in overleg met de procureurs-generaal. Daarmee ga ik dus een stap verder dan wat letterlijk in het regeerakkoord staat. Al geeft ook dat aan dat de politiek het strafrechtelijk beleid bepaalt. Dit lijkt mij echter al lang geen knelpunt meer. Daarentegen zullen ongetwijfeld discussies rijzen bij de implementatie van deze nieuwe aanpak. Ik zal mij in elk geval verzetten tegen een mogelijke tendens om de minister verantwoordelijk te stellen voor elke mogelijke handeling van een procureur.

LANDUYT : Wij zijn het bijna eens met elkaar. De vijf procureurs-generaal kunnen wel onderlinge afspraken maken, maar als elk van de 27 procureurs des konings zijn of haar gedacht wil doorvoeren, dan geschiede dat zo. Dus willen wij er, altijd volgens het regeerakkoord, voor zorgen dat de instructies van de procureurs-generaal nageleefd worden en dat de minister van Justitie de knoop kan doorhakken, mochten zij niet overeenkomen. Enkele weken geleden was dat nog niet zo duidelijk. Nu stel ik met genoegen vast dat de minister van Justitie en de SP op dezelfde golflengte zitten.

DE CLERCK : Anderzijds wordt, op vraag van dezelfde SP, in het regeerakkoord aangedrongen op een herdefiniëring van de relatie tussen de parketten-generaal en de parketten in eerste aanleg, met het oog op een grotere autonomie van deze laatsten. Dit kan dus wel in tegenspraak zijn met het federaal eenvormig vervolgingsbeleid dat wij nu bepleiten.

LANDUYT : Er is geen contradictie. In een land zoals België zouden wij alle parketten het beste versmelten tot één groot vervolgingsapparaat. Precies daardoor zouden de parketten politieel efficiënter kunnen optreden en rekwireren.

DE CLERCK : Daar ga ik zeker niet mee akkoord.

LANDUYT : Neem als voorbeeld : de strijd tegen het gebruik van groeistimulatoren bij de vetmesting van vee. De problemen die daarbij opduiken, liggen al lang niet meer bij de politie maar bij het afbakenen en uitschrijven van de gerechtelijke opdrachten. Laten wij dus bij de bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit, federale procureurs installeren die tenminste over het hele grondgebied bevoegd zijn. In het regeerakkoord wordt trouwens aangedrongen op nationale magistraten die onder andere in staat moeten worden gesteld om voor welbepaalde dossiers over heel het grondgebied de publieke vordering uit te oefenen. Nu zijn er enerzijds twee federale procureurs en is er anderzijds één enkele federaal coördinerend procureur ter bestrijding van de hormonenhandel. Maar zij kunnen slechts iedereen rond de tafel brengen in de hoop dat iedereen dan ook nog kan en wil samenwerken. De strijd tegen bepaalde vormen van criminaliteit zou echter pas efficiënt worden, als deze procureurs daartoe ook wettelijk bevoegd worden en niet langer gebonden zijn aan gerechtelijke structuren uit de tijd van de postkoets en de ganzenveer.

DE CLERCK : Ik stel vast dat wij het eindelijk eens zijn over de rol van het college van procureurs-generaal en over de absolute scheiding die moet bestaan tussen het algemene en het individuele vervolgingsbeleid. Toch kan ik mij moeilijk verzoenen met uw centralistische en zowaar dirigistische visie op het parket. Enerzijds beoogt u federaal bevoegde procureurs en tegelijk zou u willen dat de minister van Justitie zijn wil opdringt, zij het na overleg met de procureurs-generaal. Voor een dergelijk centralistisch denken moeten wij ons hoeden. De Gemeenschappelijke Intentieverklaring tussen de Actoren van Justitie beoogt precies dat alle betrokken op hun respectieve domeinen hun verantwoordelijkheid opnemen, zonder dat zij voordurend door de minister of door een federale magistraat gekapitteld worden. Stel u eens voor dat alle belangrijke gerechtsdossiers in België door een federaal georganiseerd parket zouden behandeld worden, dan moeten wij daar een aantal supermensen installeren en de andere laten verkommeren. Ik pleit er daarentegen voor om zoveel mogelijk magistraten zelf in staat te stellen zo nodig coördinerend op te treden en overleg te plegen met collega’s uit andere ressorten.

LANDUYT : Nu wij het erover eens zijn dat de minister van Justitie zijn rol moet spelen bij het bepalen van het strafrechtelijk beleid, groeit er blijkbaar een tweede mythe. Als wij het hebben over een nationale bevoegdheid voor het parket, wordt nu opgeworpen dat die federale magistraten binnen de korste keren onder de dossiers zullen bezwijken. Dat beogen wij niet. Wel dat een procureur in zijn onderzoek niet langer mag gehinderd worden door de grenzen van zijn gerechtelijk arrondissement.

DE CLERCK : Kan u zich voorstellen wat het zou betekenen, mochten alle 27 procureurs des konings over het hele land bevoegd zijn en dat, bijvoorbeeld, een substituut-procureur van Kortrijk ineens in Aarlen en dus in het ressort van een ander Hof van Beroep zou opduiken. Dan pas zullen de bevoegdheidsconflicten opduiken.

LANDUYT : En toch zal dat ooit moeten kunnen. Leg nu maar eens aan de bevolking uit welke beslommeringen de huidige opsplitsing in gerechtelijke arrondissementen met zich meebrengt. Een federale parketstructuur daarentegen zou in tijden van Europese samenwerking toelaten een korps uit te bouwen waarin lijn en leiding zit. Wij denken zelfs verder en zouden het gerechtelijk onderzoek veeleer door die federaal bevoegde vervolgers laten voeren. De onderzoeksrechter zou dan slechts tussenkomen als de rechtmatigheid van bepaalde onderzoeksdaden moet beoordeeld worden. Maar ik begrijp dat deze discussie pas later kan gevoerd worden.

Frank De Moor

Met in het midden Stefaan De Clerkc poseren (van links naar rechts) de procureurs-generaal André Van Oudenhove (Brussel), Georges Demanet (Bergen), Léon Giet (Luik), Roger Van Camp (Antwerpen) en Frank Schins (Gent) : nieuw samenwerkingsverband.

Stefaan De Clerck bracht in zeven maanden tijd al meer in beweging dan zijn voorganger in zeven jaar.

Renaat Landuyt bewaakte in de voorbije jaren de SP-lijn ten overstaan van de rol van de procureurs-generaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content